ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ7712

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.059.479
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Rothuizen-van Dijk
  • M. Beekhoven van den Boezem
  • L. R. van Harinxma thoe Slooten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige Zorgmelding door Kinderdagverblijf en Aantasting van Eer en Goede Naam van Ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ouders, [X.] en [Y.], tegen het kinderdagverblijf Het Speelkasteel B.V. De ouders hebben een overeenkomst gesloten voor de opvang van hun dochter op het kinderdagverblijf. Op 18 december 2007 heeft een medewerkster van Het Speelkasteel een Zorgmelding gedaan bij Bureau Jeugdzorg, waarin zorgen over de opvoeding en het gedrag van de dochter zijn geuit. De ouders stellen dat deze melding onterecht is gedaan en hen in hun eer en goede naam heeft aangetast, en eisen schadevergoeding van € 5.000,--. Het hof oordeelt dat de Zorgmelding niet onrechtmatig was, omdat deze was gedaan in het belang van het welzijn van het kind. Het hof stelt vast dat de melding vertrouwelijk was en alleen gericht aan Bureau Jeugdzorg. De ouders hebben niet aangetoond dat de in de Zorgmelding genoemde feiten onjuist zijn. Het hof concludeert dat de Zorgmelding niet specifiek naar de vader wijst en dat de melding niet onrechtmatig was. De vordering van de ouders tot schadevergoeding wordt afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de ouders in de kosten van de appelprocedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.059.479
arrest van de zesde kamer van 7 juni 2011
in de zaak van
1. [X.],
2. [Y.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. drs. J.P. de Man,
tegen:
KINDERDAGVERBLIJF HET SPEELKASTEEL B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Zeylmaker,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 maart 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector Kanton, locatie ’s-Hertogenbosch, gewezen vonnis van 3 december 2009 tussen appellanten – gezamenlijk: [X.] c.s. en afzonderlijk respectievelijk [X.] en [Y.] - als gedaagden in conventie, eisers in reconventie, en geïntimeerde – het Speelkasteel - als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 642408, CV EXPL 09-7806)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] c.s. acht grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing alsnog van de vordering van het Speelkasteel en toewijzing alsnog van zijn – in hoger beroep gewijzigde – vordering tot ontbinding van de overeenkomst per 31 december 2007 en van zijn vordering tot betaling van immateriële schadevergoeding ad € 5.000,-- met rente en kosten.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft het Speelkasteel de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Geen grieven zijn gericht tegen de feiten, zoals onder 2 van het vonnis vastgesteld. Het hof zal derhalve van dezelfde feiten uitgaan. Voorts staan enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende gemotiveerd betwist tussen partijen vast. Hierna volgt een samenvatting van de relevante feiten.
a. Het Speelkasteel exploiteert een kinderdagverblijf.
b. [X.] c.s. heeft met het Speelkasteel een overeenkomst gesloten in verband met de opvang van zijn dochter [dochter] (geboren [geboortedatum] 2005) op 5 volledige dagen per week. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van het Speelkasteel van toepassing (prod. 2 inl. dagv.). De overeenkomst is gesloten voor de periode van 12 juni 2007 tot 9 juli 2009. Bij tussentijdse beëindiging dient volgens de toepasselijke algemene voorwaarden een opzegtermijn van twee maanden in acht genomen te worden.
c. Op 13 december 2007 heeft op uitnodiging van het Speelkasteel een gesprek over [dochter] plaatsgevonden tussen een medewerkster van het Speelkasteel en [X.] c.s.
d. Op 18 december 2007 heeft een medewerkster van het Speelkasteel met betrekking tot [dochter] een zogenaamde Zorgmelding doen uitgaan naar het bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (prod. 1 cva). In de Zorgmelding staat onder meer het volgende vermeld:
“Omschrijving van de aard van de melding:
Gedragsverandering vanaf oktober: speelt naast anderen – luistert slecht – eten gaat moeizamer.
12 november 2007. Moeder vraagt hulp over opvoeding e.d. aan leidster. Geeft aan dat ze soms haar geduld verliest en haar dochter slaat. KDV heeft tips gegeven aan moeder rondom opvoeden. Een paar dagen later vertelt moeder dat alles ineens heel erg goed gaat.
Vanaf week 47. Mogen de leidsters niet meer de billen schoonmaken na de toiletgang van [dochter]. Kind trekt zich terug – wil alles zelf doen. Knijpt benen dicht tegen elkaar. Als de leidster haar billetjes wil schoonmaken. Zegt duidelijk nee. Leidster ziet dat zowel de voorkant als de achterkant van haar schaamstreek erg rood zijn.
Moeder bevestigd het rood zijn tijdens het gesprek van 13 december jl.
Vader bleek van deze klacht niet op de hoogte te zijn. Vader ziet de toiletgang van zijn dochter als een nieuwe leeftijdsfase. Vertelt dat zijn dochter zelf naar de toilet gaat en de lamp aan maakt en de deur sluit, de toilet doorspoelt, het licht uitdraait en de deur weer sluit.
Omschrijving van de kindfactoren:
September; heeft [dochter] een kapot ingescheurd oor.
18 oktober 2007. Moeder komt samen met halfbroer (25) [dochter] ophalen. Broer rook naar alcohol. [dochter] was angstig – kroop eerst weg onder een verhoogde box – sloeg beide armen rond benen van een leidster.
Kind mag van ouders tussen de middag 1 tot anderhalf uur slapen. Is vaak nog erg moe als wij haar wakker maken. Is dan ook vaak afwijzend in haar gedrag. Slecht gehumeurd.
Omschrijving van de gezinssituatie:
12 november 2007. Moeder vraagt hulp over opvoeding e.d. aan leidster. Geeft aan dat ze soms haar geduld verliest en haar dochter slaat. Een paar dagen later vertelt moeder dat alles ineens heel erg goed gaat.
4 december 2007. Vader speelt Sinterklaas op het dagverblijf. ’s Morgens om kwart voor 8 “ruikt” vader naar alcohol.
[dochter] is 5 volledige dagen op het kinderdagverblijf. In het gesprek van donderdag 13 december jl. geven ouders aan dat moeder voor 90 % de opvoeding thuis voor haar rekening neemt en vader de overige 10 %. Moeder vertelt ook in dit gesprek dat zij soms niet weet hoe zij met haar dochter moet communiceren. Geeft aan dat ze soms schreeuwt naar haar dochter. Vader bevestigd dit. Hij vertelt dat het badritueel in de ochtend erg stressvol is en dat het 8 van de 10 keer “fout” gaat – moeder schreeuwt naar haar dochter. Vader gaat dan naar boven en probeert de zaak te sussen.”
e. Deze Zorgmelding is vervolgens via een Aanmeldingslijst “Verzoek raadsonderzoek” (prod. 4 cva) door het Bureau Jeugdzorg doorgeleid naar de Raad voor de Kinderbescherming. In zijn rapport van 15 oktober 2008 (prod. 3 cva) heeft de Raad als beslissing genoteerd “Raadsbemoeienis afsluiten zonder vervolg”.
f. [X.] c.s. heeft zijn dochter eind december 2007 met onmiddellijke ingang van de dagopvang van het Speelkasteel gehaald en heeft de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd. Het verzorgingsgeld was betaald tot en met 1 januari 2008.
4.2.1 Het Speelkasteel heeft in de inleidende dagvaarding betaling gevorderd van het verzorgingsgeld over de maanden januari en februari 2008 in verband met de bepalingen over een opzegtermijn van twee maanden, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.
4.2.2 [X.] c.s. heeft zich tegen deze vordering verweerd door aan te voeren – kort gezegd – dat door een leidster van het Speelkasteel ten onrechte een Zorgmelding aan Bureau Jeugdzorg is gedaan, welke melding volgens [X.] c.s. een verkapte beschuldiging van kindermishandeling en seksueel misbruik inhield jegens [X.] zelf en zijn zoon [Z.]. Op grond hiervan heeft [X.] c.s. naar zijn zeggen recht op een onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst.
In reconventie heeft [X.] c.s. op dezelfde feitelijke gronden ontbinding van de overeenkomst per 20 december 2007 gevorderd, althans met ingang van een zodanige datum als de rechtbank zal vermenen te behoren, alsmede vergoeding van immateriële schade ad € 5.000,-- wegens onrechtmatige aantasting van de eer en goede naam van [X.] c.s. en de zoon van [X.], [Z.].
Het Speelkasteel heeft de vordering van [X.] c.s. betwist.
4.2.3 De rechtbank heeft de hoofdvordering van het Speelkasteel toegewezen, de gevorderde schadevergoeding wegens buitengerechtelijke kosten afgewezen en de vordering van [X.] c.s. in reconventie afgewezen.
4.3 De grieven richten zich tegen de oordelen van de kantonrechter in overweging 6.3 van het vonnis. Nu dit alle overwegingen betreft die hebben geleid tot het dictum van het vonnis zowel in conventie als in reconventie, zal het hof de grieven niet afzonderlijk beoordelen maar de zaak in zoverre opnieuw beoordelen.
4. 4 [X.] c.s. heeft (in reconventie) vergoeding van immateriële schade gevorderd omdat het Speelkasteel in de Zorgmelding ten onrechte meldingen heeft gedaan die de indruk zouden kunnen wekken dat [X.] c.s. zich schuldig hebben gemaakt aan kindermishandeling en seksueel misbruik van hun kind alsmede dat appellant sub 1 – hierna: vader - tijdens het optreden als Sinterklaas dronken zou zijn geweest; hierdoor is [X.] c.s. in de eer en goede naam aangetast. Voorts is volgens [X.] c.s. de eer en goede naam van hun zoon [Z.] aangetast alsof deze een bedreigende invloed op [dochter] zou hebben uitgeoefend.
4.5 Nu zoon [Z.] kennelijk 25 jaar oud was ten tijde van de Zorgmelding valt zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet in te zien waarom [X.] c.s. schadevergoeding zou kunnen vorderen vanwege een aantasting in eer en goede naam van [Z.]. In zoverre dient de vordering te worden afgewezen. Het hof zal derhalve op de over [Z.] gedane uitlatingen in de Zorgmelding verder niet ingaan.
4.6 [X.] c.s. betwist niet dat het tot een deel van de taken en verantwoordelijkheden van de leidsters van een kinderdagverblijf behoort om een zorgmelding te doen bij Bureau Jeugdzorg indien daarvoor naar de mening van de leidsters aanleiding bestaat. Het hof zal daar derhalve van uitgaan. Het belang van een dergelijke melding is gelegen in het aan de bevoegde instantie – in casu Bureau Jeugdzorg – doorgeven van signalen die wijzen op mogelijke bedreiging van het welzijn van [dochter], zodat deze tijdig en zonodig een onderzoek kan (laten) instellen.
4.7 Bij het beantwoorden van de vraag of het Speelkasteel met voornoemde Zorgmelding op onrechtmatige wijze de eer een goede naam van [X.] c.s. heeft aangetast, dient enerzijds rekening gehouden te worden met het in 4.6 genoemde belang en anderzijds het belang van [X.] c.s., bestaande in het recht op eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van beide belangen in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Tot deze omstandigheden behoren in casu onder meer de ernst van de uit de signalen op te maken zorg omtrent het welzijn van [dochter], de vraag of en op welke wijze met [X.] c.s. de genoemde signalen zijn besproken, de inkleding van de gemelde signalen in de Zorgmelding, de ernst van de te verwachten gevolgen hiervan voor [X.] c.s. en de mate waarin de mededelingen ten tijde van de Zorgmelding steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal.
4.8 Allereerst dient echter vastgesteld te worden of en in hoeverre de Zorgmelding de eer en goede naam van [X.] c.s. heeft aangetast. Voor zover [X.] c.s. bedoelt te betogen dat het enkele feit dat er in casu een Zorgmelding omtrent [dochter] is gedaan, reeds een dergelijke aantasting vormt, verwerpt het hof dit standpunt.
Het hof is met [X.] c.s. eens dat van deze Zorgmelding onder meer de suggestie uitgaat dat mogelijk sprake is van enige vorm van seksueel misbruik van [dochter]. In de Zorgmelding wordt dit vermoeden echter niet met zoveel woorden gekoppeld aan de vader; de enkele omstandigheid dat [X.] de vader is van [dochter] en dat in de Zorgmelding staat dat hij op 4 december 2007 ’s morgens vroeg al naar alcohol rook, is voor het concluderen tot een dergelijke suggestie onvoldoende. Hetgeen overigens in de Zorgmelding staat vermeld, leidt evenmin tot een dergelijke specifiek op de vader gerichte suggestie. Dit laat onverlet dat in de Zorgmelding de mogelijkheid open blijft dat de vader een van de mogelijke “daders” van dit seksuele misbruik is (ervan uitgaande dat het om een mannelijke dader gaat). In zoverre zou er sprake kunnen zijn van aantasting van eer en goede naam van vader.
Eveneens zouden de signalen in de Zorgmelding kunnen duiden op mishandeling van [dochter]: het gaat hier om het slaan en het schreeuwen door moeder en de constatering van een kapot ingescheurd oor bij [dochter]. Een dergelijke melding is als defamerend aan te merken.
Ten slotte is de mededeling dat vader op 4 december 2007 omstreeks 8.00 uur ’s morgens, toen hij in het kinderdagverblijf als Sinterklaas zou optreden, naar alcohol rook eveneens als een aantasting in de eer en goede naam aan te merken. Het hof merkt daarbij overigens op dat in de Zorgmelding niet staat vermeld dat vader dronken was, zoals vader zelf in de gedingstukken aanvoert. Dit valt ook niet op te maken uit voornoemde mededeling.
Voor het overige – kort gezegd de geconstateerde gedragsverandering van [dochter], eventuele moeheid en humeurigheid van [dochter] en de slaapinstructies door de ouders - zijn de mededelingen in de Zorgmelding in redelijkheid niet aan te merken als een aantasting van de eer en goede naam van [X.] c.s.
4.9 Met betrekking tot de vraag of de in de Zorgmelding genoemde feiten en omstandigheden, die tot een aantasting van de eer en goede naam van [X.] c.s. leiden, op zich juist zijn, geldt het volgende.
[X.] c.s. voert aan dat zijn dochter inderdaad omstreeks die periode voor het eerst zelfstandig naar het toilet ging en dat zij daar trots op waren en voorts dat er mogelijk een keer sprake is geweest van rode billetjes door luieruitslag, maar dat dat inmiddels door goede medicatie snel was verholpen. Moeder zou volgens [X.] c.s. ook nooit gezegd hebben dat [dochter] een rode schaamstreek had. In feite betwist [X.] c.s. hiermee de door de medewerkster van het Speelkasteel geconstateerde en in de Zorgmelding vermelde signalen die wijzen op seksueel misbruik.
Ditzelfde geldt voor de signalen die kunnen wijzen op mishandeling. Moeder zou volgens [X.] c.s. nooit hebben gezegd dat zij [dochter] wel eens sloeg; door taalproblemen – moeder spreekt niet goed Nederlands – zou moeder verkeerd begrepen zijn. Toen moeder zich dit realiseerde, is ze een paar dagen later juist terug gegaan naar het Speelkasteel om te zeggen dat alles goed ging, aldus [X.] c.s. Volgens [X.] c.s. heeft [dochter] wegens een val van de trap in maart 2007 last gehad van bloedverlies uit haar oor; hierover is een kinderarts geconsulteerd. Andere oorklachten zoals een gescheurd oor heeft [dochter] nooit en dus ook niet in september 2007 gehad.
Ten slotte weerspreekt [X.] c.s. dat vader, toen hij voor Sinterklaas zou spelen, alcohol had gebruikt. Volgens [X.] c.s. had vader toen last van een verstuikte voet, waardoor hij veel pijn had en slecht kon lopen. Vanwege de pijn had hij de hele nacht niet geslapen. Vader heeft zich op de been moeten houden met pijnstillers. Door de kunststof baard kon vader bijna niet kon ademhalen en praten, aldus [X.] c.s.
De conclusie uit het voorgaande is dat de juistheid van de in de Zorgmelding genoemde feiten en omstandigheden, die tot een aantasting in de eer en goede naam hebben geleid, in essentie worden betwist door [X.] c.s. In de gedingstukken is evenmin voldoende overtuigend bewijs gevonden voor de juistheid van de in de Zorgmelding genoemde feiten en omstandigheden; daarmee zijn deze feiten en omstandigheden in deze procedure niet komen vast te staan.
4.10 Vaststaat dat de medewerkers van het Speelkasteel [X.] c.s. hebben uitgenodigd voor een gesprek over [dochter] op 13 december 2007. Mede gelet op hetgeen in de Zorgmelding staat vermeld en hetgeen in de reactie d.d. 30 december 2007 van [X.] (prod. 2 cva) op die Zorgmelding staat vermeld, kan worden geconcludeerd dat op het gesprek van 13 december in ieder geval de gedragsverandering van [dochter], de problemen thuis bij het dagelijkse badritueel, voornoemde veranderde gewoonte van [dochter] bij de toiletgang, de rode schaamstreek en de mededeling van moeder dat zij [dochter] soms slaat aan de orde zijn gekomen. [X.] c.s. is derhalve in de gelegenheid geweest te reageren op constateringen en vragen in dit verband van het Speelkasteel. Op een aantal punten is in de Zorgmelding het standpunt van [X.] c.s. – althans in de visie van het Speelkasteel – weergegeven. Derhalve zijn bepaalde essentiële punten uit de Zorgmelding met [X.] c.s. besproken alvorens het Speelkasteel de Zorgmelding aan het Bureau Jeugdzorg deed uitgaan. Het Speelkasteel voert in dit kader nog aan dat het gesprek op 13 december niet zodanig verliep dat alle twijfels waren weggenomen.
Nu voorts niet is gesteld dat toestemming van [X.] c.s. is vereist voor het doen van een zorgmelding, valt niet in te zien dat het Speelkasteel al onrechtmatig heeft gehandeld door niet expliciet te tevoren aan [X.] c.s. te melden dat er een zorgmelding zou worden gedaan naar het Bureau Jeugdzorg. Derhalve behoeft in deze procedure niet te worden vastgesteld of in het gesprek van 13 december 2007 wel (standpunt het Speelkasteel) of niet (standpunt [X.] c.s.) sprake is geweest van een dergelijke mededeling.
4.11 Met betrekking tot de ernst van de voor [X.] c.s. te verwachten gevolgen van deze Zorgmelding geldt dat daarbij in aanmerking moet worden genomen dat een dergelijke melding uit de aard der zaak een vertrouwelijk karakter heeft en uitsluitend is gericht aan het Bureau Jeugdzorg en derhalve in beginsel in zeer beperkte kring bekend is. Bureau Jeugdzorg heeft pas na een gesprek met de ouders beslist om de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen. [X.] c.s. kan dit derhalve niet aan het Speelkasteel verwijten. Ditzelfde geldt voor de omstandigheid dat Bureau Jeugdzorg informatie heeft ingewonnen bij de huisarts en het consultatiebureau. Met betrekking tot dit laatste geldt voorts dat blijkens de Aanmeldingslijst “Verzoek raadsonderzoek” van het Bureau Jeugdzorg deze informatie is opgevraagd na mondelinge toestemming van de ouders; [X.] c.s. betwist niet de juistheid van deze mededeling. Voorts heeft het Bureau Jeugdzorg in deze Aanmeldingslijst vermeld dat de ouders ondubbelzinnig te kennen hebben gegeven de gemelde zorgen niet te herkennen, waardoor een impasse is ontstaan, en dat de ouders het Bureau Jeugdzorg niet in de gelegenheid hebben gesteld om door de inzet van hulpverlening in (bijvoorbeeld) de thuissituatie een betrouwbaar beeld van de opvoedsituatie te krijgen en dat daarom een verzoek tot onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is.
Het vorenstaande laat onverlet dat bij een zeer beperkte kring rondom [X.] c.s. – waaronder de huisarts – de inhoud van de Zorgmelding bekend is geworden.
4.12 Ten slotte geldt het belang van [dochter]. Naar het oordeel van het hof gaat het hier om een mogelijk ernstige zorg omtrent het welzijn van [dochter] terwijl het om een zeer jong kind gaat waarvan niet te verwachten valt dat het uit zich zelf op voldoende duidelijke wijze eventuele problemen zal kunnen aankaarten.
Gelet met name op dit laatste belang, is het hof van oordeel dat alles afwegende – waaronder de wijze van inkleding van de signalen in de Zorgmelding en het niet specifiek wijzen naar de vader bij de signalen die wijzen op mogelijk seksueel misbruik - het Speelkasteel in casu niet onrechtmatig jegens [X.] c.s. heeft gehandeld door op voormelde wijze en onder voormelde omstandigheden de onderhavige Zorgmelding te doen uitgaan.
Voor alle duidelijkheid benadrukt het hof dat daarbij in aanmerking is genomen dat de objectieve juistheid van door het Speelkasteel in de Zorgmelding vermelde signalen niet is komen vast te staan. Het hof gaat derhalve voorbij aan een eventueel op dit punt gericht bewijsaanbod.
Voor zover [X.] c.s. bedoelt te stellen dat er kwade opzet van het Speelkasteel aanwezig was jegens [X.] c.s., heeft [X.] c.s. dit in het geheel niet onderbouwd. Het hof gaat derhalve aan een dergelijke – eventuele - stelling voorbij.
4.13 Het gevolg van het voorgaande is dat de vordering van [X.] c.s. tot het betalen van schadevergoeding terecht is afgewezen.
4.14 Voorts vordert [X.] c.s. de ontbinding van de overeenkomst per 31 december 2007. Voor zover [X.] c.s. wanprestatie van het Speelkasteel daaraan ten grondslag legt, geldt dat dit niet is komen vast te staan. Het hof verwijst daarvoor naar het voorgaande. Het Speelkasteel heeft deze Zorgmelding kunnen doen uit hoofde van haar eigen verplichting, zoals genoemd in 4.6 van dit arrest.
Voorts voert [X.] c.s. nog aan dat er sprake is van een zodanige existentiële vertrouwenscrisis, dat in redelijkheid voortzetting van de overeenkomst na 31 december 2007 niet gevergd kan worden. Ook deze grondslag kan [X.] c.s. niet baten. Immers, uit het voorgaande volgt dat het Speelkasteel geen verwijt valt te maken van het doen van de Zorgmelding. Enig ander verwijt omtrent de aan door het Speelkasteel aan [dochter] bestede zorg is niet gemaakt. Voor zover er derhalve in de visie van [X.] c.s. sprake is van enige vertrouwenscrisis is dit uitsluitend gebaseerd op de omstandigheid dat het Speelkasteel een Zorgmelding heeft gedaan, waar [X.] c.s. het niet mee eens is. Dat [X.] c.s. zich door de Zorgmelding gekwetst voelt is weliswaar begrijpelijk, doch dit kan naar het oordeel van het hof gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in redelijkheid niet meebrengen dat [X.] c.s. op die grond de overeenkomst met onmiddellijke ingang kan opzeggen.
Derhalve dient ook deze vordering wegens gebrek aan een deugdelijke grondslag afgewezen te worden.
4.15 Gelet op hetgeen in 4.14 is overwogen, faalt ook het verweer van [X.] c.s. tegen de vordering tot het betalen van facturen van het Speelkasteel voor de overeengekomen zorg in de maanden januari en februari 2008.
4.16 De slotsom is dat het beroep vonnis bekrachtigd kan worden. [X.] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden inde kosten van de appelprocedure.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 3 december 2009 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch, zowel in conventie als in reconventie;
veroordeelt [X.] c.s. in de kosten van de appelprocedure, welke kosten het hof tot op heden aan de zijde van het Speelkasteel begroot op € 263,-- voor verschotten en op € 632,-- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, M. Beekhoven van den Boezem en L. R. van Harinxma thoe Slooten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
7 juni 2011.