ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ3575

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.082.952
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pellis
  • A. van Teeffelen
  • J. van Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gesloten plaatsing van minderjarige in jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de gesloten plaatsing van de minderjarige [X.] in een jeugdzorginstelling, De Vliethove. [X.] is sinds 23 februari 2010 onder toezicht gesteld door de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant en is op grond van een machtiging uit huis geplaatst. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 23 februari 2012. De minderjarige heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Breda van 11 februari 2011 te vernietigen, waarin de stichting opnieuw machtiging is verleend tot zijn gesloten plaatsing. Het hof heeft op 4 mei 2011 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de stichting zich actiever moet opstellen in het vervolg van de hulpverlening na de gesloten setting. Het hof heeft vastgesteld dat de stichting te lang heeft getalmd, waardoor [X.] onnodig in zijn vrijheid is beperkt. De stichting heeft geen deugdelijk alternatief geboden voor de gesloten plaatsing, ondanks eerdere oproepen van de rechtbank om tot concrete maatregelen te komen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar de periode van gesloten plaatsing tot 11 mei 2011 bekrachtigd. Het hof heeft de stichting opgedragen binnen een week een plan op te stellen voor een zinvolle dagbesteding voor [X.] tijdens zijn voorlopige verblijf bij zijn moeder, in afwachting van een open plaatsing.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 4 mei 2011
Zaaknummer: HV 200.082.952/01
Zaaknummer eerste aanleg: 228974 JE RK 10-2276
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
verblijvende in gesloten jeugdzorginstelling De Vliethove te [verblijfplaats],
appellant,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. B.P.A. van Beers,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven, mede kantoorhoudende te Roosendaal,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de stichting.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 11 februari 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 februari 2011, heeft [X.] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking alsnog het verzoek van de stichting om ter effectuering van het indicatiebesluit van 22 december 2010 met kenmerk B-CR6-9F0XH op grond van artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg een machtiging te verlenen voor plaatsing van [X.] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de termijn van het indicatiebesluit als ongegrond en/of onbewezen af te wijzen.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 maart 2011, heeft de stichting verzocht het hoger beroep van [X.] af te wijzen en de beschikking van de kinderrechter te Breda in stand te laten.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door mr. B.P.A. van Beers;
- de stichting, vertegenwoordigd door dhr. H. Klippel;
- de heer [Y.], de vader van [X.], hierna te noemen: de vader.
2.3.1. Mevrouw [Z.], de moeder van [X.], hierna te noemen: de moeder, is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de stichting d.d. 2 maart 2011;
- de brief met bijlagen van de raad d.d. 8 maart 2011;
- de brief met bijlagen van de stichting d.d. 24 maart 2011;
- de faxbrief met bijlage van de stichting d.d. 12 april 2011.
3. De beoordeling
3.1. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is geboren [X.] op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats].
3.2. [X.] staat sinds 23 februari 2010 onder toezicht van de stichting. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 23 februari 2012.
[X.] is op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 23 februari 2010 uit huis geplaatst, aanvankelijk in een accommodatie zorgaanbieder en met ingang van 25 augustus 2010 in een accommodatie van gesloten jeugdzorg.
Hij verblijft sedert laatstvermelde datum in De Vliethove te [vestigingsplaats].
3.3. Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank machtiging verleend aan de stichting om [X.] met ingang van 23 februari 2011 tot uiterlijk 23 mei 2011 uit huis te plaatsen in een accommodatie van gesloten jeugdzorg.
3.4. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5. [X.] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
3.5.1. Volgens [X.] is opneming in een verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg niet langer noodzakelijk, omdat de zorgcoördinator van De Vliethove op 7 december 2010 te kennen heeft gegeven dat hij in verband met de vooruitgang die hij heeft geboekt geen behandeling meer behoeft.
Voorts stelt [X.] dat hij vanuit De Vliethove rechtstreeks naar de zelfstandigheidtraining zou gaan. Gebleken is echter dat de stichting hem niet heeft aangemeld en bovendien is de stichting gaan twijfelen of zelfstandigheidtraining het meest geëigende vervolg voor [X.] zou zijn. [X.] merkt in dat verband op dat de stichting helemaal geen behandeltraject voor hem heeft uitgezet en men ook niet weet hoe het nu verder met hem moet. De stichting heeft zonder meer al te lang getreuzeld.
[X.] is van mening dat een gesloten plaatsing een averechts effect op hem heeft, omdat hij zich binnen een gesloten setting niet in die mate kan ontwikkelen die aansluit bij zijn kunnen. [X.] zou het niveau VMBO-theoretische leerweg aankunnen en hij wil ook graag die opleiding volgen. Via De Vliethove is het echter niet mogelijk die opleiding te volgen.
[X.] merkt tot slot nog op dat een verblijf in een gesloten setting niet langer noodzakelijk is, omdat zijn moeder bereid is hem thuis de nodige structuur en veiligheid te bieden en hij kan van daaruit het reguliere onderwijs gaan volgen.
In het geval dat hij voorlopig bij zijn moeder wordt geplaatst heeft [X.] onder meer het werken bij (een hem bekende) boer geopperd als concreet voorbeeld van een zinvolle dagbesteding.
3.6. De stichting voert - kort samengevat - aan dat men met De Vliethove van mening is dat de behandeling van [X.] nog niet is afgerond. De Vliethove heeft aangegeven dat de overgang van een gestructureerde accommodatie naar een open, op zelfstandigheid gerichte voorziening voor [X.] niet te behappen zal zijn. Het risico op terugval wordt zeer groot geacht.
De stichting stelt dat [X.] op 24 januari 2011 is aangemeld voor de ZT+ groep van Tender, doch Tender heeft de stichting laten weten dat zij [X.] niet geschikt acht voor plaatsing op de ZT+, omdat dit een grote mate van zelfstandigheid van [X.] vraagt die hij op dit moment niet aan zou kunnen.
Voorts merkt de stichting op dat [X.] op de wachtlijst staat voor een open behandelgroep op De Vliethove. Daarnaast is met De Vliethove afgesproken dat onderzocht wordt of de school binnen De Vliethove voor [X.] opnieuw opgestart kan worden.
De stichting blijft van mening dat het in het belang is van [X.] de doorplaatsing naar de open groep van De Vliethove af te wachten, nu Tender heeft aangegeven dat er een wachtlijst is van 3 à 4 maanden. Een tussentijdse overbrugging bij de ouders acht de stichting niet in het belang van [X.].
De stichting heeft beaamd dat, in het licht van de grote twijfels die op dat moment bestonden over de haalbaarheid van een open plaatsing voor [X.], men eigenlijk een deugdelijk alternatief voor handen had moeten hebben voor het geval dat deze twijfels bewaarheid zouden worden, hetgeen feitelijk ook is gebeurd.
Inmiddels heeft de stichting een verzoek tot verlenging van de machtiging tot plaatsing van [X.] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van drie maanden ingediend ter overbrugging van de periode dat [X.] kan worden geplaatst in een open groep van De Vliethove. De stichting verwacht dat deze plaatsing in september 2011 feitelijk haar beslag zal krijgen.
3.7. De vader heeft – kort samengevat – gemotiveerd naar voren gebracht dat een voorlopige plaatsing van [X.] bij zijn moeder door hem wordt ondersteund. Hij is bereid om, samen met onder meer de gezinsvoogd, [X.] te ondersteunen bij het vinden van een zinvolle dagbesteding gedurende bedoelde voorlopige plaatsing.
3.8. Het hof overweegt het volgende.
3.8.1. Ingevolge artikel 29a lid 2, van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) is de minderjarige bekwaam om in rechte op te treden. Op die grond komt aan [X.] een zelfstandig recht van hoger beroep toe.
3.8.2. Gelet op artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) staat ter beoordeling de vraag of er bij [X.] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [X.] zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
3.8.3. Bij beschikking van 28 juli 2010 heeft de kinderrechter de stichting een voorlopige machtiging verleend tot plaatsing van [X.] in een accommodatie van gesloten jeugdzorg met ingang van de datum van die beschikking tot 25 augustus 2010.
3.8.4. Bij beschikking van 19 augustus 2010 heeft de kinderrechter de beschikking van 28 juli 2010 gehandhaafd en de stichting machtiging verleend tot plaatsing van [X.] in een accommodatie van gesloten jeugdzorg met ingang van 25 augustus 2010 tot uiterlijk 23 februari 2011, zulks ter effectuering van het indicatiebesluit. De kinderrechter heeft daarbij wel overwogen dat een gesloten plaatsing thans het meest passende zorgaanbod is voor [X.], maar dat van de stichting kan worden verwacht dat zij ervoor zorgt dat het voor [X.] en zijn ouders zo spoedig mogelijk duidelijk wordt welk behandeltraject [X.] dient te volgen.
3.8.5. Bij de bestreden beschikking van 11 februari 2011 heeft de kinderrechter op het verzoek van de stichting de ondertoezichtstelling van [X.] verlengd tot 23 februari 2012 en de stichting opnieuw machtiging verleend tot plaatsing van [X.] in een accommodatie van gesloten jeugdzorg met ingang van 23 februari 2011 tot 23 mei 2011, zulks ter effectuering van het indicatiebesluit.
De kinderrechter heeft daarbij overwogen dat zij de zorgen van [X.] en zijn ouders omtrent de aanmelding voor de zelfstandigheidtraining deelt en dat de stichting de nodige vaart en druk moet zetten om een plek voor [X.] zeker te stellen en om het geschonden vertrouwen van [X.] en zijn ouders bespreekbaar te maken en te herstellen. Dit lijkt het best te bewerkstelligen, aldus de kinderrechter, door nu een duidelijk en strak behandeltraject in te zetten, waarbij beloftes en afspraken worden nagekomen.
3.8.6. [X.] verblijft inmiddels bijna 9 maanden in de gesloten jeugdzorginstelling De Vliethove.
Het hof is van oordeel dat een plaatsing van een minderjarige in een gesloten setting in beginsel zo kort mogelijk dient te duren, nu een dergelijke plaatsing het karakter van een vrijheidsbenemende maatregel heeft. Zeker in het geval van een gesloten plaatsing van een minderjarige mag van de stichting dan ook worden verwacht dat zij zich actief opstelt en dat zij met de nodige voortvarendheid te werk gaat om te bewerkstellingen dat de duur van de gesloten plaatsing voor de betrokken minderjarige, in dit geval [X.], zoveel mogelijk wordt bekort. Daarbij komt dat de rechter in eerste aanleg zowel bij de beschikking van 19 augustus 2010 als bij de (thans bestreden) beschikking van 11 februari 2011 de stichting heeft aangespoord om spoedig, met duidelijke en concrete maatregelen te komen waar het het – verdere – behandeltraject van [X.] betreft. Het hof stelt evenwel vast dat zulks ook nu nog niet het geval blijkt te zijn, aan welk oordeel het hof onder meer de hiernavolgende, in hoger beroep gebleken omstandigheden ten grondslag legt.
3.8.7. Gebleken is dat de stichting op 24 januari 2011 [X.] heeft aangemeld voor de ZT+ groep (zelfstandigheidtraining) van Tender. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de stichting toegegeven dat zij vóór de aanmelding reeds grote en gerede twijfels had of de overgang van [X.] van een gesloten setting naar een open setting wel haalbaar was. Het hof overweegt in dat verband dat uit de processtukken is gebleken dat de twijfels van de stichting zijn bewaarheid door Tender, aangezien in het verweerschrift van de stichting valt te lezen dat Tender in een reactie de stichting heeft laten weten dat zij [X.] niet geschikt achten voor plaatsing op de ZT+ groep, aangezien dit een grote mate van zelfstandigheid vraagt van [X.], die hij op dit moment niet aan zou kunnen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft, zakelijk weergegeven, tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd beaamd dat, nu men bij voorbaat al grote en gerede twijfels bleek te hebben over de haalbaarheid van een plaatsing van [X.] van een gesloten setting naar een open setting, de stichting tevens een deugdelijk alternatief voor handen had moeten hebben op het moment dat de aanmelding van [X.] voor een open setting zou worden afgewezen. Nu ontbrak evenwel een dergelijk alternatief, ofschoon de afwijzing van [X.] niet onverwacht kwam. Dit klemt naar het oordeel van het hof temeer, nu [X.], ofschoon hij in een belangrijke fase van zijn persoonlijke ontwikkeling zit en over voldoende cognitieve capaciteiten blijkt te beschikken om in elk geval onderwijs op het niveau van VMBO-T te kunnen volgen, vanaf het moment dat hij in een gesloten setting is geplaatst van elke vorm van regulier onderwijs is verstoken. [X.] volgt thans enkel “time-out” onderwijs, meer in het bijzonder praktijkonderwijs in De Loods in de vorm van houtbewerking.
3.8.8. Ter zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger desgevraagd verklaard dat inmiddels een verzoek tot verlenging van de machtiging tot plaatsing van [X.] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van drie maanden bij de rechtbank is ingediend.
Indien dit verzoek door de rechtbank zou worden gehonoreerd, zou dit betekenen dat de duur van de gesloten plaatsing van [X.] in totaal (al) een jaar bedraagt, terwijl deze termijn naar het oordeel van het hof in beginsel aanzienlijk bekort had kunnen worden indien de stichting voortvarender te werk was gegaan. Als gevolg van dit, in weerwil nota bene van eerdere beschikkingen van de rechtbank, getalm van de stichting, is [X.] onnodig lang diens vrijheid ontnomen. Enkel een plan van aanpak is, zeker in het licht van de eerdere oproepen van de rechtbank om, in het belang van [X.], tot duidelijke en concrete daden over te gaan, volstrekt onvoldoende om een gesloten plaatsing met een duur als die waarvan in het geval van [X.] sprake is, rechtens te kunnen legitimeren; van een korte overbruggingsperiode kan in elk geval niet – meer – worden gesproken (vgl. in het algemeen artikel 5 EVRM). Het enkele feit dat de behandeling van [X.] nog niet is afgerond en dat [X.] behoefte heeft aan een zeer voorspelbare, gestructureerde en duidelijke opvoedingssituatie, doet in de gegeven omstandigheden daaraan onvoldoende af.
3.8.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof het niet in het belang van [X.] en daarmee rechtens niet langer opportuun, dat [X.] nog langer gesloten blijft geplaatst in afwachting van de door de stichting in het vooruitzicht gestelde, klaarblijkelijk in september 2011 haar beslag krijgende, open plaatsing. Daarmee rijst wel de vraag, waar [X.], als een gesloten plaatsing rechtens niet langer opportuun is, het best kan verblijven tot aan het moment dat een open plaatsing voor hem daadwerkelijk een feit is geworden. Dienaangaande overweegt het hof het volgende.
3.9.1. Uit de processtukken is het hof gebleken dat de moeder zich op het standpunt stelt dat er geen duidelijk opvoedingsklimaat is voor [X.] in De Vliethove en dat zij er altijd voor hem zal zijn. Ter zitting heeft de vader desgevraagd verklaard dat een eventuele voorlopige plaatsing van [X.] bij zijn moeder door hem wordt ondersteund, nu hij de afgelopen periode de situatie bij de moeder regelmatig heeft gecontroleerd en hem gebleken is dat het opvoedingsklimaat bij de moeder veilig is en zich geen problemen met haar partner meer hebben voorgedaan.
3.9.2. Gelet op het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat, nu dit voorshands met voldoende waarborgen is omkleed, [X.] voorlopig bij zijn moeder kan verblijven tot aan het moment dat hij geplaatst kan worden in een open groep. Opdat in het belang van [X.] deze waarborgen ook voortdurend zijn gegarandeerd, verwacht het hof dat de gezinsvoogd zich actief opstelt door onder meer regelmatig [X.] te bezoeken zolang hij, in afwachting van een plaatsing op een open groep, bij zijn moeder verblijft. Daardoor is het tevens mogelijk om snel in te spelen op de actuele situatie van dat moment.
3.9.3.. Het hof zal de beschikking van de rechtbank vernietigen, echter met dien verstande dat het verzoek van de stichting eerst met ingang van 11 mei 2011 zal worden afgewezen en de bestreden beschikking voor wat betreft de periode van 23 februari 2011 tot 11 mei 2011 zal worden bekrachtigd. De achterliggende idee is dat daardoor de stichting in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een week na datum van de beschikking een plan op te stellen met als doel [X.] een zinvolle dagbesteding te bieden vanaf het moment dat hij niet langer gesloten is geplaatst en bij zijn moeder verblijft tot aan het moment dat [X.] kan worden geplaatst in een open groep. Het hof vertrouwt, zeker gelet op de voorgeschiedenis, erop dat de stichting binnen de door het hof gestelde termijn van een week ook daadwerkelijk het bedoelde plan tot stand brengt en dat aan dit plan vervolgens ook concreet uitvoering wordt gegeven.
3.9.3.1. In dit kader van vorenbedoeld plan van aanpak zou onder meer moeten worden onderzocht of [X.] in de periode dat hij bij zijn moeder verblijft in afwachting van een daadwerkelijke open plaatsing, bijvoorbeeld naar het dagtrainingscentrum van De Vliethove kan, zoals door de zittingsvertegenwoordiger van de stichting is voorgesteld, en/of dat hij gaat werken bij de (hem bekende) boer, zoals door [X.] zelf ter zitting is geopperd. In elk geval dient naar het oordeel van het hof te worden voorkomen dat [X.] doelloos thuis komt te zitten bij zijn moeder in afwachting van de plaatsing in een open groep, omdat dan de kans aanwezig is dat hij een terugval zal maken in zijn ontwikkeling.
Het hof wijst er voorts op dat het van groot belang is dat [X.] voor de periode dat hij bij zijn moeder verblijft deugdelijk wordt voorbereid voor het komend schooljaar, aangezien [X.], zoals ter zitting is gebleken, aan het ROC onderwijs gaat volgen. Ook hier is wederom een belangrijke, verantwoordelijke en actieve taak voor de stichting weggelegd.
3.10 . Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de volgende beslissing:
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt met ingang van 11 mei 2011 de beschikking van de rechtbank Breda van 11 februari 2011;
en in zoverre opnieuw recht doende:
wijst met ingang van 11 mei 2011 het verzoek van de stichting tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [X.], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], in een accommodatie van gesloten jeugdzorg af;
bekrachtigt de genoemde beschikking voor wat betreft de periode van 23 februari 2011 tot 11 mei 2011;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Van Teeffelen en Van Ham en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.