GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.085.568
arrest van de tweede kamer van 28 februari 2012
de naamloze vennootschap SNS Bank N.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
advocaat: mr. M.E.G. Murris,
1. [Geintimeerde],
wonende te [woonplaats], en
2. Jacqueline Emilie Catharine Goessens, h.o.d.n. Goessens Bewindvoering en Budgetbeheer, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het over het vermogen van [geïntimeerde] ingestelde bewind,
wonende en kantoorhoudende te Maastricht,
geïntimeerden,
advocaat: mr. L.W.M. Hendriks,
op het bij exploot van dagvaarding van 16 maart 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht onder zaaknummer 390065 CV EXPL 10-3940 gewezen vonnis van 22 december 2010 tussen appellante – SNS – als eiseres en geïntimeerden – [geintimeerde] en Goessens q.q. – als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, tevens houdende eisvermeerdering en aanvulling rechtsgronden, alsmede houdende aanvullende producties, heeft SNS haar eis vermeerderd, één grief aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van die memorie is weergegeven.
2.2. Bij memorie van antwoord hebben [geintimeerde] en Goessens q.q. de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben de gedingstukken overgelegd voor uitspraak.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grief wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1. In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter onder het kopje “b. de feiten en omstandigheden” vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Tegen één vaststelling voeren [geintimeerde] en Goessens q.q. verweer, welk verweer hierna in rechtsoverweging 4.8.4 zal worden behandeld. De door de kantonrechter vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.2. SNS en [geintimeerde] hebben twee overeenkomsten gesloten. De eerste overeenkomst is een kredietovereenkomst persoonlijke lening van 30 augustus 2006 waarbij SNS aan [geintimeerde] een krediet heeft verstrekt van € 9.000,--. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat [geintimeerde] dit krediet, vermeerderd met een kredietvergoeding van € 5.937,60, in 120 termijnen van € 124,48 per maand aan SNS zou terugbetalen, voor het eerst op 1 oktober 2006. De tweede overeenkomst betreft een rekening-courant/privérekeningovereenkomst.
4.3. [geintimeerde] is zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst niet nagekomen en heeft op zijn privérekening een debetstand laten ontstaan.
4.4. Bij beschikking van de kantonrechter te Maastricht van 3 september 2008 is Goessens q.q. benoemd tot bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [geintimeerde]. Sinds haar benoeming heeft Goessens q.q. de contacten onderhouden met SNS en haar incassogemachtigde Vesting Finance Incasso B.V., aan welke gemachtigde [geintimeerde] in de periode van 25 september 2009 tot 28 april 2010 in totaal € 1.100,-- heeft betaald in mindering op zijn schuld aan SNS.
4.5. In de inleidende dagvaarding van 17 augustus 2010 heeft SNS de hoofdelijke veroordeling gevorderd van [geintimeerde] en Goessens q.q., uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van een bedrag van € 5.000,--, rente en kosten rechtens. Zij heeft daartoe gesteld dat ingevolge de bepalingen van de kredietovereenkomst het gehele krediet ad € 8.628,42 ineens opeisbaar is geworden, dat op grond van de overeenkomst privérekening ook de debetstand van € 390,63 opeisbaar is en dat [geintimeerde] en Goessens q.q. ondanks aanmaningen en sommatie in gebreke zijn gebleven met volledige voldoening van de vordering, waardoor zij naast genoemde bedragen ook vertragingsrente en vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn geworden, welke vergoeding conform Rapport Voorwerk II is berekend op € 800,--. SNS heeft haar vordering in eerste aanleg beperkt tot € 5.000,-- onder uitdrukkelijke handhaving van haar rechten op het meerdere.
4.6. Na gevoerd verweer heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis de vordering van SNS afgewezen. Kort gezegd heeft de kantonrechter geoordeeld dat de summiere en onjuiste stellingen van SNS de vordering niet kunnen dragen.
4.7. SNS is tijdig in hoger beroep gekomen. Na vermeerdering van eis vordert zij thans de hoofdelijke veroordeling van [geintimeerde] en Goessens q.q., zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van:
- een bedrag van € 9.589,06, primair vermeerderd met de contractuele rente van 9,71% per jaar, subsidiair vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening,
- een bedrag van € 402,26, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening,
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.158,--, althans een door het hof in goede justitie vast te stellen bedrag.
Een en ander met veroordeling van [geintimeerde] en Goessens q.q. in de kosten van de beide instanties, alsmede in de na de uitspraak nog vallende kosten, wat betreft het salaris van de procesadvocaat ad € 131,-- zonder betekening en verhoogd met € 68,-- in geval van betekening.
De vermeerdering van eis houdt tevens een aanvulling van de grondslag van de vordering in, in die zin dat SNS haar vordering thans primair baseert op wanprestatie, subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking, meer subsidiair op overschuldigde betaling en onrechtmatige daad.
4.8.Het hof zal op de gewijzigde vordering recht doen nu [geintimeerde] en Goessens q.q. tegen deze wijziging geen bezwaar hebben gemaakt en het hof geen aanleiding ziet om de verandering van de eis ambtshalve buiten beschouwing te laten.
4.9.Met de enige grief legt SNS het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. In de toelichting op de grief geeft SNS een nadere onderbouwing van haar vordering.
de kredietovereenkomst persoonlijke lening
4.9.1.Het hof stelt vast dat de in het geding zijnde kredietovereenkomst persoonlijke lening van 30 augustus 2006 een krediettransactie is als bedoeld in de Wet op het consumentenkrediet (Wck). De dwingendrechtelijke bepalingen van de Wck worden – voor zover nodig – ambtshalve getoetst.
Op grond van het bepaalde in artikel 33 aanhef en onder c sub 1 Wck kan het door de kredietnemer verschuldigde bij een kredietovereenkomst als hier aan de orde enkel vervroegd worden opgeëist indien de kredietnemer, die gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen. Artikel 10 lid 2 sub a van de Algemene Kredietvoorwaarden Particulier die op de overeenkomst van toepassing zijn en die aan [geintimeerde] ter beschikking zijn gesteld, zoals blijkt uit artikel 2 sub g van de door [geintimeerde] ondertekende schriftelijke overeenkomst van 30 augustus 2006 (prod. 3 inleidende dagvaarding), komt overeen met deze bepaling.
4.9.2.Op grond van de door SNS in hoger beroep gegeven nadere onderbouwing van haar vordering en de door haar in het geding gebrachte correspondentie en betalingsoverzichten staat naar het oordeel van het hof vast dat [geintimeerde] bij brief van 26 juni 2008 in gebreke is gesteld voor een achterstand van € 373,44 (drie termijnen), wat betekent dat hij op dat moment tenminste twee maanden achterstallig was in de betaling van een vervallen termijn. Het hof verwerpt het verweer van [geintimeerde] en Goessens q.q. dat de brief van 26 juni 2008 niet als ingebrekestelling kan worden aangemerkt, aangezien [geintimeerde] in deze brief een redelijke termijn voor nakoming van zijn betalingsverplichting wordt gegeven (vijf dagen) met de expliciete vermelding dat alleen met betaling van het bedrag van € 373,44 binnen die termijn verzuim en algehele opeising kan worden voorkomen. Aan de aan een ingebrekestelling te stellen eisen is daarmee voldaan. Verder staat naar het oordeel van het hof vast dat [geintimeerde] ook na de ingebrekestelling van 26 juni 2008 niet tot betaling van de achterstand is overgegaan en dat SNS bij brief van 25 augustus 2008 het saldo van de kredietovereenkomst persoonlijke lening ineens heeft opgeëist.
4.9.3.Het voorgaande betekent dat voldaan is aan de hiervoor onder rechtsoverweging 4.9.1 vermelde voorwaarden voor algehele opeising van de kredietovereenkomst persoonlijke lening. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of het door SNS als hoofdsom gevorderde bedrag – het saldo per 20 november 2008 van € 8.628,42 – kan worden aangemerkt als het verschuldigde in de zin van artikel 33 aanhef en onder c Wck. Op grond van het bepaalde in artikel 34 Wck is het SNS niet toegestaan andere of hogere vergoedingen in rekening te brengen dan die in deze bepaling limitatief worden genoemd. Door de vervroegde opeising van de kredietsom, die volgens het oorspronkelijk overeengekomen aflossingsschema in 120 achtereenvolgende maandelijkse termijnen zou worden terugbetaald, heeft SNS geen recht op de kredietvergoeding die is begrepen in de termijnen die op de datum van vervroegde opeising, 25 augustus 2008, nog niet waren vervallen. Bij gebreke van een toelichting op het door SNS als productie 9 in het geding gebrachte mutatieoverzicht persoonlijke lening is niet duidelijk of op het thans in hoofdsom gevorderde bedrag de niet verdiende kredietvergoeding reeds in mindering is gebracht. Het hof zal SNS daarom in de gelegenheid stellen op dit punt helderheid te verschaffen en, zo nodig, haar vordering alsnog contant te maken per datum vervroegde opeising, 25 augustus 2008. Zo nodig dient SNS ook de vertragingsvergoeding die zij vordert over de periode van 20 november 2008 tot en met 6 mei 2011 opnieuw te berekenen.
de overeenkomst privérekening
4.9.4.SNS stelt verder uit hoofde van een debetfaciliteit die gekoppeld is aan de privérekening van [geintimeerde] een vordering op [geintimeerde] en Goessens q.q. te hebben van € 390,63, in hoger beroep vermeerderd tot € 402,26. Het hof acht de opmerking van [geintimeerde] en Goessens q.q. dat SNS zelf aangeeft dat er geen overeenkomst is, een onvoldoende gemotiveerde betwisting van deze overeenkomst, aangezien de opmerking van SNS waaraan [geintimeerde] en Goessens q.q. refereren (“dat het er vooralsnog op lijkt dat zowel de fysieke rekening-courantovereenkomst alsmede een digitale kopie daarvan niet meer in de administratie van SNS Bank beschikbaar is”) uiteraard niet ziet op het bestaan van de overeenkomst, maar enkel op het schriftelijk bewijs daarvan. Daarom wordt als vaststaand aangenomen dat SNS en [geintimeerde] een rekening-courant/privérekeningovereenkomst hebben gesloten (vgl rechtsoverweging 4.2).
4.9.5. SNS licht in de memorie van grieven onder het kopje“niet-toepasselijkheid Wet op het Consumentenkrediet” toe dat de vordering een ongeoorloofde debetstand betreft waarop de Wck niet van toepassing is. [geintimeerde] en Goessens q.q. hebben dit niet weersproken, zodat het hof, bij gebreke van aanwijzingen dat dit anders zou zijn, daarvan uitgaat. Doordat de Wck niet van toepassing is, wordt aan het intreden van verzuim geen andere eis gesteld dan een ingebrekestelling. Bij brief van 1 augustus 2008 heeft SNS [geintimeerde] een termijn van tien dagen gegeven om het debetsaldo van € 2.008,88 te voldoen, bij gebreke waarvan incassomaatregelen zouden worden getroffen. Het hof is van oordeel dat deze brief voldoet aan de eisen die aan een ingebrekestelling moeten worden gesteld. Voor zover [geintimeerde] het bedrag van € 2.008,88 onbetaald heeft gelaten, is hij in verzuim.
de buitengerechtelijke incassokosten
4.9.6.SNS vordert op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub c BW vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ad € 800,--, in hoger beroep vermeerderd tot € 1.158,--. Anders dan SNS kennelijk meent, komen enkel de kosten die gemoeid zijn met de buitengerechtelijke incasso van de ongeoorloofde debetstand in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Aan vergoeding van de kosten van de buitengerechtelijke incasso van de persoonlijke lening staat het bepaalde in artikel 34 Wck in de weg.
De door SNS ter onderbouwing van deze nevenvordering in de inleidende dagvaarding gestelde werkzaamheden (correspondentie, telefonades, het trachten tot een betalingsregeling te komen, het inwinnen van (verhaals)inlichtingen en tenslotte het verzenden van een laatste kennisgeving dat bij uitblijven van een betaling een juridische procedure wordt opgestart) hebben blijkens de door SNS in het geding gebrachte correspondentie voornamelijk betrekking op de betalingsachterstand van de persoonlijke lening. Slechts drie brieven hebben alleen betrekking op de ongeoorloofde debetstand. Die werkzaamheden moeten echter, nu er een procedure is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden. Het ter zake gevorderde bedrag van € 1.158,-- zal daarom worden afgewezen.
4.9.7.SNS zal in de gelegenheid worden gesteld de in rechtsoverweging 4.9.3 bedoelde informatie te verschaffen. [geintimeerde] en Goessens q.q. zullen de gelegenheid krijgen om daarop te reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
verwijst de zaak naar de rol van 27 maart 2012 voor akte aan de zijde van SNS met de hiervoor in rechtsoverweging 4.9.3 vermelde doeleinden, waarna [geintimeerde] en Goessens q.q. in de gelegenheid zullen worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, S.M.A.M. Venhuizen en J.C.J. van Craaikamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 februari 2012.