ECLI:NL:GHSHE:2012:BV1099

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K11/0142
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag ex artikel 12 Sv inzake valsheid in geschrift door medewerkers Bureau Jeugdzorg

In deze zaak heeft klaagster, namens haar zoon [betrokkene A], op 17 februari 2011 aangifte gedaan van valsheid in geschrift tegen de medewerkers van Bureau Jeugdzorg (BJZ), hierna aangeduid als beklaagden. De officier van justitie te Roermond heeft op 3 maart 2011 besloten om niet tot vervolging over te gaan, omdat er volgens hem geen sprake was van valsheid in geschrift. Klaagster heeft hierop op 7 april 2011 een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 17 januari 2012 uitspraak deed in deze zaak.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voorhanden dat de beklaagden opzettelijk onjuiste informatie in de contactjournaals hebben opgenomen. De beklaagden hebben verklaard dat de contactjournaals primair bedoeld zijn voor intern gebruik binnen BJZ en dat deze documenten de ervaringen en belevingen van de medewerkers vastlegden. Het hof heeft hierbij bijzondere betekenis toegekend aan deze verklaringen en de context waarin de contactjournaals zijn opgesteld.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer heeft de advocaat van klaagster betoogd dat de contactjournaals wel degelijk bewijsbestemming hebben en dat er onjuistheden in deze documenten staan, zoals bevestigd door objectieve derden. Echter, het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de beklaagden en de aard van de contactjournaals niet voldoende zijn om tot een veroordeling te komen. Uiteindelijk heeft het hof het beklag afgewezen, waarbij het hof de beslissing op 17 januari 2012 heeft genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector strafrecht
Klachtnummer: K11/0142
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 januari 2012 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
hierna te noemen: klaagster,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. L.P.H. Hameleers, advocaat te Roermond,
over de beslissing van de officier van justitie te Roermond tot het niet vervolgen van:
[beklaagde 1]
en
[beklaagde 2],
en
[beklaagde 3],
allen wonende te Roermond,
hierna te noemen: beklaagden en, ieder afzonderlijk, beklaagde,
wegens valsheid in geschrift.
De feitelijke gang van zaken.
Op 17 februari 2011 heeft klaagster namens haar zoon, [betrokkene A], aangifte gedaan van valsheid in geschrift, beweerdelijk jegens haar zoon gepleegd door beklaagden.
Op 3 maart 2011 is namens de officier van justitie door J.D.A.S. Frijns, operationeel coördinator recherche-eenheid Midden Limburg, aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er geen sprake is van valsheid in geschrift.
Hierop heeft klaagster bij schrijven van 7 april 2011 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 8 april 2011, met het verzoek de vervolging te bevelen.
Op 16 augustus 2011 is het klaagschrift in raadkamer van het hof aan de orde gesteld. Door de advocaat-generaal is naar voren gebracht dat er nader onderzoek wordt verricht, in de vorm van het horen van medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Het hof heeft beslist de zaak aan te houden om de uitkomsten van het onderzoek en het advies van de advocaat-generaal af te wachten.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 7 oktober 2011 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 6 december 2011 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klaagster en haar advocaat.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klaagster stelt dat beklaagden, allen medewerker van Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: BJZ), valsheid in geschrift hebben gepleegd door onjuistheden in contactjournaals op te nemen. Beklaagden waren betrokken bij het gezin [van klaagster] en in het bijzonder bij [betrokkene A], de zoon van klaagster. Bij beschikking van 2 februari 2011 is door de kinderrechter in de rechtbank Roermond machtiging verleend tot uithuisplaatsing van zoon [betrokkene A], die bij zijn vader is geplaatst. Beklaagden zouden volgens klaagster betrokken zijn geweest bij het manipuleren van informatie ten behoeve van de uithuisplaatsing van haar zoon.
Klaagster verklaart dat haar advocaat op 12 februari 2011 een e-mail heeft ontvangen van een onbekende vrouw, die zich [betrokkene B] noemt. In deze e-mail werd een bericht weergegeven dat was gericht aan [betrokkene C], teamleider van BJZ. [Betrokkene B] stelt in deze e-mail dat zij, samen met collega’s, ervoor gekozen heeft om opzettelijk zaken onvolledig en/of onjuist in de contactjournaals te vermelden. Volgens klaagster is [betrokkene B] een anagram voor [beklaagde 2], een van de beklaagden.
In raadkamer van het hof heeft de advocaat van klaagster benadrukt dat objectieve derden – onder wie het schoolhoofd van de basisschool, de huisarts en het Riagg – hebben aangegeven dat bepaalde gegevens in de contactjournaals niet juist zijn. Voorts heeft de advocaat van klaagster bepleit dat hij het niet eens is met de stelling van de hoofdofficier van justitie dat de contactjournaals geen bewijsbestemming hebben. In de ogen van de advocaat van klaagster kunnen de contactjournaals wel degelijk dienen als bewijsmiddel, nu op de website van BJZ staat dat de contactjournaals informatie bevatten voor de ouders en de rechter.
Beklaagden zijn als getuigen bij de politie gehoord. Zij ontkennen opzettelijk onjuiste informatie in de contactjournaals te hebben opgenomen. Beklaagden geven afzonderlijk van elkaar te kennen dat de contactjournaals bedoeld zijn om vast te leggen wanneer er contact met cliënten is geweest en wat de inhoud van dit contact is geweest. Voorts geven zij aan dat de contactjournaals de eigen belevingen van de medewerkers weergegeven.
Getuige [getuige X], moeder van een schoolvriendje van het zoontje van klaagster, verklaart dat de contactjournaals van beklaagde [beklaagde 1] onvolledig zijn en dat deze onjuistheden bevatten.
Het hof overweegt als volgt:
Zo de contactjournaals al bewijsbestemming zouden hebben, is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het valselijk opmaken van de contactjournaals door een of meerdere beklaagden.
Met name is onvoldoende bewijs voorhanden dat beklaagden opzettelijk onjuiste informatie hebben opgenomen in de contactjournaals. Hierbij kent het hof bijzondere betekenis toe aan het feit dat beklaagden hebben verklaard dat de contactjournaals binnen Bureau Jeugdzorg primair gezien worden als een – voor intern gebruik bestemd – document waarin de memoires, ervaringen en belevingen van medewerkers worden vastgelegd naar aanleiding van hun contact met cliënten.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. drs. E.J.M. Boogaard-Derix, voorzitter,
mr. J.P.F. Rijken en mr. F.J.M. Walstock, raadsheren,
in tegenwoordigheid van drs. S.P.F. Verheijen, griffier,
op 17 januari 2012.