ECLI:NL:GHSHE:2011:BU2076

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.043.489 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. de Groot-van Dijken
  • J. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding van huurkoopovereenkomst en ingebrekestelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] tegen de vonnissen van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Sector Kanton, in een geschil met General Motors Acceptance Corporation Nederland N.V., handelend onder de naam Opel Credit B.V. [X.] had in 2004 een Opel Vans Movano gekocht, gefinancierd door General Motors. Na het uitblijven van betalingen heeft General Motors de ontbinding van de Koop- en Financieringsovereenkomst gevorderd, met betaling van een achterstand van € 5.451,42. [X.] betwistte de vorderingen, onder andere omdat hij geen ingebrekestelling had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat [X.] zich niet kon beroepen op het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat hij zelf had erkend dat hij na maart 2006 geen betalingen meer had gedaan. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de omstandigheden onvoldoende zijn toegelicht om te bepalen of [X.] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep kan doen op het ontbreken van de ingebrekestelling. Het hof heeft daarom een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verkrijgen over de omstandigheden van de zaak, waaronder de beslaglegging door de belastingdienst en de terugname van de Opel. Het hof houdt verdere beoordeling aan en heeft partijen opgeroepen om te verschijnen voor de raadsheer-commissaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.043.489
arrest van de vierde kamer van 22 maart 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. A.P. Knippenbergh,
tegen:
De naamloze vennootschap General Motors Acceptance Corporation Nederland N.V., tevens handelend onder de naam Opel Credit B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Post,
op het bij exploot van dagvaarding van 16 september 2009 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Sector Kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnissen van 12 februari 2009 en 9 juli 2009 tussen appellant - hierna te noemen [X.] - als gedaagde en geïntimeerde – hierna te noemen General Motors - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 564406/HA ZA 08-4799)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] 10 grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot het integraal afwijzen van de vorderingen van General Motors.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft General Motors de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
3.1.Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1.In november 2004 heeft [X.] een Opel Vans Movano met kenteken [kenteken] gekocht van autodealer [Y.] Auto I B.V. Voor de financiering van deze auto is krediet verstrekt door General Motors. In dat kader is een driepartijen Koop- en Financieringsovereenkomst gesloten tussen General Motors, autodealer [Y.] Auto I B.V. en [X.]. In deze overeenkomst is de koopprijs van de auto, de daarop gedane aanbetaling, de kredietsom en een betalingsregeling opgenomen. [X.] heeft zich op grond van genoemde overeenkomst verplicht jegens General Motors de kredietsom van € 22.000, - vermeerderd met de kredietvergoeding van € 4.701,92 te betalen in 46 achtereenvolgende maandelijkse termijnen. Het termijnbedrag is vastgesteld op €556,29.
4.1.2.Door [X.] zijn 15 termijnen voldaan. Vanaf 26 maart 2006 heeft [X.] geen termijnen meer betaald. Volgens General Motors bedraagt het sindsdien openstaande saldo € 18.357,57.
4.1.3.De Belastingdienst heeft de Opel op 18 april 2006 in beslag genomen, omdat de motorrijtuigenbelasting niet was voldaan. [X.] heeft dit aan General Motors laten weten. General Motors heeft namens [X.] de motorrijtuigenbelasting ad € 888, - voldaan, waarna de belastingdienst het beslag op de Opel heeft opgeheven.
4.1.4.Bij brief van 2 augustus 2006 aan [X.], verstuurd naar het adres [adres] te [plaatsnaam], heeft General Motors de huurovereenkomst ontbonden en de Opel opgeëist. Op 15 augustus 2006 is de Opel door General Motors teruggenomen, waarbij door [X.] een vrijwillige afstandsverklaring is getekend.
4.1.5.Op 29 augustus 2006 heeft General Motors [X.] een brief gestuurd waarin zij een indicatie geeft van de vermoedelijke opbrengst van de Opel en [X.] in de gelegenheid stelt binnen 7 dagen na dagtekening van de brief een hoger bod op de Opel uit te brengen. Volgens [X.] heeft hij deze brief nooit ontvangen.
4.1.6.De Opel is op 6 september 2006 verkocht voor € 13.505, -.
4.1.7.Op 12 september 2006 heeft General Motors aan [X.] de opbrengst van de Opel en de restschuld die na afboeking van de opbrengst resteert bij brief meegedeeld. Volgens [X.] heeft hij ook deze brief niet ontvangen.
4.1.8.[Z.] c.s., het door General Motors ingeschakelde incassobureau, heeft namens General Motors op 23 oktober 2006 een sommatie verstuurd voor de betaling van het restantbedrag. Volgens [X.] heeft hij ook deze sommatie niet ontvangen.
4.2.General Motors heeft bij inleidende dagvaarding van 26 mei 2008, uitvoerbaar bij voorraad, de ontbinding van de Koop- en Financieringsovereenkomst gevorderd met veroordeling van [X.] tot betaling van een som van € 5.451,42, vermeerderd met de overeengekomen rente van 10,3 % per jaar, althans de wettelijke rente, vanaf 20 mei 2008 tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van [X.] in de proceskosten. General Motors legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het uitblijven van de betaling van de achterstallige termijnbedragen de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Daarnaast is - naar General Motors stelt - de gevorderde schadevergoeding opgebouwd in overeenstemming met hetgeen is bepaald in de Koop- en Financieringsovereenkomst.
[X.] heeft de vorderingen betwist en in dat verband gesteld dat er geen ingebrekestelling door hem is ontvangen, waardoor de ontbinding niet rechtsgeldig is. Daarnaast betwist [X.] de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.
4.3.De kantonrechter heeft in het bestreden eindvonnis geoordeeld dat [X.] er zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op kan beroepen dat hij geen ingebrekestelling heeft ontvangen. De kantonrechter grondt zijn oordeel op het gegeven dat [X.] zelf heeft aangegeven in 2006 te zijn verhuisd, maar niet exact kan aangeven wanneer dat is gebeurd en eveneens heeft opgemerkt dat het heel goed mogelijk is dat hij niet alle brieven heeft ontvangen. Verder baseert de kantonrechter zijn oordeel op de erkenning van [X.] dat hij na maart 2006 niets meer heeft betaald omdat de auto (door de belastingdienst) in beslag was genomen en op de erkenning door [X.] van de juistheid van het betalingsoverzicht. Ten slotte baseert de kantonrechter zijn oordeel op de omstandigheid dat [X.] tegen de brief van 2 augustus 2006 niet heeft geprotesteerd doch integendeel heeft toegestemd in afgifte van de auto aan General Motors. Het oordeel dat [X.] zich niet op het ontbreken van de ingebrekestelling kan beroepen geldt volgens de kantonrechter zowel ten aanzien van het ineens opeisbaar worden van het verschuldigde, de terugname van de auto als voor het verschuldigd zijn van vertragingsrente. De kantonrechter oordeelt eveneens dat de ontbinding een feit is, omdat [X.] niet heeft geprotesteerd tegen de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van General Motors. De kantonrechter verklaart de Koop- en Financieringsovereenkomst ontbonden en veroordeelt [X.] tot betaling van een bedrag van € 4.144, 97, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 10,30 % per jaar vanaf 13 september 2006 tot aan de dag van voldoening met veroordeling van [X.] in de proceskosten.
4.4.[X.] is tijdig in beroep gekomen van de bestreden vonnissen. De grieven richten zich met name tegen het oordeel van de kantonrechter dat [X.] er zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op kan beroepen dat hij geen ingebrekestelling heeft ontvangen en tegen de hoogte van de veroordeling.
4.5.De eerste grief van [X.] richt zich tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter. De grief is niet nader uitgewerkt, noch is aangegeven tegen de vaststelling van welke feiten deze is gericht. Om die reden is deze eerste grief niet voldoende specifiek, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
4.6.De tweede grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [X.] er zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op kan beroepen dat hij geen ingebrekestelling heeft ontvangen.
4.6.1.De oudste brief die door General Motors in het geding is gebracht is de brief van 2 augustus 2006. Zoals terecht door de kantonrechter is overwogen in r.o. 3.3 van het vonnis van 12 februari 2009, kan de brief van 2 augustus 2006 niet als een ingebrekestelling worden beschouwd. Deze brief bevat geen aanmaning tot betaling van de openstaande termijnen met daarbij een termijn om alsnog na te komen, maar bevat enkel een overzicht van achterstallige termijnen, een ontbindingsverklaring en de eis tot onmiddellijke teruggave van de Opel.
4.6.2.Door General Motors is gesteld dat [X.] na 27 maart 2006 door haar in gebreke zou zijn gesteld. Een dergelijke ingebrekestelling zou na 27 maart 2006 én voor de genoemde ontbindingsverklaring van 2 augustus 2006 moeten zijn gelegen. [X.] ontkent enige ingebrekestelling te hebben ontvangen. Door General Motors is geen afschrift overgelegd van een brief met een ingebrekestelling die vóór 2 augustus 2006 aan [X.] zou zijn verzonden. De kantonrechter heeft in het vonnis van 12 februari 2009 General motors uitgenodigd om de door haar bedoelde ingebrekestelling(en) in het geding te brengen. General Motors heeft dat nagelaten en de kantonrechter overweegt in r.o. 2.2 van het vonnis van 9 juli 2009 dat General Motors tijdens de comparitie heeft gesteld geen exemplaar van ‘de’ ingebrekestelling in haar dossier te hebben, omdat deze automatisch zou zijn aangemaakt. Ook bij memorie van antwoord heeft General Motors geen exemplaar overgelegd van een ingebrekestelling.
4.6.3.Op grond van art. 3:37 lid 3 BW heeft een tot een persoon gerichte verklaring pas werking indien deze verklaring die persoon heeft bereikt. De stelplicht en zo nodig, de bewijslast rust op degene die zich op (de gevolgen van) de verklaring beroept. Gelet op de betwisting van [X.] is het in de onderhavige zaak dus aan General Motors om te bewijzen dat de ingebrekestelling [X.] heeft bereikt of dat het niet bereiken het gevolg was van een voor rekening van [X.] komende omstandigheid (vergelijk HR 16 oktober 1998, NJ 1998, 897). Door General Motors is geen kopie van een ingebrekestelling overgelegd noch heeft zij anderszins aangetoond dat een ingebrekestelling [X.] heeft bereikt. General Motors heeft in hoger beroep volstaan met een algemeen bewijsaanbod. Gezien de eigen verklaring van General Motors dat zij niet beschikt over een afschrift van de ingebrekestelling en het ontbreken van een op dit punt gespecificeerd bewijsaanbod, zal het hof General Motors niet toelaten nader bewijs te leveren op dit punt. Het hof zal daarom voorbij gaan aan de stelling van General Motors dat [X.] vóór 2 augustus 2006 in gebreke is gesteld. Derhalve staat thans vast dat [X.] niet in gebreke heeft gesteld voor de ontbindingsverklaring en de opeising van de Opel.
4.6.4.De Koop- en Financieringsovereenkomst is, zoals General Motors zelf ook aangeeft, te kwalificeren als een huurkoopovereenkomst, waarop eveneens de Wet op het Consumentenkrediet van toepassing is. Zowel de bepalingen van huurkoop in art. 7A:1576h-x BW als de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) zijn gericht op de bescherming van de consument. Uit art. 7A: 1576a BW volgt dat de bepalingen inzake huurkoop van dwingend recht zijn, tenzij uit de bepaling zelf blijkt dat ervan mag worden afgeweken. Art. 7A:1576q BW luidt: “Ontbinding van huurkoop, of teruggave van eene in huurkoop gehouden zaak krachtens daartoe gemaakt beding, kan, wegens niet tijdige nakoming door den kooper van zijne verplichtingen, niet worden ingeroepen of gevorderd, tenzij de koper, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijne verplichtingen na te komen.” Op grond van deze bepaling kan een verkoper zich pas op ontbinding of teruggave beroepen als de koper na een ingebrekestelling nalatig is gebleven. Ook art. 41 jo art. 33, onder c 1? WCK stelt een voorafgaande ingebrekestelling als vereiste voordat de kredietverstrekker het verschuldigde ineens mag opeisen of de afgifte van de zaak mag vorderen.
4.6.5.De vraag die ter beantwoording voorligt, is of de omstandigheden in de onderhavige zaak dusdanig zijn dat [X.] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toekomt op het ontbreken van het dwingendrechtelijk voorgeschreven vereiste van ingebrekestelling. De feitelijke toedracht van de onderhavige zaak, waaronder onder meer de omstandigheden rond de beslaglegging door de belastingdienst en de terugvordering van de Opel, is door partijen nog onvoldoende toegelicht. Voor de verdere beoordeling van het hoger beroep wenst het hof daarom nadere inlichtingen te verkrijgen van partijen. Daartoe wordt een comparitie van partijen gelast. Het hof wenst dan met name te vernemen of [X.] de beschikking had over de Opel gedurende de beslaglegging door de belastingdienst en ten tijde van de terugname van de Opel door General Motors. Bij de comparitie zal eveneens worden onderzocht of de zaak vatbaar is voor een minnelijke regeling.
4.7.Daarnaast verlangt het hof inlichtingen van partijen over de verdere afwikkeling van de zaak in het geval dat het hof zou oordelen dat de omstandigheden van de onderhavige zaak er niet toe leiden dat het dwingendrechtelijke vereiste van ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid terzijde gesteld kan worden (vergelijk Eindverslag I over art. 6:2 BW, Parl.Gesch. Boek 6, p. 72-73). In dat geval zou General Motors geen beroep toekomen op de ontbinding en zouden de teruggave van de Opel en de daarop volgende verkoop ten onrechte zijn geschied. Daar staat tegenover dat slechts 15 van de 46 overeengekomen termijnen door [X.] zijn betaald en de looptijd van de Koop- en Financieringsovereenkomst inmiddels is verstreken. Het hof wijst er op dat in voornoemd geval de betalingsverplichting van [X.] niet is komen te vervallen.
4.7.1.Overigens merkt het hof met betrekking tot de hoogte van de vordering op dat de diverse bedragen, welke door General Motors worden genoemd, telkens uit verschillende combinaties van dezelfde componenten bestaan. De hoofdsom bedroeg € 26.701,92; er waren 15 termijnen à € 556,29, dus in totaal € 8.344,35 betaald, zodat als onbetaald bedrag resteerde € 18.357,57. In de visie van General Motors dient hierbij opgeteld te worden € 888, - wegens door haar betaalde motorrijtuigenbelasting en € 440,30 wegens terugnamekosten en dient € 13.505, - in mindering te worden gebracht wegens opbrengst van verkoop van de teruggenomen auto en € 1.595,60 wegens renterestitutie, samenhangende met vervroegde aflossing (niet verdiende kredietvergoeding). Aldus komt zij op een bedrag van € 4.585,27. In de inleidende dagvaarding noemde zij een bedrag van € 5.451,42, bestaande uit het bedrag van € 4.585,27 vermeerderd met € 866,15 aan rente tot 20 mei 2008, en in haar specificatie bij productie 6 bij de conclusie van repliek noemde zij een bedrag groot € 4.622,34, bestaande uit het bedrag van € 4.585,27 vermeerderd met € 37,07 aan rente. Het bedrag van € 37,07 heeft betrekking op de rente voor de vertraging in de termijnbetalingen vóór de onmiddellijke opeising door General Motors; het bedrag van € 866,15 heeft betrekking op de vertragingsrente nadien.
4.8.Het hof zal iedere verdere beoordeling en beslissing aanhouden.
5. De uitspraak
Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon dan wel deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is, voor het verstrekken van inlichtingen en/of het beproeven van een minnelijke regeling, zullen verschijnen voor mr. Brandenburg als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 4.6.5 en 4.7 vermelde doeleinden;
verwijst de zaak naar de rol van 5 april 2011 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun raadslieden op woensdagen over de maanden mei, juni en juli;
bepaalt dat de advocaat van [X.] bij zijn opgave op genoemde rol een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, De Groot-van Dijken en Vermeulen, en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 maart 2011.