ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ7945

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.083.067 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdige betaling griffierecht in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben appellanten, bestaande uit [X.], [Y.] en [Z.], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het hoger beroep werd ingeleid met een exploot van dagvaarding op 22 februari 2011. De zaak betreft de niet tijdige betaling van het griffierecht door appellanten, wat hen in de gelegenheid stelde om zich uit te laten over de vraag of het verlenen van ontslag van instantie, gezien het belang bij toegang tot de rechter, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 127a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Het hof heeft vastgesteld dat appellanten het griffierecht niet tijdig hebben voldaan, aangezien de betaling pas op 6 april 2011 is gedaan, terwijl de uiterste datum 5 april 2011 was. Volgens de wet dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien het griffierecht niet tijdig is voldaan. Echter, de rechter kan afzien van deze sanctie als er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard.

Appellanten zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over deze kwestie kenbaar te maken. Het hof heeft de zaak naar de rol van 12 juli 2011 verwezen voor een akte van appellanten, waarbij zij hun standpunt over de onbillijkheid van de sanctie kunnen toelichten. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat het hof nog niet definitief heeft geoordeeld over de zaak.

Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de mogelijkheden voor partijen om in uitzonderlijke gevallen een beroep te doen op de rechter om van de wettelijke sanctie af te zien.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.083.067
arrest van de tweede kamer van 14 juni 2011
in de zaak van
1. [X.],
wonende te [woonplaats],
2. [Y.],
wonende te [woonplaats],
3. [Z.,
wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. C. Hofmans,
tegen:
1. de vennootschap onder firma [A.] BRITISH SPORTSCARS V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
alsmede haar vennoten:
2. [B.],
3. [C.],
4. [D.],
allen wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. H.F.A. Leenders,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 februari 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 26 januari 2011 tussen appellanten - in enkelvoud: "[X.]" - als eisers en geïntimeerden - in enkelvoud: "[A.]" - als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 202466/HA ZA 09-2618)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 14 april 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. [X.] heeft bij voormeld exploot [A.] opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 maart 2011, teneinde op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen zoals in het petitum van de appeldagvaarding is vermeld.
2.2. [X.] heeft de zaak aangebracht ter rolzitting van 8 maart 2011. Voor ieder van partijen heeft zich een advocaat gesteld.
2.3. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na aanbrengen, derhalve uiterlijk op 5 april 2011 te voldoen.
2.4. In verband met het achterwege blijven van tijdige betaling van het griffierecht is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Partijen hebben daartoe daarna de gedingstukken overgelegd.
3. De motivering van de beslissing
3.1. Op grond van artikel 3 lid 1 jo. 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) was [X.] het griffierecht verschuldigd vanaf de eerste rolzitting en diende [X.] ervoor zorg te dragen dat het griffierecht binnen vier weken nadien, derhalve uiterlijk op 5 april 2011, was bijgeschreven op de rekening van het hof dan wel ter griffie was gestort.
3.2. [X.] heeft het griffierecht niet tijdig betaald. Volgens opgave van de financiële administratie heeft [X.] het griffierecht eerst op 6 april 2011, derhalve na het verstrijken van de betalingstermijn, voldaan.
3.3. Het hof overweegt dat ingevolge artikel 3 Wgbz en artikel 353 juncto 127a Rv de rechter in beginsel ontslag van instantie dient uit te spreken indien de appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Alhoewel de wetgever op de niet tijdige betaling van het griffierecht een bijzonder vergaande sanctie heeft gesteld, staat het de rechter niet zonder meer vrij deze wettelijke sanctie te negeren. Alleen in de bij wet voorziene situatie dat toepassing van de sanctie, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mag de rechter afzien van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie (art. 127a lid 3 Rv).
3.4. [X.] zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten omtrent het bepaalde in artikel 127a lid 3 Rv.
3.5. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 12 juli 2011 voor akte aan de zijde van [X.] met de hiervoor in rechtsoverweging 3.4 vermelde doeleinden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, H.A.G. Fikkers en S.M.A.M. Venhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 juni 2011.