ECLI:NL:GHSHE:2012:4623

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
20-001065-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ernstige verwondingen en gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag op 4 september 2011, waarbij zij het slachtoffer met een mes in de buik heeft gestoken. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf voor zware mishandeling. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf van 32 maanden geëist, met gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van getuigenverklaringen, medische rapporten en de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer heeft verwond, wat heeft geleid tot ernstige lichamelijke schade en langdurige ziekenhuisopname. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat zij zich de gebeurtenissen niet goed kon herinneren, maar het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van EUR 6.945,72, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-001065-12
Uitspraak : 17 oktober 2012
TEGENSPRAAK
ONIP
PROMIS

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 12 maart 2012 in de strafzaak met parketnummer 12-715468-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
waarbij verdachte, zakelijk weergegeven, is veroordeeld wegens de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling tot 12 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, met gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering voor het overige, met dienovereenkomstige schadevergoedingsregeling en met kostenveroordeling ten laste van verdachte.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een gedeelte van EUR 5.000,-- als voorschot ter zake van immateriële schade toegewezen.
De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort voor zover de vordering is toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep - binnen de grenzen van haar eerste vordering - opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De vordering van de benadeelde partij in hoger beroep strekt derhalve tot betaling van
EUR 1.945,72 ter zake van materiële schade en EUR 10.000,00 ter zake van immateriële schade, in totaal derhalve EUR 11.945,72, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen ter zake van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag tot 32 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, bestaande uit EUR 1.945,72 ter zake van materiële schade en EUR 5.000,-- als voorschot ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens verdachte is primair vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering. Subsidiair heeft de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, met afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Meer subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de strafoplegging verzocht om een straf op te leggen gelijk aan de in eerste aanleg opgelegde straf. Meest subsidiair heeft de verdediging een geheel voorwaardelijke straf bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter. Het hof zal daarom het beroepen vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 04 september 2011, te [pleegplaats], in de gemeente Schouwen-Duiveland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in de (boven)buik, in elk geval in het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover ter zake van het onder het primair ten laste gelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, ter zake van dat:
zij op of omstreeks 04 september 2011, te [pleegplaats], in de gemeente Schouwen-Duiveland, aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een of meerdere coecumperforatie(s) en/of een steekwond in de (boven)buik met dientengevolge een langdurige ziekenhuisopname en meerdere buikoperaties waarbij o.a. een stoma werd geplaatst), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in de (boven)buik, in elk geval in het (boven)lichaam te steken;
en voor zover ter zake van het onder het subsidiair ten laste gelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, ter zake van dat:
zij op of omstreeks 04 september 2011 te [pleegplaats], in de gemeente Schouwen-Duiveland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in de (boven)buik, in elk geval in het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsverweer
Van de zijde van de verdediging is vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken, nu:
  • behalve het geconstateerde letsel als bewijs, slechts de verklaring van het slachtoffer als bewijsmiddel voorhanden is, terwijl aan de betrouwbaarheid van die verklaring kan worden getwijfeld, aangezien deze innerlijk tegenstrijdig is en leugenachtig, omdat het slachtoffer ontkent verdachte te hebben mishandeld;
  • getuige [getuige 1], die ten tijde van het voorval daar logeerde, anders dan het slachtoffer, heeft verklaard dat hij verdachte hoorde schreeuwen alsof zij veel pijn had, waarna het stil werd;
  • er bij verdachte letsel is geconstateerd;
  • verdachte zich omtrent het steken met het mes niets weet te herinneren en
  • omdat er daarnaast nog andere scenario’s denkbaar zijn, zoals die waarbij er sprake is van een worsteling tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij het slachtoffer zichzelf met het mes in de buik gestoken kan hebben.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt. [1]
De getuige [getuige 1], die in het huis van verdachte en [slachtoffer] verbleef, heeft niet gezien wat er is gebeurd. Hij heeft verdachte horen schreeuwen. Naar oordeel van het hof is de interpretatie die getuige [getuige 1] aan het schreeuwen van verdachte heeft gegeven slechts een van de mogelijke interpretaties, nu verdachte daaromtrent zelf niets heeft verklaard en de interpretatie van [getuige 1] ook overigens geen steun vindt in het dossier. Het bij verdachte geconstateerde letsel, zoals daarvan blijkt uit de medische verklaring, ondersteunt in onvoldoende mate het verhaal van verdachte, in het bijzonder dat zij door het latere slachtoffer, ten tijde van het gebeuren, met een of twee vuisten op het hoofd zou zijn geslagen en gebonkt, Uit die medische verklaring [2] blijkt niet van letsel op het hoofd van verdachte, terwijl het overige bij verdachte geconstateerde letsel volgens de forensische geneeskundige past bij het met geweld zijn vastgepakt.
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij verdachte heeft vastgepakt. Hij heeft nadrukkelijk ontkend haar te hebben geslagen [3] .
[getuige 1] heeft bij de politie nog verklaard [4] dat hij 14 dagen bij verdachte en [slachtoffer] (het hof begrijpt: [benadeelde partij]) heeft verbleven. Hij heeft bemerkt dat zij wel ruzie hadden. Hij hoorde dan woorden. Meestal pakte [slachtoffer] zijn tante (het hof begrijpt: verdachte) dan vast, maar hij sloeg haar niet. Hij heeft nooit gezien dat [slachtoffer] haar sloeg. Hij schold haar dan wel uit.
Het hof sluit niet uit dat, gegeven de conflictueuze verhouding tussen slachtoffer en verdachte, verdachte, die naar haar eigen zeggen zeer gespannen was, ten tijde van het gebeuren uit of in (een) woede(uitbarsting) heeft geschreeuwd. Immers, zij heeft tegenover de politie verklaard [5] :
“Ik kan begrijpen als je wordt onderdrukt dat je een keer breekt en dit doet. Ik was werkelijk onder druk gezet, ik ben er zelf schuldig aan dat het zover gekomen is.(…) Ik hield het nu niet meer uit, ik barstte.”
Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof ook overigens geen aanwijzingen bekomen op grond waarvan getwijfeld zou moeten worden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, temeer daar de aard en de ernst van het bij het slachtoffer geconstateerde letsel past bij de verklaring van het slachtoffer omtrent hetgeen in de keuken is voorgevallen. Voor de door de raadsman gestelde alternatieve mogelijke toedracht zijn in het dossier geen aanknopingspunten te vinden.
Het hof verwerpt het verweer mitsdien in al haar onderdelen.
Bewijsmiddelen en bewijsoverweging
Anders dan de verdediging en met de advocaat-generaal acht het hof het primair aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen.
Het stelt daarbij voorop dat gegeven
  • het feit dat de verklaring van verdachte omtrent hetgeen in de keuken met het mes is voorgevallen zeer lacunair en fragmentarisch is en verdachte zich met name niet kan herinneren waar het mes vandaan kwam en hoe het mes in de buik van het slachtoffer terecht is gekomen; en
  • het feit dat voor de lezing van het slachtoffer omtrent de wijze waarop het letsel bij hem is ontstaan meer aanknopingspunten in het dossier te vinden zijn,
het hof als uitgangspunt neemt hetgeen het slachtoffer omtrent de gebeurtenissen in de keuken heeft verklaard.
Op 4 september 2011, omstreeks 10.00 uur, belde verdachte naar [getuige 2], met het verzoek om snel te komen, omdat het slachtoffer, [benadeelde partij], naar het ziekenhuis moest. [getuige 2] en haar man zijn vervolgens naar de woning van het slachtoffer en van verdachte gegaan en troffen het slachtoffer met een wond in zijn buik liggend in de tuin aan. [getuige 2] heeft vervolgens 112 gebeld. [6] [7] [8]
Op 4 september 2011, omstreeks 11.34 uur treft [verbalisant 1] het slachtoffer, [benadeelde partij], liggend op de tegels in de achtertuin van zijn woning in [pleegplaats], aan. Het slachtoffer had een verse lichtbloedende wond op zijn bovenlijf van circa 1 cm. Het slachtoffer vertelde dat hij met een mes was gestoken door verdachte. [9]
De ambulance was omstreeks 10.30 uur ter plaatse. De verpleegkundigen zijn eerst nadat de politie was gearriveerd naar het slachtoffer, toe gegaan. Het slachtoffer had een steekwond ter hoogte van zijn lever. [10]
Het slachtoffer werd vervolgens per ambulance overgebracht naar het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. [11]
Uit het dossier blijkt dat er sprake is van 1 steekwond in de rechter bovenbuik, met meerdere coecumperforaties, die tot een langdurige ziekenhuisopname (van 04-09-2011 tot en met 07-10-2011) en vanwege opgetreden postoperatieve complicaties [12] tot meerdere buikoperaties heeft geleid, en dat bij het slachtoffer tijdelijk een stoma (een kunstmatige darmuitgang) werd aangelegd. [13] [14]
Begin 2012 was het slachtoffer goed opgeknapt en aangesterkt en werd afgesproken de stoma op te heffen. De beoogde operatie zou niet voor april 2012 plaatsvinden. [15]
Het slachtoffer,[benadeelde partij], [16] en verdachte [17] hebben verklaard dat het slachtoffer die ochtend omstreeks 06:30 uur thuis was gekomen van een reis vanuit Polen. Zij hebben alcohol gedronken en er ontstond ruzie.
Verdachte heeft tegen het slachtoffer gezegd dat hij maar dood moest gaan en dat hij helemaal niet terug zou moeten komen uit Polen. [18]
Toen verdachte [19] [20] op een stoel in de keuken tussen het aanrecht/fornuis en de koelkast ging zitten, is het slachtoffer naar haar toe gegaan. Het slachtoffer stond met zijn gezicht naar verdachte. Verdachte gaf het slachtoffer een stomp in zijn gezicht, waarna zij hem met een mes in de buik heeft gestoken. Dit gebeurde heel snel achter elkaar en het slachtoffer had dit niet verwacht. Het slachtoffer heeft vervolgens het mes uit zijn lichaam gehaald en heeft het mes in de keuken bij het aanrecht laten vallen. Daarna is hij naar buiten gelopen en is hij in de achtertuin gaan liggen. Hij heeft de wond afgedekt en heeft naar verdachte geroepen dat zij de ambulance moest bellen. Hij hoorde dat verdachte evenwel een vriendin belde. Die vriendin is met haar man gekomen. Zij hebben de politie gebeld. Verdachte wilde dat niet.
Volgens het slachtoffer zit het mes waarmee hij werd gestoken normaal in het messenblok dat op het aanrecht staat aan de linker kant. Het mes, van het merk Sola, was ongeveer 25 cm lang en had een zwart heft van ongeveer 7 á 8 cm. De messen staan altijd op dezelfde plek. [21]
Verdachte heeft bij de politie verklaard [22] , toen zij in de keuken waren zij het mes te pakken kreeg. Dit mes zit gewoonlijk in het houten blok, een messenblok. [23] .
Uit het dossier [24] [25] blijkt dat het mes, waarmee het slachtoffer gestoken is, niet is aangetroffen. Voorts blijkt uit het dossier [26] dat in de keuken van de woning op diverse plaatsen bloed van het slachtoffer is aangetroffen, evenals in de achtertuin op het betegelde pad bij de keukenbuitendeur.
Ten aanzien van de opzet overweegt het hof dat zich in het bovenlichaam vitale organen en bloedvaten bevinden en dat het een feit van algemene bekendheid is dat er minst genomen een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bestaat bij een steekverwonding in het bovenlichaam.
Gelet op aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, zoals deze blijken uit de bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard dat door haar handelen, te weten het steken met een mes in de bovenbuik van het slachtoffer, het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden.
Bewezenverklaring
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen en overweging, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het primair ten laste gelegdeheeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 04 september 2011, te [pleegplaats], in de gemeente Schouwen-Duiveland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, in de bovenbuik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:

Poging tot doodslag.

Verweer
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding veroorzaakt door het slachtoffer. Immers, het slachtoffer, dat verdachte kort daarvoor op haar hoofd had geslagen, stond met een mes voor verdachte te zwaaien en blokkeerde alle uitgangen, zodat verdachte geen kant meer op kon. Verdachte heeft daarop het mes van het slachtoffer afgepakt en het slachtoffer uit zelfverdediging in de buik gestoken.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Reeds uit de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte in een positie verkeerde waarin sprake was van een zodanige ogenblikkelijk wederrechtelijk aanranding van haar persoon dat zij zich door middel van het gebruik van een mes daartegen diende te verdedigen. Voorts overweegt het hof dat verdachte steeds heeft verklaard dat zij zich niets weet te herinneren van de omstandigheden, waaronder het slachtoffer met een mes in de buik is gestoken. Haar verklaringen kunnen derhalve niet bijdragen aan de feitelijke onderbouwing van het verweer dat zij het slachtoffer uit noodweer in de buik heeft gestoken.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien er sprake is van noodweerexces.
Het hof overweegt dat, wil er sprake zijn van noodweerexces, vast moet staan dat er voordien sprake is geweest van een noodweersituatie. Gelet op hetgeen het hof hierboven heeft overwogen, is daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken.
Feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn niet gesteld en het hof ook anderszins niet gebleken.
Het hof verwerpt het verweer.
Over de persoon van verdachte is door drs. W.J.L. Lander, psycholoog, op 10 februari 2012 gerapporteerd. De deskundige komt tot de conclusie dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sprake was van een depressieve stoornis en tevens was er sprake van overmatig alcoholgebruik. Nu verdachte zegt zich het plegen van het ten laste gelegde niet meer te kunnen herinneren, heeft de deskundige geen specifiek psychologisch onderzoek kunnen doen naar de psychische gesteldheid van verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Het is onduidelijk of de depressieve stoornis en/of het overmatige alcoholgebruik de gedragskeuzen en gedragingen van verdachte (eventueel) hebben beïnvloed. Een duidelijke uitspraak omtrent de toerekeningsvatbaarheid is derhalve ook niet mogelijk.
Gelet op het vorenstaande heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten om tot enige vermindering van de toerekenbaarheid te kunnen concluderen. Het hof is dan ook van oordeel dat hetgeen bewezen is verklaard verdachte volledig kan worden toegerekend.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De eerste rechter heeft verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake van het primair ten laste gelegde tot 32 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om een straf op te leggen gelijk aan de in eerste aanleg opgelegde straf. Meest subsidiair heeft de verdediging een geheel voorwaardelijke straf bepleit. Verdachte probeert haar leven op te bouwen en is op de goede weg; zij is onder behandeling voor haar depressieve klachten en neemt daarvoor medicatie.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de aard en ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met het navolgende.
Verdachte heeft op 4 september 2011 getracht om [benadeelde partij] van het leven te beroven. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer met een mes in zijn bovenlichaam gestoken. Het slachtoffer heeft daarbij ernstig letsel opgelopen, waardoor hij lange tijd in het ziekenhuis heeft moeten verblijven en diverse operaties heeft moeten ondergaan, ook omdat er complicaties waren opgetreden. Verdachte heeft een stoma gekregen en is nabehandeld met antibiotica. Hij heeft heel veel pijn gehad en heeft nog steeds pijn. Begin januari 2012 zou het slachtoffer tenminste nog één operatie moeten ondergaan.
Naast dit fysieke leed heeft de handelwijze van verdachte ook veel psychisch leed bij het slachtoffer teweeg gebracht. Het slachtoffer voelt zich enorm belemmerd door zijn stoma. Het is te verwachten dat het slachtoffer in de toekomst hulp nodig heeft van een psychiater of een psycholoog om geestelijk te verwerken wat verdachte hem heeft aangedaan. Hij is bang dat verdachte nog een keer bij hem terugkomt.
Het slachtoffer is zelfstandige en heeft als gevolg van het letsel niet meer kunnen werken. Hij heeft geen inkomen, heeft schulden en is afhankelijk van de voedselbank. Hij ervaart zijn situatie als uitzichtloos.
Behalve de verstrekkende gevolgen die het handelen van verdachte voor het slachtoffer heeft gehad, heeft daarnaast meer in het algemeen te gelden dat het bewezen verklaarde en met name het gewelddadig karakter daarvan de rechtsorde heeft geschokt en bijdraagt aan het ontstaan en in stand houden van in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op het feit dat zij blijkens een op haar betrekking hebbend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 oktober 2012 niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met het feit dat uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het dossier is gebleken dat de relatie tussen verdachte en het slachtoffer niet goed was en dat verdachte daar onder heeft geleden.
Het hof heeft daarnaast ook acht geslagen op het door psycholoog W.J.L. Lander over de persoon van verdachte uitgebrachte psychologisch rapport d.d. 10 februari 2012. Daarin komt de deskundige tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de zin van een depressieve stoornis en misbruik van alcohol. Deze stoornis bestond ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Verhoogde prikkelbaarheid op basis van de depressieve stoornis en het (eventuele) verlies van innerlijke remmingen op basis van het overmatig alcoholgebruik, vergroten in het algemeen de kans op recidive van een geweldsdelict. Daarbij komen de afhankelijke persoonlijkheidstrekken van verdachte. Als gevolg van de gedwongen en afhankelijke situatie is de kans op depressieve klachten en alcoholmisbruik groter. Geadviseerd wordt een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht contact met justitiële verslavingszorg en behandeling voor de depressieve stoornis en het alcoholgebruik.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het rapport, inhoudende het beknopte reclasseringsadvies, van GGZ Emergis Middelburg d.d. 20 februari 2012. Daaruit blijkt dat verdachte over verscheidene probleemgebieden zoals alcoholgebruik, huisvesting, financiën en relaties bagatelliserend is. Er is sprake van een gering zelfinzicht. Door de gedeeltelijk ontkennende houding van verdachte kan geen inschatting gemaakt worden van de kans op recidive. De ontvankelijkheid bij verdachte voor begeleiding c.q. behandeling is laag.
Naar oordeel van de reclassering is toezicht met bijzondere voorwaarden geïndiceerd, maar
omdat verdachte enkel de Poolse taal beheerst, acht de reclassering toezicht op bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar. De reclassering adviseert om een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Alles overwegende, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd. Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, acht het hof een gevangenisstraf voor de hierna te vermelden duur passend en geboden. Voor de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf ziet het hof geen aanleiding. Gelet op de door de reclassering gesignaleerde problemen bij het toezicht op een verplicht reclasseringscontact ontbreekt naar het oordeel van het hof de basis voor het opleggen van een dergelijk verplicht contact.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [pleegplaats], heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 11.945,72, bestaande uit EUR 1.945,72 ter zake van materiële schade en EUR 10.000,-- ter zake van immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 5.000,-- ter zake van voorschot van immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij ter zake van materiële schade volledig zal toewijzen en ter zake van de immateriële schade een voorschot van EUR 5000,-- zal toewijzen.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien er voor wat betreft de lichamelijke en psychische toestand van het slachtoffer nog geen sprake is van een eindsituatie. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
EUR 6.945,72 (zesduizend negenhonderdvijfenveertig euro en tweeënzeventig cent), bestaande uit EUR 1.945,72 (duizend negenhonderdvijfenveertig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en EUR 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van
EUR 6.945,72 (zesduizend negenhonderdvijfenveertig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit EUR 1.945,72 (duizend negenhonderdvijfenveertig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en EUR 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
69 (negenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. R.R. Everaars-Katerberg, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.H. Tappenbeck, griffier,
en op 17 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In het hierna volgende wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Zeeland, nummer PL 193D 2011071557, sluitingsdatum 30 oktober 2011, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 122.
2.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 oktober 2011 opgemaakt door G. Rademaker, voor zover inhoudende de als bijlage I aangeduide letselbeschrijving d.d. 4 september 2011 van J. Vrencken, forensisch geneeskundige GGD Zeeland, doorgenummerde pagina’s 41 en 42.
3.Proces-verbaal verhoor benadeelde [benadeelde partij], doorgenummerde pagina 61.
4.Proces-verbaal verhoor getuige T.M. [getuige 1], doorgenummerde pagina 85.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], doorgenummerde pagina 38.
6.Proces-verbaal verhoor getuige[getuige 2], doorgenummerde pagina 88.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], doorgenummerde pagina 93.
8.Verklaring verdachte opgenomen in proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, Rechtbank Middelburg, d.d. 27 februari 2012, pagina 3.
9.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 107 en 108.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], doorgenummerde pagina’s 103 en 104.
11.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 108.
12.Een overig geschrift, te weten een operatieverslag d.d. 17 september 2011 van het Erasmus Medisch Centrum;
13.De bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen, zijnde foto’s van het letsel van het slachtoffer, doorgenummerde pagina’s 64 tot en met 67.
14.Een overig geschrift, te weten een poliklinische ontslagbrief van het Erasmus Medisch Centrum d.d. 17 oktober 2011, gericht aan de huisarts, opgesteld door drs. K.M.J. de Bruijn, arts-assistent Heelkunde, en dr. T. Hagenaars, Traumachirurg.
15.Een overig geschrift, te weten een brief van het Erasmus Medisch Centrum d.d. 11 januari 2012, gericht aan de huisarts, opgesteld door dr. J. Vermeulen en L.M.M. Vogels, Traumachirurg.
16.Proces-verbaal verhoor benadeelde [benadeelde partij], doorgenummerde pagina 60.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], doorgenummerde pagina 25.
18.Proces-verbaal verhoor benadeelde [benadeelde partij], doorgenummerde pagina 60.
19.Proces-verbaal verhoor benadeelde [benadeelde partij], doorgenummerde pagina’s 60 en 61.
20.Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde partij] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Middelburg, op 19 januari 2012.
21.Proces-verbaal verhoor benadeelde [benadeelde partij], doorgenummerde pagina 70.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], doorgenummerde pagina 26.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], doorgenummerde pagina 35 en 36.
24.Proces-verbaal Doorzoeking woning, doorgenummerde pagina 116.
25.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 118.
26.Proces-verbaal Sporenonderzoek, van Regiopolitie Zeeland, Divisie Executieve Ondersteuning, FO Technische Recherche, proces-verbaalnummer: PL1935 2011071557-12, d.d. 31 oktober 2011 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], blad 3, 4 en 5.