GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.023.301
arrest van de tweede kamer van 29 november 2011
1. [X.] THE NETHERLANDS B.V.,
2. [Y.] ELECTRONIC B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats],
appellanten,
advocaat: mr. R.G.F. Lammers,
de vennootschap naar het recht van haar plaats van vestiging [Z.] YAPI ve TICARET ANONIM SIRKETI
gevestigd te [vestigingsplaats] (Turkije)
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Kara,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 16 november 2010 in het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch onder nummer 153420 / HA ZA 07-175 gewezen vonnis van 13 augustus 2008.
5. Het tussenarrest van 16 november 2010
Bij genoemd arrest heeft het hof de incidentele vorderingen van [X.] c.s. tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 augustus 2008 ex art. 351 Rv en tot zekerheidstelling ex art. 235 Rv afgewezen en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1. Bij memorie van grieven hebben [X.] c.s. vier grieven aangevoerd, producties overgelegd, en geconcludeerd tot, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot niet-ontvankelijkverklaring alsnog van [Z.] althans tot ontzegging aan haar van haar vordering, en tot veroordeling van [Z.] in de kosten van de procedure (daaronder begrepen de kosten in eerste aanleg).
6.2. [Z.] heeft bij memorie van antwoord, onder overlegging van producties, de grieven bestreden en geconcludeerd tot hetgeen aan het slot van die memorie is omschreven.
6.3. Partijen hebben hun zaak doen bepleiten, [X.] c.s. door mr. R.G.F. Lammers en [Z.] door mr. A. Kara. Beide advocaten hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof recht doet op de op voorhand in kopie toegezonden gedingstukken.
7. De gronden van het hoger beroep
7.1. Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
8. De verdere beoordeling
8.1. Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende:
a. Technoton BV is een joint venture van [Z.] en [A.] Holding BV.
b. [Z.] en [A.] Holding BV houden ieder 50% van de aandelen in Technoton BV.
c. [X.] en [Y.] zijn beide dochtermaatschappij van [A.] Holding BV.
d. De echtelieden de heer en mevrouw [B.] houden alle aandelen in [A.] Holding BV. Tevens zijn zij de bestuurders van die vennootschap.
e Technoton is in 2002 opgericht om tussen [Z.] en [A.] Holding BV een samenwerking tot stand te brengen bij het bouwproject Rijnmond Centrale Rotterdam.
f. Technoton was in 2003 en 2004 onderaannemer bij dat project.
g. Ten behoeve van de met het genoemde project gemoeide geldstromen heeft [Z.] in augustus 2003 twee bankrekeningen geopend bij de Rabobank te [vestigingsplaats], verder: “de Rabo-rekeningen”
h. Nog op de dag van de opening van de Rabo-rekeningen heeft [Z.] een volmacht gegeven aan de echtelieden [B.] (onder meer) om te beschikken over de tegoeden van deze twee bankrekeningen die ten name van [Z.] stonden.
i. Vervolgens zijn ten laste van de Rabo-rekeningen debetboekingen gedaan door de echtelieden [B.] tot een bedrag van € 364.792,42, waarvan [Y.] € 27.000,- heeft ontvangen en [X.] € 337.792,42.
8.2. Het geschil tussen partijen spitst zich met name toe op de vraag of [Z.] het aan [X.] c.s. betaalde bedrag van € 364.792,42 (waarover r.o. 8.1.i) als onverschuldigd betaald kan terugvorderen. [Z.] beantwoordt deze vraag bevestigend, [X.] c.s. ontkennend. Voor de vorderingen in eerste aanleg en het eindvonnis van de rechtbank verwijst het hof kortheidshalve naar zijn overwegingen daaromtrent in r.o. 3.1.1 en 3.1.2 van het tussenarrest van 16 november 2010.
8.3.1. De eerste grief keert zich tegen het oordeel van de rechtbank (in r.o. 4.5 van het bestreden vonnis) dat, samengevat, het geld op de Rabo-rekeningen toebehoorde aan [Z.] en dat [X.] c.s. het bedrag van € 364.792,42 aldus van [Z.] hebben ontvangen.
Volgens [X.] c.s. behoorden de tegoeden op de Rabo-rekeningen tot het vermogen van Technoton, althans mocht Technoton daarover beschikken.
[Z.] stelt zich op het standpunt dat de Rabo-rekeningen op haar naam stonden en dat de tegoeden daarop derhalve geacht moeten worden ook aan haar toe te behoren. Voorts betwist zij dat Technoton bevoegd was over de betrokken rekeningen te beschikken.
8.3.2. [X.] c.s. voeren ter onderbouwing van hun eerste grief allereerst aan dat ten laste van de Rabo-rekeningen verschillende overboekingen zijn gedaan waartegen [Z.] geen bezwaar heeft gemaakt, noch terzake om opheldering heeft gevraagd. [Z.] zou aldus hebben erkend dat de gelden op de Rabo-rekeningen toebehoorden aan Technoton dan wel dat Technoton over die gelden mocht beschikken.
Hiertegen voert [Z.] aan niet in staat te zijn geweest om bezwaar te maken. De echtelieden [B.] die wél inzicht hadden in de overboekingen hebben [Z.] daarover nooit geïnformeerd en voorts beschikte [Z.] niet over de toegangscodes om afschriften van de Rabo-rekeningen (on line) in te zien.
Het hof oordeelt als volgt. Nu [X.] c.s. slechts hebben gesteld dat er door anderen dan [Z.] overboekingen zijn gedaan ten laste van de Rabo-rekeningen van [Z.], maar niet dat deze overboekingen zijn gedaan door of in naam van Technoton, valt niet in te zien hoe uit die overboekingen zou volgen dat Technoton over de tegoeden op die rekeningen zou kunnen beschikken. Evenmin volgt uit de bedoelde overboekingen dat de tegoeden op de Rabo-rekeningen, die op naam stonden van [Z.], aan Technoton zouden toebehoren. Aan deze vaststellingen kan niet afdoen dat ten aanzien van één van de bedoelde overboekingen door [X.] c.s. is gesteld dat daarmee een schuld van Technoton werd voldaan. Uit de omstandigheid dat Technoton begunstigde was van een overboeking, volgt namelijk niet dat zij over de tegoeden op de Rabo-rekening(en) kon beschikken, noch dat die tegoeden haar zouden toebehoren. Het hof verwerpt daarom de stelling van [X.] c.s. dat [Z.], kort gezegd, door haar stilzitten zou hebben erkend dat de gelden op de Rabo-rekeningen toebehoorden aan Technoton dan wel dat Technoton over die gelden mocht beschikken.
8.3.3. Voorts beroepen [X.] c.s. zich op een faxbericht uit 2006 van de advocaat van [Z.], mr. Kara, aan mr. Lammers, die toen optrad als advocaat van [A.] Holding BV. In dat bericht schreef mr. Kara:
“Ten aanzien van de “toelichting” op de somma van USD 150.000,-- verwijs ik U naar Uw cliënte die een veelvoud van dat bedrag heeft verduisterd van Technoton via de bankrekening van mijn cliënte. Volledigheidshalve zend ik U bijgaand nogmaals de bankafschriften van de bankrekening van mijn cliënte”.
Volgens [X.] c.s. wordt hiermee namens [Z.] erkend dat de gelden op de betrokken Rabo-rekening van Technoton waren.
[Z.] betwist dit. Noch uit de bewoordingen, noch uit de strekking van het faxbericht blijkt dat door [Z.] erkend zou zijn dat de gelden op de Rabo-rekeningen aan Technoton toebehoorden.
Het hof verwerpt de stelling van [X.] c.s. dat [Z.] met het zojuist weergegeven citaat heeft erkend dat de gelden op de Rabo-rekening in kwestie van Technoton waren. In de mededeling spreekt de advocaat van [Z.] immers uitdrukkelijk over de bankrekening van zijn cliënte, [Z.] (en niet van de bankrekening van of mede van Technoton). Evenmin brengt de stelling dat de bankrekening van [Z.] op enig moment door [A.] Holding BV is (of zou zijn) gebruikt bij de verduistering door haar van gelden van Technoton, zo al juist, mee, dat de tegoeden op die rekening van Technoton waren.
8.3.4. [X.] c.s. hebben voorts overgelegd een afschrift van een door de heer [C.] (die op enig moment bestuurder was van [Z.]) en de heer [B.] ondertekende (ongedateerde) verklaring (mvg, prod. 4). De verklaring luidt als volgt:
“As spoken and mutually agreed, all amounts on the account of RABO ([Z.]) (…) are free to be transferred to any account.
All amounts refers to: 115.000; 20.000; 2.500; 2.500; 56.600, 2.500 Euro’s and to receive later.
[Z.] will send a credit-invoice to Technoton later or Technoton will prepare a return invoice.”
Uit deze verklaring zou blijken dat de heer [B.] c.q. Technoton over de gelden op (een van) de Rabo-rekening(en) mocht beschikken.
Zo de overgelegde verklaring al ondertekend zou zijn door [C.], hetgeen [Z.] betwist, volgt daaruit slechts dat hij ermee instemde dat de heer [B.] over bepaalde nader aangeduide bedragen die op de Rabo-rekening(en) van [Z.] waren gestort, mocht beschikken. Niet valt uit de verklaring af te leiden dat Technoton die bevoegdheid toekwam of dat die aan Technoton (met die verklaring) werd verleend.
8.3.5. [X.] c.s. hebben verder – nogmaals – overgelegd een geprint e-mailbericht van [C.] aan de heer [B.] d.d. 18 februari 2004, en twee (ongedateerde) afschriften “Detailinformatie transactie”, (cva, prod. 25-27) ter onderbouwing van hun hier aan de orde zijnde eerste grief. Ook deze documenten kunnen naar het oordeel van het hof niet leiden tot de conclusie dat de tegoeden op de Rabo-rekeningen tot het vermogen van Technoton behoorden of dat Technoton daarover mocht beschikken. De overgelegde documenten betreffen – twee – overboekingen van Technoton naar (de Rabo-)rekeningen van [Z.] en hebben daarmee alleen betrekking op de herkomst van (een deel van) de tegoeden op die rekeningen.
8.3.6. Ten slotte beroepen [X.] c.s. zich op een door de Belastingdienst Oost-Brabant ingesteld boekenonderzoek bij Technoton, waaruit zou volgen dat de tegoeden op de Rabo-rekeningen tot het vermogen van Technoton behoorden.
[Z.] voert hiertegen aan dat zij door de Belastingdienst niet is geïnformeerd over het boekenonderzoek en daarin ook niet op enige wijze is betrokken door de Belastingdienst.
Naar het oordeel van het hof is met het boekenonderzoek, voor zover partijen – met name [X.] c.s. – daarin inzicht hebben gegeven in de onderhavige procedure, niet komen vast te staan hetgeen [X.] c.s. hier betogen. De Belastingdienst heeft immers slechts geconcludeerd dat er (impliciete) aanwijzingen zijn dat gelden op bankrekening(en) aan Technoton toebehoorden. Uit deze conclusie valt, naar het oordeel van het hof, niet af te leiden dat zij ziet op de Rabo-rekeningen. Er wordt in de citaten van de Belastingdienst waarop [X.] c.s. zich beroepen alleen gesproken over “de bankrekening(en) in [vestigingsplaats]”, en de bedoelde citaten betreffen voorts een zekere [Z.] Yapi Endüstri ve Ticaret S.A., terwijl de naam van de geïntimeerde [Z.] Yapi ve Ticaret Anonim Sirketi is.
8.3.7. Het voorgaande betekent dat [X.] c.s., mede in het licht van het door [Z.] gevoerde verweer, onvoldoende concrete feiten hebben gesteld waaruit volgt dat de tegoeden op de Rabo-rekeningen tot het vermogen van Technoton behoorden of dat Technoton daarover mocht beschikken. Grief I faalt derhalve.
8.4.1. De tweede grief keert zich tegen r.o. 4.6 van het bestreden vonnis. Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat, samengevat, [Z.] de voormelde door [X.] c.s. ontvangen bedragen als onverschuldigd betaald mag terugvorderen. Tussen [Z.] en [X.] c.s. bestond geen handelsrelatie en daarmee is de betaling, volgens de rechtbank, zonder rechtsgrond gedaan.
8.4.2. Hiertegen voeren [X.] c.s. allereerst aan dat met de vaststelling dat de gelden op de Rabo-rekeningen niet toebehoorden aan [Z.] (maar aan Technoton), ook vaststaat dat geen sprake is van onverschuldigde betaling ten laste van [Z.], zodat [Z.] niets (als onverschuldigd betaald) kan terugvorderen.
Nu grief II voortbouwt op grief I, waar zij gebaseerd is op de stelling van [X.] c.s. dat de gelden op de bedoelde rekeningen niet toebehoorden aan [Z.] (maar aan Technoton), faalt deze, in zoverre, eveneens.
8.4.3.1. Voorts voeren [X.] c.s. aan dat Technoton een vordering op [Z.] had tot een bedrag van € 366.810,37, en dat [Z.] deze vordering heeft voldaan door betaling aan een ander dan haar crediteur Technoton, namelijk [X.] c.s. Door de betaling aan [X.] c.s. is [Z.] bevrijd nu Technoton deze in haar boekhouding heeft verwerkt als betaling van vorderingen welke [X.] c.s. hadden op Technoton. [Z.] kan de voormelde door [X.] c.s. ontvangen bedragen derhalve niet als onverschuldigd betaald terugvorderen.
8.4.3.2. [X.] c.s. beroepen zich ter onderbouwing van hun stelling op het verslag van de uitkomst van een door de Ondernemingskamer ex art. 2:345 BW gelaste enquête bij Technoton. [X.] c.s. citeren in dit verband uit het bedoelde verslag (mvg, pt. 3.14; pleitnotitie, p. 3 en p. 4). Voorts beroepen [X.] c.s. zich nog op enkele onderdelen van het verslag die zij parafraseren.
8.4.3.3. Het hof oordeelt als volgt. Omdat [X.] c.s. hun hier aan de orde zijnde stelling niet met concrete feiten of omstandigheden hebben onderbouwd, anders dan met parafrasen die betwist zijn, faalt grief II.
8.5. Grief III houdt in dat de rechtbank ten onrechte het verweer van [X.] c.s. dat de vordering uit onverschuldigde betaling uitsluitend aan de onbevoegde vertegenwoordiger zelf toekomt en niet aan [Z.], onbesproken gelaten.
Nu de rechtbank niet heeft geoordeeld dat [Z.] bij de meergenoemde onverschuldigde betalingen aan [X.] c.s. onbevoegd is vertegenwoordigd, maar juist dat [X.] c.s. de betalingen van [Z.] hebben ontvangen (r.o. 4.5 van het vonnis waarvan beroep), heeft zij terecht het bedoelde verweer van [X.] c.s. onbesproken gelaten.
8.6. Volgens grief IV heeft de rechtbank [X.] c.s., hoewel zij op meerdere punten specifiek bewijs hebben aangeboden, hen, ongemotiveerd, niet tot bewijs toegelaten.
Wat daarvan zij, [X.] c.s. bieden thans, in hoger beroep, nog bewijs aan van hun stellingen dat:
– de tegoeden op de Rabo-rekeningen tot het vermogen van Technoton behoorden of dat Technoton daarover mocht beschikken (waarover r.o. 8.3.1), en
– zij opeisbare vorderingen hadden op Technoton, welke middels “de gewraakte betalingen” zijn voldaan (waarover r.o. 8.4.3.1).
Nu [X.] c.s. ten aanzien van de eigendom van de tegoeden op de Rabo-rekeningen noch de vorderingen op Technoton aan hun stelplicht hebben voldaan (waarover resp. r.o. 8.3.7 en r.o. 8.4.3.3), komt het leveren van bewijs ter zake niet aan de orde. Aan het bewijsaanbod van [X.] c.s. gaat het hof dan ook voorbij.
8.7. Het voorgaande betekent dat alle grieven falen. Het hof zal het eindvonnis waarvan beroep bekrachtigen. [X.] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden verwezen.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [Z.] worden begroot op € 6.174,- aan verschotten en € 9.789,- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en G.J. Vossestein en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 november 2011.