ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2489

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003149-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte, [verdachte], is beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens zijn echtgenote, [slachtoffer]. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 januari 2011 in Oss zijn echtgenote heeft mishandeld, waarbij hij haar keel dichtkneep en met een mes dreigde. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en bedreiging. De bewezenverklaring is gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en het bewijs van de verwondingen die het slachtoffer heeft opgelopen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het hof heeft ook het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, gezien de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003149-11
Uitspraak : 24 januari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juli 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-845012-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
thans verblijvende in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught,
waarbij:
- verdachte werd vrijgesproken van het hem onder 3. en 4. ten laste gelegde;
- verdachte ter zake van
o poging tot doodslag
o bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een mes verbeurd werd verklaard.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor de onder 1. primair en 2. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- het in beslag genomen mes verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft bepleit:
- primair dat verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken;
- subsidiair dat aan verdachte een lagere straf zal worden opgelegd dan door de eerste rechter is opgelegd;
- meer subsidiair dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd;
- dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 14 januari 2011 te Oss ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijn echtgenote) van het leven te beroven, met dat opzet
- (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgeknepen gehouden (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen) en/of
- (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer] naar achteren heeft getrokken en/of (vervolgens) (met kracht) een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet/gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (brood)mes in het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 14 januari 2011 te Oss ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (zijn echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgeknepen gehouden (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen) en/of
- (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer] naar achteren heeft getrokken en/of (vervolgens) (met kracht) een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet/gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (brood)mes in het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een voet in de buik, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met (een tot vuist gebalde) hand tegen de zij, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes op het/de be(e)n(en) van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid/gesmeten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2011 te Oss [slachtoffer] (zijn echtgenote) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een mes aan voornoemde [slachtoffer] getoond en/of met een mes voor die [slachtoffer] gestaan en/of dreigend een Turks gebed (dat bij een slachting van een dier wordt opgezegd voordat de keel van een dier wordt doorgesneden) heeft opgezegd, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs
1. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik had op 14 januari 2011, omstreeks 04.15 uur, telefonisch contact met de brigadier van dienst, zijnde collega [verbalisant 7]. Ik hoorde dat [verbalisant 7] zei dat een man, [betrokkene], aan het bureau was verschenen met de melding dat op het adres [adres] te Oss, eerder die nacht, een ruzie had plaatsgevonden tussen zijn zus en zijn zwager en dat zijn zus nu vermist was. Ook zei [betrokkene] dat zij zich ernstig zorgen maakten omtrent de gezondheid van haar, mede omdat zijn zus blootsvoets de woning zou hebben verlaten en men bloed in de woning had aangetroffen.
Ik ging naar de mogelijke plaats delict. Toen ik uit de tuin liep zag ik dat twee mannen naar mij toekwamen. Ik zag en hoorde dat een van deze mannen mij aansprak en zei dat hij de melder was geweest aan het bureau.
Ik zag dat beide mannen via de brandgang een poort openden aan de zijkant van de woning. Ik zag dat men naar de achterdeur liep van de woning, de deur ontgrendelde met een sleutel en de woning betrad.
Ik liep vervolgens vanaf de achterdeur door de keuken. Ik zag dat ik in het achterste gedeelte van de woonkamer uitkwam. Ik zag dat er sporen waren van een worsteling. Ik zag namelijk dat twee stoelen scheef stonden, er diverse goederen op de grond lagen en dat de salontafel ook scheef stond. Ik zag dat bij een van de stoelen diverse bloedspatten op de grond lagen. Deze spatten hadden een patroon van de stoel af. De bloedspatten lagen uitgewaaierd rechts naast de stoel. Ook zag ik dat links van de stoel een bloedvlek op de muur zat met een afmeting van 5 à 10 centimeter.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 januari 2011, omstreeks 06.00 uur, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 3], dat er een conflict had plaatsgevonden tussen een man en een vrouw in een woning aan de
[adres] te Oss. Ik hoorde dat de vrouw de woning had verlaten en dat het niet bekend was waar zij naartoe is gegaan. Omstreeks 07.00 uur, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 3], dat de vrouw door de familie aangetroffen was in de tuin van de woning van haar ouders aan de [adres] te Oss. Ik hoorde dat de vrouw op dat moment in het Bernhoven ziekenhuis zou zijn.
Omstreeks 07.30 zijn wij naar het Bernhoven ziekenhuis gegaan. Toen wij ter plaatse waren in het Bernhoven ziekenhuis, zagen wij dat er op een behandeltafel in een van de behandelkamers van de eerste hulp een vrouw lag. Wij zagen dat de vrouw diverse zichtbare verwondingen had in haar gezicht, op haar hoofd, in haar hals en op haar ledematen. Wij zagen dat deze verwondingen bestonden uit diverse bloeduitstortingen en zwellingen, snijwonden, blauwe plekken en striemen. Wij zagen dat deze verwondingen kennelijk nog maar kort daarvoor waren aangebracht. Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb fotografische opnamen van de verwondingen gemaakt.
Tijdens een kort informatief gesprek met deze persoon bleek zij genaamd:
Naam: [naam] (het hof begrijpt: [achternaam slachtoffer])
Voornaam: [voornaam slachtoffer]
Adres: [adres]
Woonplaats: Oss
Wij hoorden dat zij tegen ons zei dat de verwondingen waren toegebracht door haar man, genaamd [verdachte]. Wij hoorden dat zij tegen ons zei dat zij vannacht na een ruzie, omstreeks 01.30 uur, in de woonkamer van haar woning, door haar man is geslagen en met een broodmes is bewerkt. Wij zagen dat zij wees naar de snijwonden op haar benen en hoofd.
3. Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 januari 2011 werd door ons een onderzoek naar sporen verricht in een woning gelegen op het adres [adres] te Oss. Daar waar wordt gesproken over bloed, wordt bedoeld een op bloed gelijkende substantie. Door ons relevant geachte bloedsporen zijn op voorgeschreven wijze getest en bij positief resultaat veiliggesteld en benoemd als bloed.
Op de buitendeur, nabij de klink, van de bijkeuken werd door ons bloed aangetroffen. Gelet op de verschijningsvorm was dit bloed achtergelaten door het, met bebloede hand(en) openen van genoemde deur.
In de bijkeuken werd door ons op de vloer een broodmes aangetroffen. Op dit mes zaten mogelijke bloedsporen.
Door ons werd bloed aangetroffen op:
- de rechterzijde van het bankstel
- op de vloer rechts van de fauteuil
- tegen de zijkant van de salontafel recht voor de fauteuil
- op een vochtige vaatdoek op het aanrecht
- op de geleider van het lamellengordijn uit de bijkeuken
- op een lamel van het lamellengordijn uit de bijkeuken
- tegen het schopbord onder een computertafel links van de fauteuil.
Door ons werd waargenomen dat van genoemde fauteuil een naad aan de achterzijde van de rugleuning opengescheurd was. Op deze fauteuil werden diverse bloedvegen aangetroffen.
4. De verklaring van [slachtoffer], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 januari 2011 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] te Oss samen met mijn man [verdachte] en onze twee kinderen. Omstreeks 01.30 uur ben ik zwaar mishandeld door mijn man.
5. De aangifte van [slachtoffer], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik woon samen met mijn man en twee kinderen. Mijn man is genaamd [verdachte]. Ik heb een jongen [zoon] van vijf jaar oud en een meisje [dochter] van bijna drie jaar oud.
Ik ben sinds 4 april 2005 getrouwd met mijn man.
Op 13 januari 2010 (het hof begrijpt: 2011) was ik in mijn woning aan de
[adres] te Oss. Omstreeks 23.00 uur kwam mijn man thuis van zijn werk. Op dat moment waren mijn beide kinderen al naar bed.
Ik ben omstreeks 00.30 uur naar boven gegaan om te gaan slapen. Ineens werd ik wakker getrapt, dit was ongeveer om 01.05 uur, ik voelde dat ik werd getrapt in mijn buik. Ik keek en zag dat mijn man in de slaapkamer stond. Hij zei tegen mij dat ik mee naar beneden moest gaan.
Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik op de bank moest gaan zitten. Ik zag dat hij naast mij kwam zitten. Ik kreeg van hem een klap met de vlakke hand in mijn gezicht op mijn rechterwang.
Ik ging op de grond zitten. Ik zag dat hij naar de keuken liep. Ik zag dat hij een mes pakte uit het messenblok dat op het aanrecht staat. Ik wilde vluchten. Hij zag dat ik weg wilde rennen en pakte mij toen bij mijn haren vast. In zijn andere hand had hij het mes vast. Hij sleurde mij naar de eenpersoonsbank die in de woonkamer staat. Ik ging hierdoor op de bank zitten en hij stond op dat moment recht voor mijn neus met een broodmes in zijn handen. Het mes was ongeveer 30 cm lang, het had een zwart handvat met zilverkleurige knopjes erop. Het mes was aan één kant gekarteld. Ik hoorde dat hij in het Turks een gebed op zei, dit gebed gebruiken wij speciaal bij het slachten van een dier bij het offerfeest. Toen ik hem dat hoorde zeggen wist ik zeker dat hij dit echt meende en mij ging vermoorden. Ik was echt doodsbang.
Hij liet me los op een gegeven moment.
Ik dacht echt dat ik eraan zou gaan en dat ik er geweest zou zijn.
Daarna zag ik dat hij me bij mijn kleding pakte ter hoogte van mijn keel. Ik voelde dat hij me van de bank aftrok en me op de grond gooide. Ik zag en voelde dat hij bovenop mij kwam zitten, hij ging op mijn buik zitten. Ik lag toen met mijn rug op de grond. Ik voelde dat hij mijn rechterarm pakte en dat hij deze onder zijn knie deed. Op dat moment begon ik keihard te gillen want ik was echt doodsbang. Hij pakte mijn linkerarm en hield deze vast met zijn linkerarm en deed mijn arm boven mijn hoofd. Ik hoorde dat hij nogmaals in het Turks het gebed op zei, hij heeft in totaal drie keer het gebed opgezegd wat wij altijd opzeggen als we een dier gaan slachten. Dit wordt opgezegd voordat de keel van het dier wordt doorgesneden. Ik voelde dat hij mij driemaal met zijn rechterhand een klap in mijn gezicht gaf. Ik heb toen drie maal de naam van mijn zoon geroepen: “[zoon], [zoon], [zoon]”. Ik dacht ik roep mijn zoon want ik weet dat mijn man mij niet slaat als de kinderen erbij zijn. Ik voelde toen dat hij zijn beide handen om mijn keel deed en mij begon te wurgen. Ik kon helemaal geen adem meer halen. Ik voelde zijn nagels van zijn beide handen in mijn nek. Ik voelde dat zijn handen heel erg strak om mijn keel zaten. Ik zag dat hij mij heel erg vuil aankeek en kreeg echt het idee dat hij mij dood ging maken op de manier hoe hij naar mij keek. Ik kon ongeveer vier à vijf seconden niet ademen.
Ik hoorde dat mijn zoon naar beneden kwam. Ik hoorde dat [zoon] zei: “Ja, mamma”. Dit hoorde mijn man ook en hij heeft mij toen meteen losgelaten en is van mij afgegaan. Mijn man is naar de deur van de woonkamer gelopen. Ik zag toen dat mijn man met [zoon] meeliep. Ik dacht toen dat dit mijn kans was om te vluchten. Ik ben opgestaan en ben naar de achterdeur gelopen, heb deze van het slot gedraaid en ben de tuin in gerend. Ik heb toen de achterpoort opengemaakt en ben gevlucht. Op dat moment was ik nog in mijn pyjama en had niets aan mijn voeten.
Ik wilde toen naar mijn ouders die op de [adres] in Oss wonen. Ik wilde eerst schuilen, dit heb ik gedaan in de schuur bij mijn ouders. Ik ben toen in de schuur gaan zitten. Ik vermoed dat het toen ongeveer 02.15 uur was.
Ik zag (later) dat mijn zus, [getuige 3], in de serre liep. Ik ben toen uit de schuur gegaan en naar binnen gegaan. [getuige 3] schrok zich rot toen ze mij zo zag. Ze zei dat iedereen naar mij op zoek was. Mijn broer is gekomen en we zijn toen naar het ziekenhuis gegaan. Dit was om 07.30 uur.
6. De letselbeschrijving, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Datum letselbeschrijving: 14-1-2011
Betreft: Mevrouw [slachtoffer]
Wonende: [adres], Oss
Informatie van slachtoffer m.b.t. oorzaak letsel/wijze van ontstaan:
Mevrouw verklaart afgelopen nacht omstreeks 01.20 uur gedurende 20 minuten lang door haar man te zijn mishandeld. Ze is geslagen en gestompt, tegen de grond geduwd en met een broodmes tegen de keel gehouden. Ook is ze gewurgd.
Prognose:
De rode plekken, bloeduitstortingen en wond in het gelaat zouden kunnen passen bij stompen met de vuist, zoals mevrouw heeft verklaard. De rode plekken in de hals zouden kunnen passen bij het wurgen.
7. De verklaring van [arts], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
De kleurenfoto’s die u mij toont op de pagina’s 108 t/m 131 van het dossier zijn door de politie gemaakt.
Ik heb het slachtoffer gezien en onderzocht op het politiebureau Oss op 14 januari 2011 tegen half twee ’s middags.
De raadsman vraagt mij naar mijn verklaring op pag. 96 van het dossier waar ik verklaar over rode plekken en bloeduitstortingen in het gelaat. De raadsman toont mij de kleurenfoto’s in het dossier. Ik zie rode plekken en bloeduitstortingen op de foto’s op pag. 109, 111 en 112. De rode plekken en bloeduitstortingen zitten op uitstekende delen op het gezicht. Dit wijst op stoten tegen en/of met een hard voorwerp en/of stompen met de vuist. De roodheid duidt op verwondingen die niet ouder zijn dan 1 dag.
Over de bloeduitstortingen in het gezicht zoals te zien op de foto op pag. 109 kan ik zeggen dat deze het gevolg zijn van een stomp met de vuist of een stoot tegen een hard voorwerp. Rondom de plek waar de stoot of stomp terecht is gekomen ontstaan blauwe verkleuringen. Uit de kleur van de verwonding heb ik afgeleid dat deze bloeduitstortingen niet ouder dan een dag waren.
Op pag. 109 en 110 zijn rode plekken in de hals te zien. Deze rode plekken passen bij een poging tot verwurging. De roodheid ontstaat door het uitoefenen van druk. Als het slachtoffer daar een klap had gekregen dan zou daar een bloeduitstorting zitten.
De streepvormige plek en het puntje daarboven, zoals goed te zien is op pag. 110, duiden op een vinger en een vingertop. Deze verwondingen zijn ook te zien op de foto op pag. 126. Uit de verwonding leid ik af dat om de hals van het slachtoffer een hand moet hebben gezeten.
8. De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 januari 2011 omstreeks 11.30 uur werd ik opgebeld door [verdachte]. Hij vertelde mij dat hij ruzie had gehad met [slachtoffer]. Hij vertelde mij dat hij [slachtoffer] geslagen had en dat zij weggelopen was zonder schoenen aan.
9. De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Verdachte heeft tegen mij gezegd dat hij [slachtoffer] geslagen had en dat zij weggelopen was zonder schoenen aan.
10. De verklaring van [getuige 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
13 op 14 januari 2011 werd ik omstreeks 02.33 wakker gebeld door mijn zus [getuige 3]. Ze zei tegen mij: “Kom naar [slachtoffer] toe!” Ik ben toen meteen in de auto gesprongen en daarheen gereden. Ik trof daar mijn ouders, de kinderen van mijn zus [slachtoffer] en mijn oudste zus [getuige 3]. Ik zag een bloedvlek op de muur, bloedspetters op de grond en ik zag ook dat er bloed op het gordijn zat.
Omstreeks 07.00 uur werd ik gebeld. Mijn zus was gevonden op mijn ouders’ adres. Ik heb mijn zus toen naar de eerste hulp gebracht.
11. De verklaring van [getuige 3], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 januari 2011 na 01.00 uur was ik thuis samen met mijn ouders. Ik hoorde dat mijn vader met iemand aan de telefoon was. Ik hoorde dat mijn moeder zei dat ze ruzie had gehad en dat we haar moesten ophalen. Het ging toen over [slachtoffer].
We zijn naar haar huis gegaan aan de [adres] in Oss. Op dat moment was [verdachte] ook bij ons en hij zei dat we niet naar binnen mochten. We zijn toen toch naar binnen gegaan. In de woonkamer zag ik allemaal bloed liggen.
Op een gegeven moment was het tijd dat mijn oudste zoon uit bed moest om naar school te gaan. Aan het huis van mijn ouders zit een aanbouw vast met een serre. Ik ging daar wat drinken pakken uit de tas die in de serre stond. Toen ging ik in de woonkamer zitten. Ik hoorde geluiden komen vanuit de serre, ik ben gaan kijken en zag dat de deur naar buiten op een kier stond. Ik zag ineens een zwarte schim naast me en zag dat het [slachtoffer] was. Ik zag dat haar gezicht helemaal onder het bloed zat. Ze vertelde dat ze was geslagen door [verdachte] en heel erg bang was.
Ik heb toen mijn broer [getuige 2] gebeld en we ze zijn rond 19.00 uur (het hof begrijpt: 07.00 uur) naar het ziekenhuis Bernhoven gegaan.
12. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik was op 15 januari 2011 belast met het verhoor van de verdachte in de zaak met
BVH nummer 2011004592 (het hof begrijpt: verdachte [verdachte]).
Nadat het verhoor afgelopen was en ik de verdachte terug bracht naar zijn cel hoorde ik de verdachte mij een vraag stellen. Ik hoorde dat hij vroeg: “Wat vind je hier nu van?”. Ik deelde hem mede dat het niet hoorde dat vrouwen geslagen werden ook al houd je nog zoveel van ze. Ik hoorde de verdachte antwoorden: “Ik heb het ook gedaan dat was niet slim”.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
B.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het hem onder 1. primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat er geen dan wel onvoldoende bewijs is om de verklaring van [slachtoffer] te ondersteunen, terwijl het hof niet tot een bewezenverklaring kan komen op basis van een verklaring van een enkele getuige, aangezien – zakelijk weergegeven –:
- uit de verklaring van [getuige 1] slechts blijkt dat zij van verdachte heeft gehoord dat hij [slachtoffer] geslagen zou hebben, zodat daaruit op geen enkele manier kan worden afgeleid dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] onbetrouwbaar en ongeloofwaardig is, althans dat daaruit alleen maar blijkt dat [verbalisant 6] van verdachte heeft gehoord dat hij [slachtoffer] zou hebben geslagen, zodat daaruit op geen enkele manier kan worden afgeleid dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om
[slachtoffer] van het leven te beroven;
- dat de mogelijkheid bestaat dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel door een ander dan verdachte is veroorzaakt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
C.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld dan wel (overigens) aannemelijk geworden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van het door verbalisant
[verbalisant 6] op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Het hof bezigt dit dan ook tot het bewijs.
D.1
Volgens artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Deze bepaling verbiedt daarom de rechter tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarvan is in deze zaak evenwel geen sprake, nu de verklaringen van [slachtoffer] niet op zichzelf staan en voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en in onderling tijdsverband bezien.
D.2
Uit het onderzoek ter terechtzitting is geen enkele aanwijzing naar voren gekomen die steun biedt voor de niet nader onderbouwde stelling van de verdediging dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel door een ander dan verdachte of door haarzelf is toegebracht. Het verwerpt mitsdien deze stelling van de verdediging.
Bij zijn oordeel heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat het uit de verklaring van [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6], bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, de conclusie trekt dat verdachte op
14 januari 2011 fysiek geweld heeft uitgeoefend op [slachtoffer].
D.3
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen staat naar het oordeel van het hof vast dat verdachte opzettelijk – in voorwaardelijke zin – heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven van het leven te beroven. Immers, verdachte heeft opzettelijk de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen of dichtgeknepen gehouden waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand als gevolg van dergelijk geweld de aanmerkelijke kans loopt zodanig zuurstofgebrek te bekomen, dat hij als gevolg daarvan het leven kan verliezen. De gedraging van verdachte was dan ook geëigend om het slachtoffer te doden. De verdachte moet daarvan, evenals ieder ander weldenkend mens, op de hoogte zijn geweest.
De gedraging van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het in de bewezenverklaring omschreven gevolg, te weten het doden van het slachtoffer, dat het – behoudens contra-indicaties, waarvan in casu niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn bewezen verklaarde handelen zou sterven en is het opzet van verdachte in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
D.4
Op grond van één en ander acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
E.1
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het hem onder 2. ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat er geen dan wel onvoldoende bewijs is om de verklaring van [slachtoffer] te ondersteunen, terwijl het hof niet tot een bewezenverklaring kan komen op basis van een verklaring van een enkele getuige, aangezien verdachte ontkent en op het gevonden mes nog niet ten minste DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen.
Het hof verwerpt dit verweer met verwijzing naar de hiervoor onder D.1 opgenomen overwegingen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 januari 2011 te Oss ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijn echtgenote) van het leven te beroven, met dat opzet met kracht de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgeknepen gehouden waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 14 januari 2011 te Oss [slachtoffer] (zijn echtgenote) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk een mes aan voornoemde [slachtoffer] getoond en met een mes voor die [slachtoffer] gestaan en dreigend een Turks gebed, dat bij een slachting van een dier wordt opgezegd voordat de keel van een dier wordt doorgesneden, heeft opgezegd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
F.1
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat verdachte ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien er sprake is van vrijwillige terugtred. Daartoe is aangevoerd
– zakelijk weergegeven – dat uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat verdachte op enig moment tijdig is gestopt met zijn handelen, terwijl cliënt uit eigen wil het besluit heeft genomen te stoppen en daartoe niet door een ander is gedwongen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
F.2
Het hof stelt voorop dat bij de vraag of sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht doorslaggevend is of het niet voltooien van de poging tot doodslag het gevolg is van omstandigheden die van de wil van verdachte afhankelijk zijn. Van buiten komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan.
F.3
Blijkens de verklaring van [slachtoffer] heeft verdachte haar losgelaten eerst nadat hun vijfjarige zoon beneden was gekomen en zei “Ja, mamma”. Verdachte heeft de poging tot doodslag derhalve naar het oordeel van het hof uitsluitend gestaakt onder invloed van uitwendige prikkels, te weten: de interventie door zijn zoon, en niet als gevolg van een impliciet wilsbesluit van verdachte. De stelling van de verdediging dat de doodslag niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk waren, is naar het oordeel van het hof dan ook niet aannemelijk geworden. Gelet hierop is er geen sprake van een vrijwillige terugtred die leidt tot straffeloosheid zoals bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
G.1
Het onder 1. primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
G.2
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de onder 1. bewezen verklaarde poging tot doodslag en de onder 2. bewezen verklaarde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht een voortgezette handeling is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Wil sprake zijn van een voortgezette handeling, dan moeten de voor de voortgezette handeling in aanmerking te nemen feiten voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit. Bovendien moet sprake zijn van gelijksoortigheid van de betrokken strafbare feiten.
Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak geen sprake van een voortgezette handeling reeds omdat geen sprake is van gelijksoortigheid van de bewezen verklaarde feiten. Immers, de strekking van de betrokken strafbepalingen verschil. Waar artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht ertoe strekt te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door een bedreiging met een ernstig misdrijf, strekt artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht tot bescherming van het menselijk leven.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] en bedreiging van die [slachtoffer] met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van die feiten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opgelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van die feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit:
- primair dat aan verdachte een lagere straf zal worden opgelegd dan door de eerste rechter is opgelegd;
- subsidiair dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd;
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In verband met de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 14 januari 2011 in de echtelijke woning allereerst schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn echtgenote [slachtoffer] door de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen, terwijl ook nog hun minderjarige kinderen in de woning aanwezig waren;.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke handelwijze eenvoudig tot de dood van het slachtoffer had kunnen leiden. Dat het slachtoffer niet is komen te overlijden is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte.
Door een delict als het onderhavige wordt voorts de rechtsorde zeer ernstig geschokt; het leidt vanwege het gewelddadig karakter tot maatschappelijke verontrusting en brengt in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg.
Tevens leidt een dergelijk feit vaak nog tot langdurige psychische klachten bij de slachtoffers, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, hetgeen ook naar voren komt uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer] ter terechtzitting van 10 januari 2012 heeft afgelegd.
Voorts heeft het hof ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde het gewelddadig karakter en de mate waarin dat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer in aanmerking genomen.
Ten slotte is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
7 december 2011, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake soortgelijke feiten door de strafrechter is veroordeeld;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Gelet daarop kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de eerste rechter, een straf als gevorderd door de advocaat-generaal of straffen als bepleit door de verdediging.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft ter terechtzitting de opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte verzocht. Het hof wijst het verzoek af, aangezien – gelet op de duur van de door het hof op te leggen gevangenisstraf – het geval van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordoet en ook overigens de verdenking, bezwaren en gronden die tot het laatstelijk verleend bevel tot gevangenhouding hebben geleid, ook thans nog onverkort aanwezig zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een broodmes met stompe punt, goednr. 266905.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 24 januari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.