ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ3579

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.080.469
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Hartog Jager
  • A. Feddes
  • J. Bochove
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging bewindvoerder om in rechte op te treden en de status van belanghebbende

In deze zaak gaat het om de machtiging van een bewindvoerder om in rechte op te treden, zoals geregeld in artikel 1:443 BW. De appellante, [X.], was de voormalige bewindvoerder van [Z.]. Tijdens haar bewindvoering heeft het energiebedrijf Enexis de gas- en elektriciteitsvoorziening van [Z.] afgesloten wegens betalingsachterstanden. Dit leidde tot waterschade in de woning van [Z.] door een gesprongen waterleiding. [Z.] en zijn opvolgend bewindvoerster, [Y.], houden [X.] aansprakelijk voor deze schade, maar [X.] betwist haar aansprakelijkheid.

[Y.] heeft de kantonrechter verzocht om machtiging om een gerechtelijke procedure te starten tegen [X.]. De kantonrechter heeft deze machtiging verleend, maar heeft [X.] niet als belanghebbende aangemerkt in de procedure. [X.] heeft in hoger beroep de vernietiging van deze beschikking verzocht, maar het hof oordeelt dat [X.] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof stelt vast dat de machtiging van de kantonrechter niet haar rechten of verplichtingen raakt, en dat de procedure uitsluitend betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen de onderbewindgestelde en de bewindvoerder.

Het hof verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [X.] geen belanghebbende is. De uitspraak van het hof is dat [X.] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep en dat zij wordt veroordeeld in de proceskosten van [Y.]. De beschikking is gegeven op 4 mei 2011 door de rechters M. den Hartog Jager, A. Feddes en J. Bochove.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HV 200.080.469/01
zaaknummer eerste aanleg: 627474-OV010-5096
beschikking van de zevende kamer van 4 mei 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. E.M. Hoorenman,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
in haar hoedanigheid van (meerderjarige) bewindvoerster over de goederen van [Z.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [Y.],
advocaat: mr. R.A.C.J. van Kessel.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda, team kanton Tilburg, van 20 oktober 2010, waarbij op de voet van artikel 1:443 BW aan [Y.] machtiging is verleend om namens [Z.] een gerechtelijke procedure aanhangig te maken tegen de voormalige bewindvoerder [X.].
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 januari 2011, heeft [X.] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de verleende machtiging in te trekken met veroordeling van [Y.] in de proceskosten.
2.2.[Y.] heeft een verweerschrift met producties ingediend dat bij het hof is binnengekomen op 4 maart 2011.
2.3.Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief met bijlagen van mr. Hoorenman van 26 april 2011 en van het inleidend verzoekschrift, overhandigd ter zitting.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 april 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.] en haar advocaat; Mr. Hoorenman heeft pleitaantekeningen overgelegd.
- [Y.] en haar advocaat;
- [Z.].
Uitspraak werd bepaald op heden.
3. De beoordeling
3.1.In deze zaak gaat het om het volgende.
3.1.1.[X.] is de voormalige (meerderjarige)bewindvoerster over de goederen van [Z.].
3.1.2.Tijdens de periode van haar bewindvoering, op 10 december 2009, heeft het energiebedrijf Enexis bij [Z.] het gas en de electra afgesloten op grond van betalingsachterstanden. Tijdens de periode van afsluiting, er heerste toen vorst, is er een waterleiding gesprongen met als gevolg dat er schade is ontstaan.
3.1.3.[Z.] en zijn opvolgend bewindvoerster [Y.] houden [X.] aansprakelijk voor de schade. [X.] betwist haar aansprakelijkheid.
3.1.4.Bij inleidend verzoekschrift heeft [Y.] de kantonrechter machtiging verzocht een gerechterlijke procedure te mogen starten tegen onder meer [X.].
3.1.5.Bij beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter de machtiging verleend. In dit geding is [X.] niet als belanghebbende aangemerkt, noch is zij daar verschenen.
3.1.6.De kantonrechter overwoog:
2.1. Uit de toegezonden conceptdagvaarding met betrekking tot mevrouw [X.] blijkt dat de bewindvoerder zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat mevrouw [X.] is tekortgeschoten in haar zorgplicht als bewindvoerder door, samengevat, geen betalingsregeling met Enexis B.V. te treffen toen dat nog mogelijk was en door geen verzekering af te sluiten waardoor de opgetreden waterschade in de woning van rechthebbende mogelijk zou zijn vergoed.
2.2. De kantonrechter stelt vast dat de tegen mevrouw [X.] in te stellen vordering zowel feitelijk als juridisch genoegzaam lijkt te zijn onderbouwd zodat er geen beletsel bestaat om de gevraagde toestemming te weigeren.
3.1.7.In de twee aangevoerde grieven bestrijdt [X.] tekort te zijn geschoten in haar zorgplicht en het oordeel dat de in te stellen vordering genoegzaam lijkt te zijn onderbouwd.
3.1.8.In het verweerschrift heeft [Y.], met een beroep op HR 11 januari 2002, LJN AD4932, zich op het standpunt gesteld dat [X.] geen belanghebbende is en dat zij mitsdien in het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Voorts heeft zij de grieven bestreden. Zij verzoekt [X.] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.Artikel 1:443 BW luidt:
De bewindvoerder kan alvorens in rechte op te treden zich te zijner verantwoording doen machtigen door de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, door de kantonrechter.
3.2.1.Hoewel dit niet zonder meer uit de tekst lijkt te volgen, strekt de van de kantonrechter verlangde machtiging er mede toe de bewindvoerder te beschermen tegen mogelijke beschuldigingen van de rechthebbende ter zake van lichtvaardig procederen en kan de machtiging ook worden verzocht indien de rechthebbende wel tot verstrekken van een machtiging in staat is en niet weigerachtig is, zoals hier het geval is.
3.2.2.Ingevolge artikel 798 lid 1 Rv wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft.
Met betrekking tot de invulling van het begrip 'belanghebbende' buiten het personen- en familierecht heeft de Hoge Raad in zijn beschikkingen van 6 juni 2003, NJ 2003, 486 en 10 november 2006, NJ 2007, 45 geoordeeld dat bij de beantwoording van de vraag of iemand belanghebbende is, een rol zal spelen in hoeverre deze door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure aan de orde is, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen.
3.2.3.Naar het oordeel van het hof kan [X.] niet worden aangemerkt als belanghebbende in deze zin en dient zij in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bij dit oordeel heeft het hof mede gelet op HR 11 januari 2002, LJN AD4932 en HR 21 mei 2010, LJN BL7043.
3.2.4.Anders dan [X.] meent heeft het verlenen van de machtiging niet haar rechten of verplichtingen tot inzet, noch wordt zij bij de verlening in een eigen belang getroffen. Het verzoek tot verlening van de machtiging om te procederen ziet uitsluitend op de rechtsverhouding tussen de onderbewindgestelde en de bewindvoerder. Om zich in die verhouding ‘te verantwoorden’ kan de kantonrechter de bewindvoerder machtiging verlenen. De betreffende machtiging ziet niet op een toestemming om te procederen als zodanig. Om te kunnen procederen namens de rechthebbende behoeft de bewindvoerder geen toestemming, in het bijzonder niet in deze zaak waarin de rechthebbende instemt met het voeren van het geding. Het woordje ‘kan’ in artikel 1:443 BW drukt dat ook uit.
Dit alles wordt niet anders doordat [X.] mede op grond van de verleende machtiging inmiddels in rechte is betrokken.
3.2.5.De conclusie is dan mede dat de kantonrechter terecht [X.] niet heeft aangemerkt als belanghebbende.
3.3.[X.] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
4. De uitspraak
Het hof:
verklaart [X.] niet-ontvankelijk in hoger beroep;
veroordeelt [X.] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [Y.]/[Z.] gevallen, tot op heden begroot op € 284,- voor vast recht en op € 632,- voor salaris advocaat en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Feddes en Bochove en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.