Het hof oordeelt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de grief ten dele berust op een verkeerde lezing van het vonnis.
Er is immers sprake van twee bankrekeningen bij Van Lanschot op naam van de vof: de een met een nummer dat eindigt op 975, die debet op de balans per 31 december 2007 is vermeld met een creditsaldo van € 20.365,--, de ander met een nummer dat eindigt op 699, die niet op de balans van de vof per 31 december 2007 is opgenomen maar die, zoals blijkt uit blz. 8, onderaan, van het [rapport-registeraccountant], per 20 december 2007 een creditsaldo kende van € 90.477,--.
Anders dan de grief suggereert, is het saldo van rekening 975 ad € 20.365,--, zoals blijkt uit r.o. 3.15 van het eindvonnis, door de rechtbank wél bij de begroting van de overbedeling betrokken.
In het midden kan blijven of, doordat de op naam van de vof staande bankrekening met eindnummer 699 stelselmatig niet - als debetpost - op haar balansen is vermeld, die balansen wel getrouw de grootte van haar vermogen en zijn samenstelling in actief- en passiefposten weergeven, als bedoeld in art. BW 2:362 lid 2.
Immers, uit de als productie 3 bij dupliek in conventie overgelegde brief van de Postbank van 18 april 2000, de notariële afrekening van dezelfde datum en het - onweersproken gebleven - overzicht van de mutaties op de privé-Postbankrekening van [de man], alsmede uit de drie laatste alinea’s van blz. 8 van het [rapport-registeraccountant], alles in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat [de man] op 18 april 2000 zijn hypothecaire lening bij de Postbank met (omgerekend) € 108.792,78 heeft verhoogd, dat dit bedrag op 20 april 2000 op zijn Postbankrekening is overgemaakt, dat van dit bedrag op 22 december 2003
€ 45.000,-- is overgemaakt naar de Van Lanschot bankrekening eindigend op 975, waarna dit bedrag is overgeboekt naar depositorekening 699 en dat nadien [de man] nog drie overboekingen ad in totaal € 40.000,-- heeft gedaan van zijn privérekening naar depositorekening 669, zodat het saldo van depositorekening 699 in totaal inclusief rente ad
€ 5.477,--, € 90.477,-- bedroeg, hetgeen exact correspondeert met het op het bankafschrift van rekening 699 van 20 december 2077 vermelde saldo. Aldus heeft [de man] voldoende aannemelijk gemaakt dat het saldo van rekening 699 per ultimo 2007 ad
€ 90.477,-- geheel van hemzelf en niet van [de vrouw] afkomstig is. De rechtbank heeft dan ook met juistheid beslist dat geen aanleiding bestaat om het saldo van rekening 699 in de verdeling te betrekken. Opgemerkt wordt dat, als dit saldo met toepassing van het reeds aangehaalde artikel 362 boek 2 BW wèl op de eindbalans per 31 december 2007 zou zijn vermeld, tegenover de debitering op de balans van het saldo ad € 90.477,--, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het positief (credit)saldo van de kapitaalrekening van vennoot
[de man] met hetzelfde bedrag zou zijn toegenomen en het saldo van de kapitaalrekening van vennoot [de vrouw] onveranderd zou zijn gebleven.
Uit het voorgaande volgt dat grief 2 in incidenteel appel faalt.