ECLI:NL:GHSHE:2012:6520

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2012
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
Wr 167-07-2012
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • A. van Etten
  • M. de Roos
  • J. Gladpootjes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 maart 2012 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet kon vinden in de rechters die haar zaak behandelden. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk, die betrokken waren bij de behandeling van een aantal belastingzaken. Verzoekster stelde dat deze rechters niet onpartijdig konden oordelen en dat zij bevooroordeeld waren. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster het verzoek nader toegelicht, maar de betrokken rechters hebben verklaard niet in de wraking te berusten.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat het laatste wrakingsverzoek, dat gericht was tegen de wrakingskamer zelf, niet in behandeling kon worden genomen. Dit verzoek werd als misbruik van het wrakingsmiddel aangemerkt, aangezien het de derde keer was dat verzoekster een wrakingsverzoek indiende op basis van dezelfde argumenten. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de vrees voor vooringenomenheid van de rechters niet objectief gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk afgewezen en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en de betrokken rechters werden op de hoogte gesteld van deze uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek
Registratienummer: wraking 167-07-2012
Datum uitspraak: 15 maart 2012

BESLISSING

op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de bij de Sector belastingrecht van dit hof aanhangige zaken met de nummers BK 11/00601, BK 11/00602, BK 11/00605, BK 11/00606, BK 11/00608, BK 11/00610, BK 11/00611 en BK 11/00612 van:

[verzoekster],

wonende te Roermond,
hierna te noemen: “verzoekster”.
Het verzoek strekt tot wraking van de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk, die het verzoek tot wraking van de mrs. Van Nispen tot Sevenaer, Van der Vegt en Meijer behandelen.
Het procesverloop
Het wrakingsverzoek is gedaan namens verzoekster ter zitting van de wrakingskamer van het hof van 15 maart 2012.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting van 15 maart 2012 behandeld, alwaar als gemachtigde van verzoekster is verschenen en gehoord [gemachtigde].
Bij die gelegenheid heeft [gemachtigde] voornoemd het wrakingsverzoek nader toegelicht.
De wrakingskamer heeft de mrs. Brandenburg en Huige, ter zitting aanwezig, in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Daarbij hebben zij verklaard niet in de wraking te berusten en heeft mr. Brandenburg namens mr. Van Dijk verklaard dat laatstgenoemde evenmin in de wraking berust.
Aan het slot van zijn toelichting heeft de gemachtigde [gemachtigde] een nieuw wrakingsverzoek gedaan, gericht tegen de nieuwe wrakingskamer, omdat de leden van deze wrakingskamer lid van dit hof zijn en dus ook bevooroordeeld.
Na de mondelinge behandeling heeft de voorzitter het onderzoek gesloten. Na beraad in raadkamer is aanstonds deze uitspraak gedaan.
Het standpunt van verzoekster
Het verzoek tot wraking van de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk komt er in de kern op neer dat verzoekster van oordeel is dat zij niet bevoegd zijn om recht te doen noch recht kunnen doen aan verzoekster. Voorts is verzoekster van oordeel dat alle leden van het hof vooringenomen zijn en niet onpartijdig.
De beoordeling
1.
Het laatste wrakingsverzoek, gericht tegen de wrakingskamer die de onderhavige beslissing neemt, is door de wrakingskamer niet in behandeling genomen omdat dit verzoek als misbruik van het wrakingsmiddel moet worden aangemerkt. Het is het derde wrakingsverzoek op rij en uitsluitend gegrond op het argument dat alle leden van het hof bevooroordeeld zijn. Dit argument kan geen grond voor wraking opleveren. Verzoekster zal in haar laatste wrakingsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.
Met betrekking tot de wraking van de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer tekent hierbij aan dat met de behandeling van een zaak kan worden gelijkgesteld de behandeling van een in een dergelijke zaak gedaan verzoek tot wraking.
4.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.
Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking van de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk naar de wrakingskamer haar begrijpt ten grondslag gelegd dat deze raadsheren deel uitmaken van het hof en om die reden vooringenomen zijn. Enige andere grond heeft zij tijdens haar ter zitting gegeven toelichting niet aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
6.
De wrakingskamer is van oordeel dat in het onderhavige geval de door verzoekster gegeven redengeving geen feiten of omstandigheden bevat die grond geven te vrezen dat de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren, noch dat de door verzoekster daarop gebaseerde vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
Het verzoek wordt dan ook ongegrond verklaard.

B E S L I S S I N G :

De wrakingskamer:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van de wrakingskamer die de onderhavige beslissing neemt;
wijst het verzoek tot wraking van de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk af;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en aan de mrs. Brandenburg, Huige en Van Dijk.
Aldus gedaan door mrs. Van Etten, voorzitter, De Roos en Gladpootjes, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Kock, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2012.