Parketnummer: 20-000904-10
Uitspraak: 24 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 18 februari 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-800462-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
thans verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij akte rechtsmiddel d.d. 26 februari 2010 is door de officier van justitie appel in gesteld tegen het vonnis van 18 februari 2010. Door de officier van justitie is vervolgens een appelschriftuur, gedateerd 10 maart 2010, ingediend, waarbij het appel is beperkt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Ingevolge artikel 449, eerste lid, in verbinding met artikel 407, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan de officier van justitie het hoger beroep bij het instellen ervan beperken, indien in eerste aanleg aan de verdachte cumulatief strafbare feiten zijn ten laste gelegd. Wanneer echter een dergelijke beperking niet bij het instellen van het beroep door de officier van justitie in de akte is aangebracht en later dat appel evenmin gedeeltelijk is ingetrokken, dient de appelrechter in volle omvang te beslissen en is de inhoud van de appelschriftuur niet doorslaggevend.
Nu door het openbaar ministerie onbeperkt appel is ingesteld en het appel vervolgens niet gedeeltelijk is ingetrokken, dienen alle ten laste gelegde feiten opnieuw te worden behandeld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 tweede cumulatief, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en TBS met dwangverpleging.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof:
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk zal verklaren;
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal toewijzen tot een bedrag van EUR 4.000,00 en voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht tot dat bedrag;
- de in beslag genomen goederen zal teruggeven aan de rechthebbende.
De verdediging heeft:
- zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1, eerste en tweede cumulatief en onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken;
- zich ten aanzien van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof;
- ten aanzien van de op te leggen straf primair bepleit dat dezelfde straf als in eerste aanleg zal worden opgelegd, subsidiair dat een hogere geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd en meer subsidiair dat de gevangenisstraf gedeeltelijk voorwaardelijk zal worden opgelegd en dat daaraan een langere proeftijd zal worden gekoppeld.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1A.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 25 april 2009 te Sprang, gemeente Waalwijk, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans (telkens) opzettelijk [slachtoffer 2] (ten tijde van het delict 2 jaar oud) van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans (telkens) opzettelijk
- de handjes/armpjes van die [slachtoffer 2] met (brede) tape (merk Tesa) bij elkaar/aan elkaar heeft (vast) gebonden/(vast) getaped en/of
- de enkeltjes/beentjes van die [slachtoffer 2] met (brede) tape (merk Tesa) bij elkaar/aan elkaar heeft (vast) gebonden/(vast) getaped
- en/of (vervolgens) de handjes/armpjes en enkeltjes/beentjes (terwijl die aan elkaar/bij elkaar (vast) gebonden/(vast) getaped waren) op de rug van die [slachtoffer 2] aan elkaar/bij elkaar heeft (vast)gebonden/(vast) getaped en/of
- het mondje van die [slachtoffer 2] met (brede) tape (merk Tesa) heeft afgeplakt en/of
- die [slachtoffer 2] (zo (vast)gebonden en/of (vast) getaped) op de (betonnen) vloer in een schuurtje/berging heeft gelegd en/of
- (aldus) die [slachtoffer 2] daar gedurende (soms) een half uur tot driekwartier, althans enige tijd, heeft laten liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
1B.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 25 april 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, (telkens) opzettelijk [slachtoffer 2] (ten tijde van het delict 2 jaar oud) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, aangezien hij met dat opzet (telkens)
- de handjes/armpjes van die [slachtoffer 2] met (brede) tape (merk Tesa) bij elkaar/aan elkaar heeft (vast) gebonden/(vast) getaped en/of
- de enkeltjes/beentjes van die [slachtoffer 2] met (brede) tape (merk Tesa) bij elkaar/aan elkaar heeft (vast) gebonden/(vast) getaped
- en/of (vervolgens) de handjes/armpjes en enkeltjes/beentjes (terwijl die aan elkaar/bij elkaar (vast) gebonden/(vast) getaped waren) op de rug van die [slachtoffer 2] aan elkaar/bij elkaar heeft (vast)gebonden/(vast) getaped en/of
- het mondje van die [slachtoffer 2] met (brede) tape (merk Tesa) heeft afgeplakt en/of
- die [slachtoffer 2] (zo (vast)gebonden en/of (vast) getaped) op de (betonnen) vloer in een schuurtje/berging heeft gelegd en/of
- die [slachtoffer 2] op de (betonnen) vloer/grond in een schuurtje/berging gedurende (soms) een half uur tot driekwartier, althans enige tijd, heeft laten liggen, althans die [slachtoffer 2] gedurende (soms) een half uur tot driekwartier in een schuurtje/berging heeft opgesloten;
2.
hij op of omstreeks 25 april 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, in elk geval in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (ten tijde van het delict 2 jaar oud), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken bovenbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen diens beentje te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of het beentje (met kracht) te (ver)draaien, althans door enige vorm van fysiek geweld op het beentje van die [slachtoffer 2] uit te oefenen;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 25 april 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, in elk geval (telkens) in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ten tijde van het delict 2 jaar oud), (telkens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- in en/of tegen en/of op diens (blote) billen/bips en/of diens gezicht en/of hoofd en/of arm(en) en/of (boven)be(e)n(en) en/of o(o)r(en) heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten en/of aan diens o(o)r(en) heeft getrokken/gerukt en/of in diens o(o)r(en) heeft geknepen waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 8 mei 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1], zijnde zijn, verdachtes, levensgezel), (telkens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht en/of gebalde vuist en/of vlakke hand)
- in en/of tegen en/of op haar hoofd en/of haar arm(en) en/of haar be(e)n(en) en/of haar rug, althans haar lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten en/of
- bij haar keel heeft gegrepen en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, althans in haar keel heeft geknepen en/of haar (omver) heeft geduwd, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 8 mei 2009 te Breda en/of Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, in elk geval (telkens) in Nederland, [slachtoffer 3] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] (via de MSN) (telkens) dreigend meermalen, althans eenmaal, -zakelijk weergegeven- (telkens) de woorden toegevoegd: "Als ik wil laat ik je verdwijnen met je vriendjes erbij. Je weet niet tegen wie je het hebt. 1 telefoontje is genoeg" en/of "Ik kan het er niet bij hebben, want als je me opa niet betaald lig je wel onder de grond snap je" en/of "Mijn opa is [naam], vraag maar naar in Amsterdam, Roemeense maffia, de baas ervan" en/of "Wat wil je doen als mijn broers of zo het huis van de moeder leeghalen en jou, je broer en je ma laten verdwijnen", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Evenals de eerste rechter, en met de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord dan wel een poging tot doodslag, zoals onder 1A ten laste is gelegd. Mitsdien zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1A ten laste gelegde feit.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1B, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2009 tot en met 25 april 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, opzettelijk [slachtoffer 2] (ten tijde van het delict 2 jaar oud) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, aangezien hij telkens met dat opzet die [slachtoffer 2] gedurende (soms) een half uur tot driekwartier in een schuurtje heeft opgesloten;
2.
hij op 25 april 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (ten tijde van het delict 2 jaar oud), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bovenbeen, heeft toegebracht, door deze opzettelijk eenmaal (met kracht) op/tegen diens beentje te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of het beentje (met kracht) te (ver)draaien;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2009 tot en met 25 april 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ten tijde van het delict 2 jaar oud), meermalen (met kracht) op diens (blote) billen en diens gezicht en arm(en) en (boven)be(e)n(en) en oren heeft geslagen of gestompt en aan diens o(o)r(en) heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 8 mei 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], zijnde zijn, verdachtes, levensgezel, meermalen, (met kracht en gebalde vuist en vlakke hand)
- tegen haar hoofd en haar armen en haar benen en haar rug, heeft geslagen en
- bij haar keel heeft gegrepen en haar keel heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden, en haar (omver) heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
5.
hij op tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 8 mei 2009 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] (via de MSN) dreigend -zakelijk weergegeven- de woorden toegevoegd: "Als ik wil laat ik je verdwijnen met je vriendjes erbij. Je weet niet tegen wie je het hebt. 1 telefoontje is genoeg" en "Ik kan het er niet bij hebben, want als je me opa niet betaald lig je wel onder de grond snap je" en "Mijn opa is [naam], vraag maar naar in Amsterdam, Roemeense maffia, de baas ervan" en "Wat wil je doen als mijn broers of zo het huis van de moeder leeghalen en jou, je broer en je ma laten verdwijnen".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1B ten laste gelegde feit
Door de raadsvrouwe van verdachte is bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, zodat – net zoals in eerste aanleg – vrijspraak dient te volgen. Het dossier bevat in de visie van de verdediging onvoldoende wettig bewijs dat verdachte [slachtoffer 2] met tape heeft vastgebonden en op deze wijze in een schuurtje heeft gelegd. Het opsluiten van [slachtoffer 2] in het schuurtje door verdachte werd als opvoedkundig middel ingezet en is daarmee geen strafbaar feit in de zin van een wederrechtelijke vrijheidsberoving, aldus de raadsvrouwe.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verklaring van [slachtoffer 1] d.d. 2 juni 2009 (pag. 244) houdt in dat verdachte [slachtoffer 2] in ieder geval drie keer vastgebonden in de schuur heeft gelegd. Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat [slachtoffer 2] alle drie de keren een half uur tot drie kwartier vastgebonden lag. Uit het verhoor van [getuige], zijnde de buurvrouw van [slachtoffer 1], d.d. 8 mei 2009 (pag. 42 ev.), komt naar voren dat zij heeft gehoord dat verdachte [slachtoffer 2] regelmatig in het schuurtje opsloot en dat [slachtoffer 2] daarbij veel huilde en schreeuwde om zijn moeder. Naar het oordeel van het hof is, gelet op voorgaande verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige], wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van de ten tijde van het delict twee jaar oude [slachtoffer 2], door hem meermalen in een schuurtje op te sluiten. Naar het oordeel van het hof kan in de gegeven omstandigheden niet worden gesproken van een handelen van de verdachte dat vanuit opvoedkundig oogpunt zou kunnen worden verantwoord. Door het bij herhaling opsluiten in een schuurtje van een tweejarig kind, zoals dit uit de bewijsmiddelen naar voren komt, heeft de verdachte de redelijke grenzen van verantwoord en proportioneel handelen verre overschreden.
Het verweer van de raadsvrouwe wordt in zoverre verworpen.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het dossier, behoudens de verklaring van [slachtoffer 1] en het aantreffen van tape in de woning, onvoldoende bewijs biedt dat verdachte [slachtoffer 2] met tape heeft vastgebonden voordat hij hem in het schuurtje opsloot. De verdachte zal derhalve van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Door de verdediging is bepleit dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van zware mishandeling. Daartoe is door de verdediging aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer 1] of een derde het letsel bij [slachtoffer 2] heeft toegebracht.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
In het deskundigenrapport van dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts bij het NFI, d.d. 14 oktober 2009, wordt met betrekking tot het toegebrachte letsel aan [slachtoffer 2] het volgende geconcludeerd:
“Op 25 april 2009 werd bij het slachtoffer door artsen letsel geconstateerd, waaronder een gecompliceerde breuk van het rechterdijbeen. (…)
De gemelde val van de trap is een hoogst onwaarschijnlijke oorzaak voor het ontstaan van de botbreuk. Heel hard stompen of slaan (of schoppen) is een zeer wel mogelijke ontstaanswijze voor de botbreuk.”
De verklaring van [slachtoffer 1], afgelegd bij de politie op 13 mei 2009 (pag. 83 en 84), houdt onder meer het volgende in:
“Op 25 april 2009 was ik samen met [verdachte], [broer slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] in mijn woning in Sprang-Capelle. Ik was boven. [verdachte] en [slachtoffer 2] waren beneden in de woonkamer. Ik hoorde [slachtoffer 2] huilen. Ik hoorde [verdachte] gillen tegen [slachtoffer 2]. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] op bed werd gesmeten. Ik hoorde de planken klappen in de omlijsting van mijn bed. Ik hoorde dat [verdachte][slachtoffer 2] meerdere keren met volle vuist sloeg. Ik herken dit geluid van de keren dat ik mishandeld ben door [verdachte]. Kort hierna hoorde ik [verdachte] de trap op lopen. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: Ik mag lijden dat zijn beentje gebroken is. Ik zag [slachtoffer 2] op bed liggen. Ik zag dat het rechterbeentje van [slachtoffer 2] er vreemd bij lag. Ik bedoel hiermee dat het beentje vanaf het bovenbeentje naar buiten hing, het beentje stond niet meer recht.”
Het hof gaat uit van voornoemde verklaring van [slachtoffer 1], aangezien deze verklaring bevestiging vindt in het deskundigenrapport van het NFI, inhoudende dat de gecompliceerde beenbreuk zeer waarschijnlijk het gevolg is geweest van heel hard stompen of slaan.
Het verweer van de verdediging dat niet uitgesloten kan worden dat [slachtoffer 1] dan wel een ander persoon zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van de beenbreuk bij [slachtoffer 2], wijst het hof van de hand. Het dossier biedt in het geheel geen aanknopingspunten dat een ander dan verdachte het zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking de door verdachte gepleegde mishandelingen van [slachtoffer 2] in de periode van 1 maart 2009 tot en met 25 april 2009, zoals onder 3 bewezen is verklaard.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1B is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 282, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid, juncto artikel 304, aanhef en onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregel
Door de raadsvrouwe van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de door de advocaat-generaal gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging zal worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat het juridisch gezien wel mogelijk is om de maatregel TBS op te leggen, maar dat de vraag is of de noodzaak hiertoe bestaat, gelet op het ontbreken van wezenlijke informatie omtrent de persoon van verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of in het onderhavige geval de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, eventueel in combinatie met een straf.
Bij de beantwoording van deze vraag heeft het hof allereerst in aanmerking genomen de inhoud van het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) omtrent de persoon van verdachte d.d. 30 maart 2011, opgemaakt door T. Zandi, psychiater en A.T. Spangenburg, klinisch psycholoog, beiden vast gerechtelijk deskundigen bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, welk rapport – onder meer – inhoudt als conclusie van genoemde rapporteurs:
“Op basis van de informatie uit het milieurapport alsmede op basis van het strafdossier zijn er aanwijzingen voor alcoholmisbruik, nu in remissie waarschijnlijk door detentie. In hoeverre dat ook geldt voor andere middelen is onbekend gebleven. Tevens kan op grond van voornoemde informatie en het zeer beperkte eigen onderzoekscontact geconcludeerd worden dat er bij betrokkene sprake is van problematiek op diverse terreinen. Deze manifesteert zich onder andere in antisociale gedragingen (strafblad, leugenachtigheid), aanwijzingen voor een gestoorde agressieregulatie (eerdere veroordelingen voor huiselijk geweld plus diverse meldingen van mishandeling van (ex-)vriendinnen), aanwijzingen voor een onderliggende hechtingsproblematiek (problemen met hanteren afstand/nabijheid, vaak wisselen van werkkring) en zelfwaarderingsproblemen. Daarnaast zijn er zoals hiervoor genoemd aanwijzingen voor alcoholmisbruik dat voornoemde problematiek kan luxeren. Genoemde problemen die een patroon lijken te vormen in betrokkenes levensloop rechtvaardigen het te spreken van een gebrekkige ontwikkeling. Deze gebrekkige ontwikkeling was tevens aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.”
Het hof heeft in aanmerking genomen het de verdachte betreffend psychologisch rapport, d.d. 17 augustus 2009 en de aanvulling daarop d.d. 25 januari 2010, opgemaakt door W.J.L. Lander, psycholoog, onder meer inhoudende als conclusie:
“Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dit in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met antosociale en narcistische trekken. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis.”
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen het de verdachte betreffend psychiatrisch rapport, d.d. 18 augustus 2009 en de aanvulling daarop d.d. 25 januari 2010, opgemaakt door dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater, onder meer inhoudende als conclusie:
“Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met narcistische en antisociale persoonlijkheidstrekken.
Hiervan was sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.”
Het hof volgt de conclusies van de deskundigen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Op grond van het bovenstaande en overeenkomstig hetgeen door de advocaat-generaal in zijn requisitoir is betoogd, is het hof van oordeel dat de verdachte ter beschikking dient te worden gesteld. Bij verdachte was ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens aanwezig, de door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en naar het oordeel van het hof eist de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling van de verdachte. Het hof neemt daarbij in aanmerking de inhoud van de voornoemde rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde op zichzelf en de omstandigheid dat de onder 1B, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan tegen een weerloos kind van twee jaar oud.
Nu de algemene veiligheid van personen zulks eist zal het hof bovendien bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Naast de voormelde maatregel zal het hof tevens een gevangenisstraf opleggen, nu naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten in huiselijke sfeer is veroordeeld, hetgeen volgt uit het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 mei 2010;
- de mate waarin door de onder 2, 3, en 4 bewezen verklaarde feiten pijn en lichamelijk letsel is toegebracht aan de slachtoffers.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is, naast de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, gelet op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingediend, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 5.289,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingediend, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 8.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 4.000,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 2 en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven rollen tape zullen worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 57, 282, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1A ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1B, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1.
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.
3.
Mishandeling, meermalen gepleegd.
4.
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
5.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee rollen zwarte tape.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde toe tot het bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde toe tot het bedrag van EUR 4.000,00 aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.M. Reijntjes en mr. R.A. Fibbe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. van der Heijden, griffier,
en op 24 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.A. Fibbe is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.