ECLI:NL:GHSHE:2012:6295

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
20-004567-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig te Maasbracht, was eerder veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit, gepleegd in vereniging en door middel van verbreking. De politierechter had de verdachte een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. Het hof heeft echter besloten het vonnis van de eerste rechter te vernietigen, omdat het tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie kwam dan de politierechter. De tenlastelegging werd verbeterd, waarbij de periode van de feiten duidelijker werd omschreven.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 20 oktober 2010 opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De bewezenverklaring was gebaseerd op wettige en overtuigende bewijsmiddelen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, en het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-004567-11
Uitspraak : 21 december 2012
VERSTEK d.n.i.p.

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 25 november 2011 in de strafzaak met parketnummer 04-127747-11 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd –
(feit 1) hennepteelt en
(feit 2)diefstal van elektriciteit, gepleegd in vereniging en door middel van verbreking, veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en andere kwalificatie komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Het hof zal de tenlastelegging verbeteren in die zin dat in plaats van “op of omstreeks” telkens wordt gelezen “in of omstreeks de periode van”, nu uit de tenlastelegging zelf blijkt dat de steller daarvan kennelijk heeft bedoeld een periode ten laste te leggen. Verdachte is hierdoor niet is zijn verdediging geschaad. Aan verdachte is, met inachtneming van het vorenstaande, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 20 oktober 2010 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Voorstraat) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 890, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 20 oktober 2010 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging verder nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 20 oktober 2010 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de Voorstraat een hoeveelheid van in totaal 890, zijnde een groot aantal, hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 20 oktober 2010 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel (strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid juncto vijfde lid, van de Opiumwet).
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en voorts op de omstandigheden:
  • dat het een grote hoeveelheid hennepplanten betrof;
  • dat er blijkens de aangifte door Enexis (met name onder het kopje “Gevaarzetting” en de bij de aangifte behorende “Toelichting gevaarzetting”) sprake was van een forse gevaarzetting (levensgevaar en gevaar voor goederen) ten gevolge van de manipulatie van de elektrische installatie door verdachte.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder terzake misdrijven met justitie in aanraking is gekomen, zoals blijkt uit het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 november 2012.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 21 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.