ECLI:NL:GHSHE:2012:BV3467

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.093.150
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagvrije voet en remigratievergoeding in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de vaststelling van de beslagvrije voet van de appellant, die in Bosnië-Herzegovina woont. De appellant, die een remigratie-uitkering ontvangt, verzocht het hof om de beslagvrije voet vast te stellen op € 376,- per maand. De Gemeente Breda, als verweerster, had de beslagvrije voet berekend op basis van een vergelijking van de levensstandaard tussen Bosnië-Herzegovina en Nederland, wat leidde tot een lagere beslagvrije voet van € 189,85. Het hof oordeelde dat de methode van de Gemeente niet correct was, omdat de remigratie-uitkering al was gecorrigeerd voor de levensstandaard in het land van herkomst. Het hof verwees naar de relevante wetgeving en de Nota van Toelichting bij het Besluit van 8 november 1985, waarin werd gesteld dat er geen extra correctie voor levensstandaard mocht plaatsvinden. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2012, waarbij zowel de appellant als zijn advocaat en een vertegenwoordiger van de Gemeente aanwezig waren. Het hof concludeerde dat de beslagvrije voet voor de appellant met ingang van 1 september 2011 moest worden vastgesteld op € 376,- per maand, en bekrachtigde de beslissing voor het overige. De uitspraak werd gedaan op 31 januari 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 31 januari 2012
Zaaknummer: HV 200.093.150
Zaaknummer eerste aanleg: 644087 OV VERZ 11-833
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats], Bosnië-Herzegovina,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M. Akça-Altun,
tegen
de Gemeente Breda,
zetelende te Breda,
verweerster,
hierna te noemen: de Gemeente,
als gemachtigde heeft zich gesteld (zie hierna rov. 3.8): P.F. van den Berg van Rosmalen Gerechtsdeurwaarders.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda, team kanton Breda, van 1 juni 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2011, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de beslagvrije voet per 1 september 2011 vast te stellen op € 376,-.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 januari 2012, heeft de Gemeente verzocht het verzoek in hoger beroep af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] en zijn advocaat;
- mevrouw H.L.C.A. van de Wouw van Rosmalen Gerechtsdeurwaarders.
3. De beoordeling
3.1. Bij de bestreden uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking, heeft de kantonrechter op de voet van artikel 475e Rv de beslagvrije voet voor [appellant], ten aanzien van de vordering die de Gemeente op hem heeft, vastgesteld op € 138,81 (per maand). De vordering van de gemeente, uit hoofde van uitkeringsfraude, beliep ten tijde van het leggen van het executoriaal beslag op 2 december 2010 € 33.335,68 + p.m. Inzet van dit hoger beroep is de verhoging van dit vastgestelde beslagvrije voet.
3.2. Ten aanzien van de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter en het hof overweegt het hof als volgt. Ingevolge artikel 262 Rv is de kantonrechter Breda bevoegd kennis te nemen van het verzoek nu de Gemeente in de plaats zetelt. Daarmee is ook de relatieve bevoegdheid van dit gerechtshof gegeven. In de toelichting in T&C op artikel 475e Rv wordt gesteld dat op de voet van artikel 438a lid 1 Rv bevoegd zou zijn de kantonrechter in wiens rechtsgebied het beslag wordt gelegd, in casu Leiden, nu de Sociale Verzekeringsbank (SVB), onder wie het derdenbeslag is gelegd, daar is gevestigd. Dit commentaar berust evenwel op een verkeerde lezing van laatstgenoemde bepaling. Die bepaling is geschreven voor zaken die bij de voorzieningenrechter aanhangig worden gemaakt. Daarvan is hier geen sprake.
3.3. [appellant], geboren op [geboortedatum] 1948, is in 2005, na meer dan 30 jaren in Nederland te hebben gewoond, naar Bosnië-Herzegovina teruggekeerd. Hij ontvangt een remigratie-uitkering van de SVB van - € 399,85 vermeerderd met een tegemoetkoming ziektekosten van € 64,11 = € 463,96 (in 2011).
3.4. [appellant] heeft de kantonrechter op de voet van artikel 475e Rv verzocht de beslagvrije voet vast te stellen. Tussen partijen is niet meer in geschil dat [appellant] buiten de remigratie-uitkering geen middelen van bestaan heeft. De kantonrechter heeft de beslagvrije voet vastgesteld aan de hand van de werkelijk door [appellant] gemaakte kosten voor levensonderhoud. In hoger beroep is alleen nog de hoogte van de beslagvrije voet aan de orde. Daarbij speelt mee dat de situatie van [appellant] is gewijzigd doordat hij sinds 1 september niet meer bij zijn moeder inwoont maar samen met een partner woonruimte huurt. De partner heeft zelf geen eigen inkomsten. Partijen zijn het erover eens dat de beslagvrije voet moet worden vastgesteld met ingang van 1 september 2011 naar de sedertdien geldende omstandigheden.
3.5. [appellant] stelt dat de beslagvrije voet moet worden gesteld op € 376,-, zijnde optelling van huur ad € 127,82, kosten water, electra, gas, telefoon en kabeltelevisie ad € 61,36, kosten levensonderhoud ad € 122,71 en ziektekosten ad € 64,11.
De gemeente berekent de beslagvrije voet aan de hand een vergelijking van de levensstandaard. Het Bruto Binnenlands Product (BBP) was, volgens cijfers van het Internationaal Monetair Fonds, in 2009 voor Bosnië-Herzegovina € 4.279,- en voor Nederland € 48.222,- per jaar. Uitgaande van een beslagvrije voet in Nederland voor samenwonenden van € 1.187,87 komt de gemeente tot een beslagvrije voet in Bosnië-Herzogovina van € 105,41. Verhoogd met ziektekosten en huurcomponenten (analoog aan artikel 475d lid 5 Rv) komt de gemeente aan een beslagvrije voet van € 189,85.
3.6. Het hof kan het uitgangspunt van de gemeente – de vergelijking van de levenstandaard aan de hand van het BBP – niet volgen.
Ingevolge artikel 7 leden 1 en 2 van het Besluit Voorzieningen Remigratiewet stelt de Minister het brutobedrag van de remigratie-uitkering vast, dat per bestemmingsland kan verschillen. In de uitvoeringsbesluiten is te vinden dat de betreffende landen in groepen zijn onderverdeeld (A tot en met K). Bosnië-Herzegovina valt in categorie B. Voor een remigratie na 1 april 2000 van een alleenstaande jonger dan 65 jaar en zonder zorgverzekeringscomponent, waarvan de SVB kennelijk nog uitgaat, geldt een uitkering per 1 januari 2012 van € 403,68 en een bijdrage in de ziektekostenverzekering van € 64,11, in totaal € 467,79.
Bij het bepalen van de categorieën is (onder meer) rekening gehouden met de levensstandaard (basisbestaansniveau, kosten van levensonderhoud) in het betreffende land en met hetgeen in dat land voor levensonderhoud minimaal benodigd is.
Het hof verwijst daartoe naar de volgende passage uit de Nota van Toelichting bij het (oorspronkelijke) Besluit van 8 november 1985, houdende vaststelling van een Experimentele Remigratieregeling 1985, Stb. 1985/595, luidende:
De hoogte van de remigratie-uitkering wordt per bestemmingsland vastgesteld op basis van de in Nederland krachtens het Bijstandsbesluit landelijke normering (Stb. 1983, 132) geldende uitkeringsbedragen voor alleenstaanden, (…), met dien verstande dat er een correctie plaatsvindt naar de noodzakelijke kosten van bestaan in het remigratieland.
Er is geen plaats om daarnaast de remigratie-uitkering nogmaals te corrigeren voor het verschil in levensstandaard.
3.7. Verder geldt dat de remigratievergoeding vergelijkbaar is met een bijstandsuitkering, zij het gecorrigeerd voor de levensstandaard ter plaatse. Op die grond moet de beslagvrije voet worden vastgesteld op 90% van de remigratievergoeding, zulks analoog aan het bepaalde artikel 475d Rv. Aldus geldt voor [appellant] een beslagvrije voet van € 417,56 met ingang van 1 september 2011 en € 421,01 per 1 januari 2012. De door hem gevraagde vaststelling van de beslagvrije voet op € 376,- per maand kan derhalve worden toegewezen.
3.8. Het hof merkt nog het volgende op. Voor het rechtsgeding bij het hof geldt, anders dan bij het kantongerecht, verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat, tenzij de wet anders bepaalt. Weliswaar bepaalt de wet nergens met zoveel woorden dat een verweerschrift in eerste aanleg, sector civiel, of in hoger beroep moet zijn ondertekend door een advocaat, maar algemeen wordt aangenomen, analoog aan artikel 278 lid 3 Rv, dat zulks wel het geval is. Ingevolge artikel 362 in verbinding met artikel 279 lid 3 Rv kan een verweerder ter zitting zich alleen doen vertegenwoordigen of worden bijstaan door een advocaat. Vertegenwoordiging door een gemachtigde die geen advocaat is, dus bijvoorbeeld door een deurwaarder, is niet toegestaan.
De wet maakt geen uitzondering voor de onderhavige procedure. Artikel 62h lid 3 Wet werk en bijstand mist toepassing.
3.9. Het hof ziet, gelet op de aard van de onderhavige zaak, geen aanleiding voor een proceskostenbeslissing.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking waarvan beroep voor zover daarin de beslagvrije voet voor de periode ná 1 september 2011 is vastgesteld;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de beslagvrije voet voor [appellant] ten aanzien van de vordering waarvoor executoriaal beslag is gelegd, met ingang van 1 september 2011 vast op € 376,- per maand;
bekrachtigt de beslissing voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, C.N.M. Antens en G. Feddes en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2012.