ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ7891

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.076.474 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van aanhangigheid in hoger beroep en procesrechtelijke gevolgen

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juni 2011, betreft het een hoger beroep waarin de aanhangigheid van het geding ter discussie staat. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.M.J. Graus, heeft in hoger beroep een aantal exploten ingediend, waaronder een appeldagvaarding en herstelexploten. Geïntimeerden, [X.] en [Y.], hebben zich op het standpunt gesteld dat de aanhangigheid van het geding is vervallen, omdat Graus verzuimd heeft de appeldagvaarding tijdig aan te brengen en de herstelexploten niet tijdig zijn ingediend. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen.

Het hof oordeelt dat de aanhangigheid van het geding inderdaad is vervallen. De appeldagvaarding is niet tijdig ingediend, en de herstelexploten zijn pas na de daarin aangezegde rechtsdagen ter griffie ingediend. Dit betekent dat de procedure niet op de juiste wijze is voortgezet, waardoor de aanhangigheid is komen te vervallen. Het hof verwijst naar relevante jurisprudentie die stelt dat een herstelexploot slechts rechtsgevolg kan hebben als het tijdig en op de juiste wijze is ingediend.

De beslissing van het hof houdt in dat Graus als in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel de hoofdzaak als het incident. De kosten worden begroot op een totaal van € 1.298,57, bestaande uit verschotten en salaris advocaat. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 juni 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.076.474
arrest van de zesde kamer van 14 juni 2011
gewezen in het incident tot verval van aanhangigheid van het geding in de zaak van:
PASCAL MARIE JEAN GRAUS h.o.d.n. GRAUS ADVOCATEN / ADVOCATENKANTOOR GRAUS,
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. P.M.J. Graus,
tegen:
1. [X.],
wonende te [woonplaats],
2. [Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. P.M.G. Lardinois,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 21 december 2010 in het hoger beroep van het tussen appellant - Graus - als eiser in de hoofdzaak en gedaagde in het incident en geïntimeerden - [X.] c.s. - als gedaagden in de hoofdzaak en eisers in het incident door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen onder nummer 280911/CV 08-708 gewezen vonnis van 18 februari 2009.
5. Het tussenarrest van 21 december 2010
Bij genoemd arrest is een comparitie van partijen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1. Op 11 februari 2011 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
6.2. Voorafgaand aan voornoemde comparitie hebben [X.] c.s. op 7 december 2010 een akte met productie in het geding gebracht, waarop Graus bij akte van 29 maart 2011 heeft gereageerd.
6.3 Partijen hebben vervolgens de gedingstukken overgelegd en arrest gevraagd.
7. De verdere beoordeling
in het incident
7.1. Voornoemde aktes hebben onder meer betrekking op het door partijen doen uitbrengen van de volgende exploten:
a) door Graus:
- een exploot van appeldagvaarding, aan [X.] c.s. op respectievelijk 15 mei 2009 en 18 mei 2009 betekend, waarbij [X.] c.s. zijn gedagvaard op 20 oktober 2009 te verschijnen ter terechtzitting van het hof;
- een herstelexploot, uitgebracht op 3 november 2009, waarbij [X.] c.s. - onder onverkorte handhaving van de appeldagvaarding - zijn gedagvaard op 12 oktober 2010 te verschijnen ter terechtzitting van het hof;
- een herstelexploot, uitgebracht op 19 oktober 2010, waarbij [X.] c.s. - onder onverkorte handhaving van voornoemde exploten - zijn gedagvaard op 16 oktober 2012 te verschijnen ter terechtzitting van het hof.
b) door [X.] c.s.:
- een exploot van anticipatie (door [X.] c.s. ook ‘exploot van oproeping’ genoemd), uitgebracht op 22 oktober 2010, waarbij Graus is opgeroepen op 9 november 2010 te verschijnen ter terechtzitting van het hof;
- een herstelexploot alsnog stellen advocaat, uitgebracht op 29 oktober 2010, waarbij Graus is opgeroepen op 9 november 2010 te verschijnen ter terechtzitting van het hof.
7.2. Blijkens de roladministratie van het hof zijn op 4 november 2010 door [X.] c.s. alle onder 7.1. genoemde exploten ter griffie van het hof ingediend. Uit dezelfde administratie blijkt dat geen van de onder 7.1. genoemde exploten door Graus ter griffie van het hof zijn ingediend.
7.3. In hun eerste ter rolle genomen processtuk (akte van 7 december 2010) hebben [X.] c.s. zich erop beroepen dat de aanhangigheid van het door Graus ingestelde hoger beroep is komen te vervallen. Zij voeren hiertoe aan dat Graus verzuimd heeft de appeldagvaarding tijdig aan te brengen en eveneens verzuimd heeft daarna een tijdig uitgebracht herstelexploot op de daarin aangezegde nieuwe roldatum in te schrijven.
Het hof begrijpt dit betoog mede als incidenteel - vóór alle weren gedaan - beroep op de vervallen aanhangigheid van het geding.
Graus heeft hiertegen bij zijn akte van 29 maart 2011 ingebracht dat [X.] c.s. zelf de appeldagvaarding met een door henzelf uitgebracht exploot van anticipatie hebben aangebracht bij het hof, onder anticipatie van de roldatum genoemd in het tweede door Graus uitgebrachte herstelexploot. Volgens Graus bleef het geding door deze aanbrenging aanhangig. Deze aanhangigheid is volgens hem eveneens blijven bestaan doordat [X.] c.s. door het indienen van de onder 7.1. genoemde exploten te kennen hebben gegeven geen bezwaar te hebben tegen de aanbrenging van de zaak op een latere rechtsdag. Door deze handelwijze hebben [X.] c.s. volgens Graus tevens hun recht op het onderhavige processuele verweer verwerkt. Daarnaast stelt Graus zich op het standpunt dat [X.] c.s.
hun processuele verweer niet op het juiste tijdstip naar voren hebben gebracht.
7.4. Voor zover Graus heeft beoogd te betogen dat [X.] c.s. dit verzuim zelf hebben geheeld door indiening van de twee namens Graus uitgebrachte herstelexploten, faalt dit betoog op de hierna te noemen gronden.
Het verzuim van inschrijving van de appeldagvaarding op de rol van de bij dagvaarding aangezegde rechtsdag kan worden hersteld door op de voet van art. 125 lid 4 Rv binnen veertien dagen na deze rechtsdag een herstelexploot te doen uitbrengen. Als herstelexploot in deze zin kan echter slechts gelden een exploot dat een nieuwe rechtsdag aanzegt en dat gevolgd wordt door inschrijving ter rolle van die aangezegde rechtsdag (HR 17 september 1993, NJ 1993, 741, HR 5 december 1997, NJ 1998, 193). Voor een inschrijving van het geding ter rolle is vereist dat het exploot van appeldagvaarding en het herstelexploot ter griffie worden ingediend voorafgaand aan de in het herstelexploot vermelde roldatum, uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend (HR 21 december 2007, NJ 2008, 32).
Het eerste herstelexploot van Graus, tijdig uitgebracht op 3 november 2009, is pas ter griffie ingediend op 4 november 2010, ruim na de daarin aangezegde rechtsdag van 12 oktober 2010, zodat inschrijving ter rolle niet tijdig heeft plaatsgehad. Om deze reden kan dit herstelexploot niet als zodanig gelden en kan daaraan geen rechtsgevolg worden toegekend. De aanhangigheid van het geding is dan ook per 12 oktober 2010 vervallen.
Het uitbrengen van het tweede herstelexploot van Graus op 19 oktober 2010 doet hieraan niet af, nu dit uitbrengen niet heeft plaatsgehad binnen veertien dagen na de in de appeldagvaarding vermelde roldatum van 20 oktober 2009.
7.5. De omstandigheid dat [X.] c.s. een exploot van anticipatie hebben uitgebracht en ingediend - samen met genoemde herstelexploten van Graus - heeft het verval van aanhangigheid eveneens niet voorkomen, nu bij dit exploot is geanticipeerd op een herstelexploot waaraan geen enkel gevolg kan worden toegekend, namelijk het herstelexploot van Graus van 19 oktober 2010.
7.6. Graus heeft zich er daarnaast nog op beroepen dat verval van aanhangigheid is voorkomen nu de zaak door of met toestemming van de wederpartij op de rol is geplaatst (HR 4 oktober 2002, NJ 2004, 149; HR 22 april 2005, NJ 2006, 502). Deze toestemming kan naar het oordeel van het hof echter niet geacht worden te zijn verleend in een geval als het onderhavige, waarin [X.] c.s. in hun eerste processtuk een beroep hebben gedaan op het verval van de aanhangigheid van het geding. Nu dit beroep bij het eerste processtuk is gedaan, komt het hof niet toe aan de door Graus opgeworpen - en overigens onjuiste - stellingen met betrekking tot rechtsverwerking en de ontijdigheid van het onderhavige processuele verweer.
in de hoofdzaak en in het incident
7.7. Op grond van het vorenstaande dient in de hoofdzaak en in het incident te worden verstaan dat de aanhangigheid van het geding is vervallen. Graus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de hoofdzaak en het incident worden verwezen.
8. De beslissing
Het hof:
in de hoofdzaak en in het incident:
verstaat dat de aanhangigheid van het geding is vervallen;
veroordeelt Graus in de kosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [X.] c.s. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 349,57 aan verschotten en € 948,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, S.M.A.M. Venhuizen en C.N.M. Antens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 juni 2011.