ECLI:NL:GHSHE:2011:BT6244

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002917-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en verwerping beroep op vrijwillige terugtred in strafzaak tegen verdachte wegens poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot diefstal met geweld, maar had een beroep gedaan op vrijwillige terugtred. Het hof oordeelde dat het beroep op vrijwillige terugtred niet aannemelijk was, omdat de verdachte de fritessalon verliet nadat hij merkte dat de medewerkster weerstand bood en zijn mededader werd herkend. De verdachte had aanvankelijk zijn betrokkenheid ontkend en zijn verklaring over tot bezinning komen tijdens de overval werd niet geloofwaardig geacht. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte strafbaar voor de poging tot diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-002917-10
Uitspraak : 26 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 29 juli 2010, parketnummer 04-850207-10 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 04-850038-09, in de strafzaak tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1990,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld (artikel 312 Wetboek van Strafrecht), bewezen zal verklaren en de verdachte voor dat feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Roermond van 6 augustus 2009 opgelegde voorwaardelijke straf zal afwijzen.
Door de verdediging is primair betoogd dat het vonnis van de rechtbank te Roermond d.d. 29 juli 2010 wordt bekrachtigd, inhoudende dat verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekomt, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voor het geval het hof van oordeel is dat het bewezen verklaarde wel een strafbaar feit oplevert, heeft de verdediging subsidiair bepleit dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Roermond van 6 augustus 2009 opgelegde voorwaardelijke straf, refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2010 in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of wat van hun/zijn gading was, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [fritessalon], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
b.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of wat van hun/zijn gading was, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [fritessalon], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader genoemde [fritessalon] is binnengegaan en/of genoemde [slachtoffer 2] met een arm om de nek heeft vastgepakt en/of (vervolgens) tegen een sigarettenautomaat heeft gegooid en/of met kracht tegen de grond heeft geduwd en/of met een metalen deksel van een afvalemmer in zijn (opgeheven) hand(en) (een) dreigende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van genoemde [slachtoffer 1] en/of (daarbij) op dreigende toon heeft gezegd: "Dit is een overval" en/of "Ga weg, ga weg", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 april 2010 in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld toebehorende aan [aangever] en/of [fritessalon], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader genoemde [fritessalon] is binnengegaan en genoemde [slachtoffer 2] met een arm om de nek heeft vastgepakt en vervolgens tegen een sigarettenautomaat heeft gegooid en met kracht tegen de grond heeft geduwd en met een metalen deksel van een afvalemmer in zijn opgeheven handen een dreigende beweging heeft gemaakt in de richting van genoemde [slachtoffer 1] en op dreigende toon heeft gezegd: "Dit is een overval" en/of "Ga weg, ga weg", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens verdachte is ten verwere betoogd dat hem een beroep op vrijwillige terugtred toekomt, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht bestaat een poging niet, indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Of de gedragingen van verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden, die afhankelijk zijn van de wil van verdachte, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Beslissend is de vraag of de vrijwillige terugtred het gevolg was van spontane besluitvorming aan de zijde van de verdachte en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van externe prikkels. Van buiten komende factoren, die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met [medeverdachte] op 28 april 2010 ’s avonds de [fritessalon] in de [straat] te Roermond is binnengegaan, met de bedoeling daar geld weg te nemen. Nadat verdachte en de medeverdachte de zaak zijn binnengevallen heeft verdachte [slachtoffer 2] met zijn arm om de nek vastgepakt, heeft hij geroepen ‘dit is een overval’, heeft hij haar tegen een sigarettenautomaat gegooid en haar vervolgens met kracht tegen de grond geduwd. Vervolgens is verdachte in de richting van [slachtoffer 1] gelopen en heeft hij een metalen deksel van een afvalemmer gepakt en daarmee dreigende bewegingen in haar richting gemaakt en daarbij de woorden ‘ga weg, ga weg’ gebezigd. [slachtoffer 1] ging vervolgens niet opzij en sprak verdachte aan met de bewoordingen ‘wat is dit voor flauwekul, doe normaal’. [Medeverdachte] werd herkend door [slachtoffer 2], die hem met de volgende bewoordingen aansprak: ‘[Medeverdachte ] hou op’. Hierop besloot [medeverdachte] naar buiten te gaan en weg te rennen. Verdachte liep vervolgens eveneens naar de uitgang en verliet de fritessalon.
Het hof is - anders dan de rechter in eerste aanleg en de verdediging maar met de advocaat-generaal - van oordeel dat geenszins aannemelijk is geworden dat het zwaartepunt bij het terugtreden lag bij het tot bezinning komen van verdachte.
[Getuige], een bekende van verdachte, heeft verklaard dat verdachte hem na de overval heeft verteld dat deze was mislukt. Tegenover de politie heeft verdachte aanvankelijk iedere betrokkenheid ontkend en wenste hij verder niets te verklaren. Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat hij zich afvroeg waar hij mee bezig was toen hij hoorde dat de medewerkster van de fritessalon ‘iets’ tegen zijn mededader zei. Daarop is hijzelf naar buiten gerend, aldus verdachte. Welke woorden zij zou hebben gezegd en waarom deze woorden verdachte ertoe zouden hebben gebracht de poging te staken, heeft verdachte niet verklaard.
Het hof merkt op dat uit de aangifte blijkt dat verdachte de fritessalon verliet nadat hij had gemerkt dat de medewerkster van de fritessalon weerstand bood, zijn mededader werd herkend en die mededader vervolgens bovendien de fritessalon uit liep/rende. Het slachtoffer reageerde dus niet zoals verdachte wilde, de pakkans werd vergroot door de herkenning van de medeverdachte en verdachte was ineens alleen overgebleven. Pas op dat moment heeft verdachte de poging gestaakt.
Aan de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte dat hij tijdens de overval tot bezinning is gekomen, doet af dat hij aanvankelijk in strijd met de waarheid iedere betrokkenheid heeft ontkend, dat hij deze verklaring pas ter zitting in eerste aanleg heeft afgelegd en dat deze verklaring niet strookt met hetgeen verdachte tegenover [getuige] heeft verklaard. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het moment waarop verdachte de poging heeft gestaakt, acht het hof niet aannemelijk dat hij tijdens de overval tot bezinning is gekomen. Het beroep op vrijwillige terugtred wordt dan ook verworpen.
Er zijn ook anderszins geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden zal worden opgelegd, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte – indien hij niet zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging – zal worden veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, met aftrek van het voorarrest.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof is van oordeel dat in het algemeen bij de straftoemeting in dit soort zaken aansluiting kan worden gezocht bij de door het landelijke overleg van voorzitter van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. In de regel staat voor een dergelijk feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het slachtoffer, als gevolg van een dergelijk feit nog langdurig last kan hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid.
Het hof heeft voorts acht geslagen op:
- de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte ter zake soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen;
- de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde handelen;
- de inhoud van het, de verdachte betreffende, rapport van Reclassering Nederland d.d. 22 juli 2010;
- de omstandigheid dat het in het onderhavige geval de pogingsvariant betreft en er geen buit is gemaakt;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, onvoldoende tot uitdrukking komt.
Gezien voornoemde omstandigheden zal het hof een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van het reclasseringstoezicht.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Met deze voorwaardelijke straf kan aan bovengenoemde hulpverlening en begeleiding een verplichtend kader worden gegeven in de vorm van de bijzondere voorwaarde die aan de proeftijd wordt gekoppeld.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 510, 67. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich echter in hoger beroep niet opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, zodat de vordering niet aan de beoordeling van het hof is onderworpen.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is -anders dan de advocaat-generaal- ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Roermond van 21 juni 2010, tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de Kinderrechter te Roermond van 6 augustus 2009 onder parketnummer 04-850038-09 opgelegde voorwaardelijke 2 maanden jeugddetentie, van oordeel, dat -nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt- de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Roermond en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Roermond van 6 augustus 2009, parketnummer 04-850038-09, te weten van:
jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. J.F.M. Pols en mr. H.A. Marquart Scholtz, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Voet, griffier,
en op 26 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.A. Marquart Scholtz zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.