ECLI:NL:GHSHE:2011:BT2241

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.084.729
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.M. van Schaik-Veltman
  • Fikkers
  • Venhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bij niet tijdig betaald griffierecht in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep van appellant [X.], wonende in Zweden, tegen geïntimeerde [Y.]. De zaak volgde op een tussenarrest van 5 juli 2011, waarin partijen de gelegenheid kregen om een akte in te dienen. De kern van het geschil betrof de vraag of het niet tijdig betalen van het griffierecht de ontvankelijkheid van het hoger beroep zou beïnvloeden. Appellant [X.] erkende dat het griffierecht te laat was betaald, maar voerde aan dat dit te wijten was aan de omstandigheden van het wonen in het buitenland, wat leidde tot vertraging. Hij stelde dat de rechtbank in eerdere vonnissen fouten had gemaakt en dat het hoger beroep noodzakelijk was voor een juiste verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

Het hof oordeelde dat de te late betaling van het griffierecht voor rekening en risico van [X.] kwam. De door hem aangevoerde omstandigheden rechtvaardigden niet de conclusie dat de toepassing van artikel 127a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het hof wees ook de stelling van [X.] af dat de uitnodiging voor een comparitie na aanbrengen hem het gerechtvaardigde vertrouwen had moeten geven dat hij ontvankelijk zou zijn. Aangezien [X.] niet tijdig had betaald, werd [Y.] ontslagen van instantie en werd [X.] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die door het hof werden begroot op € 284,- voor griffierecht en € 447,- voor salaris advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.084.729
arrest van de tweede kamer van 6 september 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats], Zweden,
appellant,
advocaat: mr. A.T. Bakker,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.W.F. Kostons,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 juli 2011 in het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht gewezen vonnissen van 28 januari 2009, 4 november 2009, 21 april 2010 en 22 december 2010.
5 Het tussenarrest van 5 juli 2011
Bij genoemd arrest is ieder van partijen in de gelegenheid gesteld een akte te nemen en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6 Het verdere verloop van de procedure
6.1. Ieder van partijen heeft een akte genomen.
6.2. Vervolgens is uitspraak gevraagd. Partijen hebben daartoe de stukken overgelegd.
7 De verdere beoordeling
7.1. [X.] is bij het tussenarrest in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten omtrent het bepaalde in artikel 127a lid 3 Rv. In dat verband heeft [X.], die erkent dat het griffierecht te laat is betaald, kort weergegeven aangevoerd dat de rechtbank in de bestreden vonnissen evidente fouten heeft gemaakt en een aantal geschilpunten onbesproken heeft gelaten, waardoor het instellen van hoger beroep nog de enige mogelijkheid is om te komen tot een juiste verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Voorts is er sprake van een slechts geringe overschrijding van de betalingstermijn van drie dagen die het gevolg is van de omstandigheid dat [X.] in Zweden woonachtig is en de betaling vanuit het buitenland ernstige vertraging heeft opgelopen. Het verlenen van ontslag van instantie zal daarom leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, aldus [X.].
7.2. Naar het oordeel van het hof dient het feit dat het griffierecht te laat is betaald voor rekening en risico van [X.] te komen. De door [X.] aangevoerde feiten en omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat de toepassing van artikel 127a lid 2 Rv. artikel, gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dergelijke omstandigheden zijn ook anderszins niet, althans onvoldoende gebleken.
7.3. Ten aanzien van de opmerking van [X.], dat het hof ‘overigens’ door het aanbieden van een comparitie na aanbrengen de indruk heeft gewekt dat de zaak in behandeling was genomen, overweegt het hof voorts dat [X.] aan een uitnodiging voor een comparitie na aanbrengen niet het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen en mogen ontlenen dat hij ontvankelijk zou worden geacht. Dit geldt temeer nu de zaak op de rol stond voor controle van de betaling van griffierecht.
7.4. Nu [X.] niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan en [Y.] bij akte heeft laten weten dat zij ingeval van ontslag van instantie geen incidenteel appel wenst in te stellen, zal [Y.] overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a lid 2 Rv. van deze instantie worden ontslagen. [X.] zal worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
8 De uitspraak
Het hof:
ontslaat [Y.] van deze instantie;
veroordeelt [X.] in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Y.] begroot op € 284,- ter zake van griffierecht en € 447,- ter zake van salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, Fikkers en Venhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 september 2011.