ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ7645

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.077.884
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om mondeling pleidooi wegens ontbreken memorie van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de appellante, [X.], niet-ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft een hoger beroep dat was ingeleid door [X.] tegen [Y.], naar aanleiding van eerdere vonnissen van 14 oktober 2009 en 21 juli 2010. Het hof constateerde dat [X.] geen memorie van grieven had ingediend, waardoor haar recht om grieven aan te voeren was vervallen. Dit leidde tot de conclusie dat het hof de eerdere vonnissen moest respecteren, tenzij er sprake zou zijn van strijd met een regel van openbare orde.

De advocaat van [X.], mr. M.C.J. de Schepper, had een verzoek ingediend voor een mondeling pleidooi, maar het hof oordeelde dat dit verzoek niet zinvol was, aangezien er geen gronden waren aangevoerd die een pleidooi rechtvaardigden. Het hof benadrukte dat de hoofdregel van artikel 134 jo 353 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing was, wat inhoudt dat een mondeling pleidooi alleen mag worden gevoerd als daar een verzoek voor is gedaan en er gronden voor zijn. Aangezien [X.] geen grieven had ingediend, was er geen basis voor een pleidooi.

Het hof heeft vervolgens [X.] veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 640,- aan verschotten en € 815,50 aan salaris advocaat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juni 2011, en de betrokken rechters waren C.M. Aarts, S.M.A.M. Venhuizen en C.A.M. Walsteijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.077.884
arrest van de achtste kamer van 7 juni 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. N. Moghtader,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.A.J. Stollenwerck,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 oktober 2010 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht, sector civiel gewezen vonnissen van 14 oktober 2009 en 21 juli 2010 tussen appellante - [X.] - als eiseres en geïntimeerde - [Y.] - als een van de gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 142941 / HA ZA 09-945)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. In het exploot van dagvaarding heeft [X.] [Y.] opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 7 december 2010, teneinde op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen zoals in het petitum van de appeldagvaarding is vermeld. [Y.] is op de genoemde rol bij advocaat verschenen.
2.2. Nadat aan [X.] een termijn van zes weken en vervolgens een eerste uitstel van zes weken was verleend voor het nemen van de memorie van grieven, heeft [Y.] [X.] partijperemptoir en akte niet-dienen aangezegd tegen de rol van 15 maart 2011.
2.3. Op laatstgenoemde rol heeft [X.] evenwel niet van grieven gediend. De rolraadsheer heeft daarom aan [Y.] akte van niet-dienen verleend en de zaak verwezen naar de rol van 29 maart 2011 voor beraad aan de zijde van [Y.].
2.4. [Y.] heeft op de rol van 29 maart 2011 arrest gevraagd en de processtukken overgelegd. Op dezelfde rol heeft [X.] een akte tot overlegging producties genomen en - zonder enige toelichting - (mondeling) pleidooi verzocht. Hierna is de zaak verwezen naar de rol van 5 april 2011 voor de beslissing van het hof over de verdere voortgang van de procedure.
2.5. Op de rol van 5 april 2011 heeft [X.] een akte vermindering van eis overgelegd, maar deze is geweigerd. Vervolgens heeft de rolraadsheer per fax aan de advocaat van [X.] laten berichten dat hij per kerende post een schriftelijke toelichting wenst op het verzoek om pleidooi in het licht van - kort gezegd - de aan [Y.] verleende akte van niet-dienen en het door [Y.] gevraagde arrest. Bij faxbericht en brief van diezelfde datum heeft mr. M.C.J. de Schepper namens de advocaat van [X.] hierop geantwoord.
2.6. In reactie daarop heeft de rolgriffier namens de rolraadsheer aan de advocaat van [X.] medegedeeld dat het hof bij arrest op het verzoek om pleidooi zal beslissen.
2.7. Het hof heeft de zaak in verband met het hiernavolgende ambtshalve verwezen naar (uiteindelijk) de rol van 7 juni 2011 voor arrest. Aangezien [X.] geen processtukken heeft overgelegd, heeft het hof dit arrest gewezen op basis van de processtukken van [Y.] en voornoemde, zich in het griffiedossier bevindende correspondentie.
3. De beoordeling
3.1. Het verzoek om (mondeling) pleidooi
3.1.1. Het hof stelt vast dat [X.] geen memorie van grieven heeft genomen en dat haar recht daartoe is vervallen.
3.1.2. Vooropgesteld wordt, dat het grievenstelsel in beginsel meebrengt dat de appelrechter beslissingen van de eerste rechter die niet door een grief zijn bestreden, moet eerbiedigen en dat hij de beroepen uitspraak niet buiten de grieven om mag vernietigen. Dit lijdt - voor zover thans van belang - uitzondering in het geval dat de beslissing in strijd is met een regel van openbare orde. Het verzoek om pleidooi moet daarom binnen dit kader worden beoordeeld.
3.1.3. Mr. De Schepper heeft in zijn faxbericht en brief van 5 april 2011 het verzoek om pleidooi namens de advocaat van [X.] desgevraagd als volgt toegelicht, voor zover hier relevant:
"(…)
In R.O. 4.9 van het vonnis in eerste instantie is aangegeven dat een ander oordeel op zijn plaats is als bewezen zou worden dat [Z.] weet had van het justitieel verleden van cliënte. Ook zonder dat gronden voor het beroep worden aangevoerd is daarom van belang of dat bewijs is geleverd met de overgelegde producties.
De hiervoor genoemde omstandigheid, alsmede de eisvermindering en de ambtshalve toetsing die de rechter dient toe te passen zijn gezamenlijk en ieder voor zich zingevend voor het gevraagde mondeling pleidooi, dat nadrukkelijk niet is aangevraagd voor het aanvoeren van nadere gronden en/of grieven. Hetgeen in het kader van de ambtshalve toetsing kan of zal worden aangevoerd vergt dezerzijds nog nader juridisch onderzoek, zodat we daar nog niet helemaal over uit zijn.
Gezien het vorenstaande is ons inziens de hoofdregel van art. 134 jo 353 Rv van toepassing dat desgevraagd mondeling pleidooi mag worden gevoerd.
(…)"
3.1.4. Uit deze toelichting blijkt niet dat [X.] het pleidooi wil aanwenden om op te werpen dat de beroepen vonnissen in strijd zijn met een regel van openbare orde. Mr. De Schepper kondigt wel aan dat [X.] mogelijk iets wenst aan te voeren "in het kader van de ambtshalve toetsing", maar hij onderbouwt dat op geen enkele wijze.
Aangezien het hof ook ambtshalve geen grond(en) ziet om de beroepen vonnissen te vernietigen wegens strijd met een regel van openbare orde, zijn deze vonnissen in hoger beroep dus onaantastbaar. Een pleidooi is daarom niet zinvol, zodat toewijzing van het verzoek in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
3.2. De ontvankelijkheid van [X.] in het hoger beroep
3.2.1. Nu [X.] geen grieven heeft aangevoerd, dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.
3.2.2. [X.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.
4. De uitspraak
Het hof:
verklaart [X.] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [X.] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [Y.] tot aan deze uitspraak begroot op € 640,- aan verschotten en € 815,50 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, S.M.A.M. Venhuizen en C.A.M. Walsteijn en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juni 2011.