ECLI:NL:GHSHE:2011:BR4123

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.004.636
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en schadevergoeding na exploitatie van hennepkwekerij in huurwoning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot huurrecht en schadevergoeding. De appellant, [X.], was betrokken bij de exploitatie van een hennepkwekerij in een huurwoning, wat leidde tot aanzienlijke schade. De geïntimeerden, [Y.] en [Z.], vorderden schadevergoeding van [X.] op basis van onrechtmatige daad. Het hof oordeelde dat [X.] niet in staat was het tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat hij samen met [A.] de hennepkwekerij had geëxploiteerd. De getuigenverklaringen van [X.] en [A.] werden als minder geloofwaardig beoordeeld, vooral vanwege tegenstrijdigheden in hun verklaringen. Het hof concludeerde dat [X.] aansprakelijk was voor de schade die door de hennepkwekerij was veroorzaakt. De schadevergoedingsvordering van [Y.] en [Z.] werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de hoogte van de schade baseerde op een inspectierapport. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter voor zover dit in conventie tegen [X.] was gewezen en formuleerde een nieuw dictum. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij [X.] in de kosten van het principaal appel werd veroordeeld en [Y.] en [Z.] in de kosten van het incidenteel appel. Het hof verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 103.004.636
arrest van de zevende kamer van 26 juli 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
verder: [X.],
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
1. [Y.],
wonende te [woonplaats],
2. [Z.],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
verder gezamenlijk in enkelvoud: [Y.][Z.],
advocaat: mr. G.P.M. Sanders,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 4 januari 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom tussen partijen onder zaak/rolnummer 382801 CV 06-368 gewezen vonnis van 4 oktober 2006.
6. Het verdere verloop van het geding
6.1 Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [X.] toegelaten tot tegenbewijs. In verband hiermee heeft [X.] twee getuigen doen horen. In contra-enquête zijn eveneens twee getuigen gehoord. Van de afgelegde verklaringen is proces-verbaal opgemaakt.
6.2 [X.] heeft een memorie na enquête genomen en [Y.][Z.] een antwoordmemorie.
6.3 Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
7. De verdere beoordeling
In het principaal appel en in het incidenteel appel
7.1 Bij tussenarrest van 4 januari 2011 heeft het hof [X.] toegelaten tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat [X.] (samen met [A.]) een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd in het gehuurde aan de [woonadres] te [woonplaats] en daaraan grote schade heeft toegebracht.
7.2 [X.] heeft zichzelf en zijn medegedaagde in eerste aanleg, [A.], als getuigen doen horen. In contra-enquête zijn gehoord [Y.] en zijn moeder, [B.]. Hoewel dat niet duidelijk blijkt uit het desbetreffende proces-verbaal, is laatstgenoemde gehoord door tussenkomst van een tolk.
7.3 [Y.][Z.] twijfelt aan de identiteit van getuige [A.] aangezien deze persoon in de procedure als man naar voren is gekomen, maar zich bij het getuigenverhoor als vrouw manifesteerde. De getuige heeft hiervoor bij de aanvang van het getuigenverhoor een verklaring gegeven die in het proces-verbaal van de zitting is vastgelegd; het hof ziet in hetgeen [Y.][Z.] hierover naar voren heeft gebracht onvoldoende grond om aan te nemen dat niet de juiste persoon als getuige is gehoord.
7.4 In zijn memorie na enquête voert [X.] aan dat het hof ten onrechte hem met tegenbewijs heeft belast. Volgens hem had het hof aan [Y.][Z.] een bewijsopdracht moeten verstrekken, aangezien de stelling van [Y.][Z.] die het hof voorshands bewezen heeft geacht onlogisch is en de juistheid ervan onvoldoende is komen vast te staan. Het hof heeft op dit punt een uitdrukkelijke beslissing genomen en kan hierop in beginsel in het verdere verloop van de procedure niet terugkomen, behoudens bijzondere omstandigheden. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn evenwel niet gesteld of gebleken. Als zodanig kan in ieder geval niet worden beschouwd het enkele gegeven dat [X.] het oordeel van het hof en/of de motivering daarvan niet deelt. Bovendien is thans niet meer van belang of [Y.][Z.] ten tijde van het tussenarrest vooralsnog in het bewijs van zijn stelling geslaagd kon worden geacht. Waar het nu, na de getuigenverhoren, op aan komt is of [Y.][Z.] definitief in de bewijslevering is geslaagd.
7.5 De getuigenverklaringen van [X.] en [A.] komen in zoverre overeen, dat zij beiden verklaren dat [X.] geen bemoeienis heeft gehad met de hennepkwekerij in de woning aan de [woonadres]. De geloofwaardigheid van hun verklaringen wordt evenwel aangetast doordat zij over relevante onderwerpen uiteenlopende verklaringen afleggen. Het hof doelt hierbij met name op de reden die deze getuigen geven voor hun eerste contacten met [Y.][Z.] over de woning. Volgens [X.] zocht [A.] een woning, terwijl [A.] verklaart dat hij op dat moment een woning aan de [woonadres 2] had en geen plannen had om te verhuizen. Volgens [A.] wilde [X.] de woning kopen en is [A.] deze gaan huren zodat [X.] de woning kon gaan bekijken en onderhandelen over de aankoop ervan, terwijl [X.] verklaart dat [A.] erin wilde gaan wonen. Als reden voor de verklaringen van [A.] tegenover de politie, die kort gezegd inhouden dat [X.] de hennepkwekerij exploiteerde, geeft [X.] aan te veronderstellen dat [A.] zijn straatje wilde schoonvegen, terwijl [A.] verklaart de naam van [X.] genoemd te hebben om van het politieverhoor af te komen. Voor het gegeven dat [A.] maanden later, in augustus en september 2005 schriftelijke verklaringen met een vergelijkbare inhoud tekende, heeft [X.] geen enkele verklaring en [A.] alleen een onaannemelijke verklaring. Over de reden voor zijn mede-ondertekening van het inspectierapport van 12 mei 2005 is [X.] in zijn getuigenverklaring vaag: hij verklaart dat hij met die ondertekening alleen heeft willen aangeven dat hij de schade had gezien en dat hij het bedrag aannemelijk vond. Zijn bemoeienis verklaart hij uit zijn bouwkundige deskundigheid en uit het gegeven dat [A.] op
dat moment in het ziekenhuis lag omdat hij een TIA had gehad. Over dat laatste verklaart [A.] evenwel dat dit zich begin 2004 had voorgedaan.
7.6 Het hof neemt verder in aanmerking dat beide getuigen die in contra-enquête zijn gehoord, duidelijk en eenstemmig verklaren dat zij in verband met de verhuur van de woning in de praktijk steeds alleen met [X.] te maken hebben gehad en niet met [A.]. [Y.] verklaart daarnaast onder meer het volgende:
Het inspectierapport is het resultaat van een bezoek van mijn ouders en mij aan het huis waar toen alleen [X.] was. [X.] heeft bij die gelegenheid tegen mij gezegd dat hij verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij en dat hij de schade die daardoor was aangericht zelf met zijn bouwbedrijf in orde zou maken. [A.] was daarbij niet in beeld. Die zou volgens mij ook fysiek niet in staat geweest zijn om een hennepkwekerij te houden. Alleen [X.] was voor ons in beeld; dat hij voor de hennepkwekerij verantwoordelijk was stond buiten kijf; hij was immers opgepakt. Hij heeft zelf ook nooit gezegd dat een ander dan hijzelf verantwoordelijk was.
Voor de goede orde merkt het hof op dat voor de bewijskracht van de verklaring van deze getuige de beperking van artikel 164 lid 2 Rv geldt; het vereiste aanvullend bewijs is in dit geval evenwel ruimschoots aanwezig.
7.7 De conclusie is dat [X.] er niet in is geslaagd het gevraagde tegenbewijs te leveren. Dit betekent dat thans als vaststaand aangenomen wordt dat [X.] (samen met [A.]) een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd in het gehuurde aan de [woonadres] te [woonplaats] en daaraan grote schade heeft toegebracht. Tussen partijen is niet in discussie dat wanneer dit zou komen vast te staan, sprake is van onrechtmatig handelen van [X.] jegens [Y.][Z.] en van gehoudenheid van [X.] om aan [Y.][Z.] de daardoor ontstane schade te vergoeden. Dit betekent dat het verweer van [X.] tegen de vorderingen van [Y.][Z.] op de tweede door deze aangevoerde grondslag, onrechtmatige daad, wordt verworpen en dat de omvang van de schade aan de orde komt en daarmee ook het incidenteel appel (tussenarrest r.o. 4.11).
7.8 De schadevergoedingsvordering van [Y.][Z.] betreft de volgende onderdelen:
1. voorschot schadevergoeding € 57.140,=
2. huurachterstand tot 1 januari 2006 € 12.700,=
3. buitengerechtelijke kosten € 1.400,=
4. huur en gebruiksvergoeding vanaf 1 januari 2006 pm
Totaal € 71.240,=
Het onder 1. vermelde bedrag is gebaseerd op een bouwkundig rapport van Perfectbouw van 15 juni 2006 dat uitkomt op een totaalbedrag van € 67.000,= waarvan [Y.][Z.] een post van € 9.860,= (blz. 6) niet in aanmerking neemt omdat deze betrekking heeft op daken en goten. Het hof merkt hierbij op dat in de begroting nog een post is opgenomen die ziet op daken en goten, ten bedrage van € 4.820,=; daarvoor geldt hetzelfde. Het gaat bij post 1. dus om een bedrag van € 52.320,=. De posten 2. en 4. vinden hun grondslag in de huurovereenkomst. Zoals in het tussenarrest is beslist (r.o. 4.8), biedt de huurovereenkomst geen grondslag voor de vorderingen van [Y.][Z.] tegen [X.], zodat deze posten tegen hem niet toewijsbaar zijn en in dit hoger beroep verder buiten beschouwing blijven.
7.9 Aan schadevergoeding heeft de kantonrechter toegewezen de twee bedragen die in het inspectierapport van 12 mei 2005 zijn vermeld, namelijk € 16.820,65 aan herstelwerkzaamheden en € 2.356,85 voor een ontvreemde geiser, samen € 19.177,50. Dit bedrag is door de kantonrechter toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
27 juni 2005. Post 3. heeft de kantonrechter als onvoldoende gemotiveerd betwist, toegewezen.
7.10 De bezwaren van [X.] in het principaal appel tegen deze veroordeling houden met name in dat deze volgens hem is gebaseerd op een - ten onrechte - verondersteld huurderschap. Tegen de omvang van de schade en de hoogte van de bedragen die in verband daarmee zijn toegewezen, worden door hem geen afzonderlijke grieven gericht; ook anderszins zijn deze door hem niet (gemotiveerd) betwist. Zoals hiervoor overwogen (r.o. 7.7 en 7.8), biedt de huurovereenkomst geen grondslag voor de vorderingen van [Y.][Z.] op dit onderdeel, maar is dat wel het geval met het onrechtmatig handelen van [X.] jegens [Y.][Z.].
7.11 Tegen de hoogte van de toegewezen bedragen richt zich het incidenteel appel van [Y.][Z.]. Volgens hem dient het rapport van Perfectbouw uitgangspunt te zijn; zo nodig dient volgens [Y.][Z.] een deskundige benoemd te worden. Het hof overweegt hierover het volgende. Alle partijen in deze aangelegenheid zijn op de een of andere wijze betrokken geweest bij de vaststelling van het inspectierapport. Dat geldt niet alleen voor de partijen bij de huurovereenkomst maar ook voor de moeder van [Y.][Z.], die met betrekking tot de verhuur van de woning kennelijk veel voor hen regelde, en voor [X.]. Het hof is daarom van oordeel dat bij de vaststelling van de hoogte van de schade uitgegaan dient te worden van de schadevaststelling in dat rapport, tenzij aangenomen zou moeten worden dat de bedragen die hierin zijn genoemd, onjuist zijn. Door [Y.][Z.] is weliswaar aangedrongen op hantering van het rapport van Perfectbouw maar door hem is onvoldoende onderbouwd waarom de vaststelling in het inspectierapport van 12 mei 2005 onjuist zou zijn en waarom partijen daar niet aan gebonden zouden zijn. Voor nadere bewijslevering of het inschakelen van deskundigen ziet het hof bij deze stand van zaken geen grond. De incidentele grief faalt om deze redenen.
7.12 Voor de vaststelling van de omvang van de schade gaat het hof uit van het inspectierapport van 12 mei 2005, voor zover dit betrekking heeft op de jegens [Y.][Z.] onrechtmatige exploitatie van de hennepkwekerij door [X.]. Dat betekent dat toewijsbaar is het bedrag van € 16.820,65 aan herstelwerkzaamheden en niet tevens het bedrag vanwege de ontvreemde geiser, aangezien toewijzing van dit bedrag zijn grondslag vindt in de huurovereenkomst en de huurovereenkomst ten aanzien van [X.] geen grondslag biedt voor de vorderingen van [Y.][Z.] (tussenarrest r.o. 4.8). Dat laatste geldt om dezelfde reden voor de gevorderde en door de kantonrechter mede ten aanzien van [X.] toegewezen bedragen voor huur en gebruiksvergoeding.
7.13 De conclusie is dat de vorderingen van [Y.][Z.] jegens [X.] toewijsbaar zijn voor de volgende bedragen:
- aan herstelwerkzaamheden een bedrag van € 16.820,65, vermeerderd met de (niet afzonderlijk betwiste) wettelijke rente daarover vanaf 27 juni 2005 tot aan de dag der voldoening;
- aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 1.400,=,
en dat de vorderingen van [Y.][Z.] tegen [X.] voor het overige afgewezen worden. Het vonnis waarvan beroep, voor zover (in conventie) gewezen tegen [X.] zal ten aanzien van het meerdere worden vernietigd. Voor de duidelijkheid zal het hof het vonnis tegen [X.] in conventie geheel vernietigen en het dictum opnieuw formuleren.
7.14 [X.] heeft terugbetaling gevorderd van een bedrag van € 48.565,18 dat hij op
24 mei 2007 ter voldoening aan het vonnis heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de betaling en met kosten ter verwerving van dat bedrag. [Y.][Z.] betwist deze vordering als onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd, maar betwist daarmee niet voldoende gemotiveerd dat [X.] genoemd bedrag op 24 mei 2007 ter voldoening aan het vonnis heeft voldaan. Het dient er dan ook voor gehouden te worden dat [X.] op die datum genoemd bedrag ter voldoening aan het vonnis heeft voldaan, zodat verdere specificatie of onderbouwing van dat bedrag niet nodig is. Volgens [Y.][Z.] dient een dergelijke vordering in een afzonderlijke procedure ingesteld te worden. Wat betreft de vordering tot terugbetaling met de wettelijke rente over het ten onrechte betaalde bedrag is dat niet juist, wat betreft de gestelde verdere kosten wél (HR 30 januari 2004, LJN: AN7327). Voor zover ten aanzien van die verdere kosten de vordering bedoeld zou zijn als vermeerdering van eis in reconventie, strandt deze vordering op het ontbreken van iedere feitelijke onderbouwing. Voor zover [X.] meer heeft betaald dan het door hem op grond van dit arrest aan [Y.][Z.] verschuldigde bedrag, dient dit aan hem te worden terugbetaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der betaling, 24 mei 2007. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
7.15 Het resultaat van dit hoger beroep brengt mee dat partijen in eerste aanleg (in conventie) over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zodat de proceskosten daarvan tussen hen zullen worden gecompenseerd. Voor het principaal appel geldt dat [X.] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat hij in de kosten daarvan wordt veroordeeld. In het incidenteel appel is [Y.][Z.] in het ongelijk gesteld, zodat hij in de kosten daarvan zal worden veroordeeld. De proceshandelingen na het tussenarrest zal het hof alleen aan het principaal appel toerekenen.
8. De uitspraak
Het hof:
In het principaal appel en in het incidenteel appel
vernietigt het vonnis van 4 oktober 2008 voor zover in conventie tegen [X.] gewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [X.] (hoofdelijk naast zijn medegedaagde in eerste aanleg) tot betaling aan [Y.][Z.] van een bedrag van € 16.820,65, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 juni 2005 tot aan de dag der voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 1.400,=;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg tussen partijen in die zin dat iedere partij daarvan de eigen kosten draagt;
veroordeelt [X.] in de kosten van het principaal appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Y.][Z.] begroot op € 251,= aan vast recht en € 2.682,= aan salaris advocaat in het principaal appel;
veroordeelt [Y.][Z.] in de kosten van het incidenteel appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [X.] begroot op € 447,= aan salaris advocaat;
veroordeelt [Y.][Z.] tot terugbetaling aan [X.] van het door hem ter voldoening aan het vonnis betaalde bedrag van € 48.565,18, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2007 tot aan de dag der voldoening en verminderd met hetgeen [X.] uit hoofde van dit arrest aan [Y.][Z.] verschuldigd is;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en S. Bochove en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 juli 2011.