In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 september 2012, betreft het een geschil tussen het bestuur van de vereniging Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch en vier geroyeerde leden. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. F.C.J.J. Jessen, hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, dat op 7 december 2011 was gewezen. De zaak is ingeleid met een exploot van dagvaarding op 6 maart 2012. In het hoger beroep hebben de appellanten 37 grieven aangevoerd en hun eis gewijzigd, terwijl de vereniging en een van de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. H. Nieuwenhuizen en mr. L.P.H. Hameleers, respectievelijk in incidenteel appel en als eiser in het incident hebben gereageerd.
Het hof heeft in het incident geoordeeld dat de vordering van de vereniging en de andere geïntimeerde om de omvang van het geding in hoger beroep te bepalen, moet worden afgewezen. Het hof constateert dat de vereniging en de andere geïntimeerde op 10 juli 2012 al hebben geantwoord op de grieven in het principaal appel, waardoor hun belang bij de incidentele vordering is komen te vervallen. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in het incidenteel appel aan de zijde van de appellanten, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.