ECLI:NL:GHSHE:2012:BW0632

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004721-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van der Kaaden
  • A. de Lange
  • T.A. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens gebruik van gasolie met herkenningsmiddel in motorrijtuig voor kort afstand vervoer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van €1.744,-- subsidiair 27 dagen vervangende hechtenis voor het opzettelijk voorhanden hebben van gasolie met een herkenningsmiddel in de brandstoftank van een motorrijtuig. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een geldboete van €1.000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte op 22 april 2009 te Drimmelen gasolie met een herkenningsmiddel voorhanden had in de brandstoftank van zijn motorrijtuig. De verdediging heeft betoogd dat het motorrijtuig voldeed aan de vereisten van het Voertuigreglement en dat de verdachte daarom ontslagen diende te worden van alle rechtsvervolging. Het hof heeft de relevante wettelijke bepalingen in overweging genomen en geconcludeerd dat het motorrijtuig naar zijn aard was ingericht voor het vervoer van goederen op korte afstand, wat het gebruik van de gasolie met herkenningsmiddel rechtvaardigde.

Uiteindelijk heeft het hof het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar was. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de specifieke omstandigheden van het voertuig en het gebruik ervan in overweging te nemen bij de toepassing van de Wet op de accijns.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-004721-10
Uitspraak : 3 april 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 21 december 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-013190-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij de verdachte terzake van opzettelijk een in artikel 91 van de Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden is veroordeeld tot een geldboete van €1.744,-- subsidiair 27 dagen vervangende hechtenis.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van 1000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De verdediging heeft bepleit
- primair: dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, nu
sprake is van een voertuig met beperkte snelheid als bedoeld in het Voertuigreglement;
- subsidiair: dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu in deze zaak de formele, althans materiële wederrechtelijkheid ontbreekt, en voorts sprake is van afwezigheid van alle schuld.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2009, te Drimmelen, opzettelijk gasolie, die was voorzien van een herkenningsmiddel als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Wet op de accijns en/of die bestanddelen bevatte van die herkenningsmiddelen, voorhanden heeft gehad in de brandstoftank van een motorrijtuig.
Het bewijs
Het hof stelt op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen, waarnaar in de hierna volgende noten wordt verwezen, het volgende vast.
Op 22 april 2009 bevonden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich in de gemeente Drimmelen. Zij waren aldaar belast met onder andere de steekproefsgewijze controle op het voorhanden hebben van laagbelaste dieselolie in de brandstoftanks van motorrijtuigen. Zij zagen een vrachtauto met tankoplegger geparkeerd staan van het merk MAN, type 19 FLS. Zij zagen dat een voor hen onbekende man naast de vrachtauto staan.
Ter controle op de naleving van de wettelijke bepalingen als genoemd in de Wet op de accijns heeft de verbalisant [verbalisant 1] de eigenaar van de vrachtauto aangesproken en heeft hem het doel van de controle medegedeeld.
Vervolgens zijn de verbalisanten overgegaan tot het nemen van een dieselmonster uit de brandstoftank van eerder genoemde vrachtauto. Zij zagen dat het monster rood van kleur was. Genoemd dieselmonster is onder nummer A787.9.0028 ter analyse opgestuurd naar het Douane laboratorium te Amsterdam.
Desgevraagd verklaarde de verdachte te zijn:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Het betreffende monster is door voormeld Douane Laboratorium onderzocht.
Bij onderzoek werd bevonden dat het hier een gasolie betrof, kleur rood, bevattende als middel 7,1 g/1000 liter Solvent Yellow 124.
Het betreft een minerale olie.
Deze olie bevat herkenningsmiddelen zoals voorgeschreven voor laagbelaste doeleinden als bedoeld in artikel 27, lid 3 van de Wet op de Accijns.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat met de betreffende vrachtwagencombinatie, die zijn eigendom is, op 22 april 2009 is gereden op de openbare weg te Drimmelen.
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 22 april 2009, te Drimmelen, opzettelijk gasolie, die was voorzien van een herkenningsmiddel als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Wet op de accijns , voorhanden heeft gehad in de brandstoftank van een motorrijtuig.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het betreffende motorvoertuig niet kan worden aangemerkt als een motorvoertuig met beperkte snelheid als bedoeld in artikel 1.1. onder ap van het Voertuigreglement, zoals dat gold tot 1 mei 2009.
Weliswaar waren aan dit voertuig de nodige aanpassingen gedaan, maar dit waren geen aanpassingen waardoor het karakter van het voertuig anders is geworden, en wel zodanig dat het voldeed aan voormeld vereiste, aldus de advocaat-generaal.
Door de raadsman van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu zijns inziens het motorrijtuig wel voldeed aan het vereiste van artikel 1.1. onder ap van het Voertuigreglement.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
I. Voor het vaststellen of het hiervoor genoemde motorrijtuig viel onder een van de uitzonderingsbepalingen op grond waarvan het “rode” diesel in de tank mocht hebben zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
Artikel 91 Wet op de accijns (zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde)
Lid 2:
Het is niet toegestaan halfzware olie en gasolie die zijn voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, dan wel bestanddelen bevatten van die herkenningsmiddelen , voorhanden te hebben in:
a. de brandstoftank van een motorrijtuig of van een pleziervaartuig;
b. ........
Lid 3:
Het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing op:
a. motorrijtuigen die geen gebruik maken van de weg;
b. bij algemene maatregel van bestuur, onder daarbij te stellen voorwaarden, aan te wijzen motorrijtuigen die gewoonlijk niet worden gebruikt op de weg.
Artikel 100 Wet op de accijns (zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde)
Lid 1:
Degene die een in de artikelen 91, eerste en tweede lid, of 92 opgenomen verbod overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.
Lid 2:
Degene die een van de in het eerste lid bedoelde verboden opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Artikel 40 Uitvoeringsbesluit accijns (zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde):
Halfzware olie en gasolie die zijn voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet, dan wel bestanddelen bevatten van die herkenningsmiddelen, mogen voorhanden zijn in de brandstoftank ten behoeve van de aandrijving van motorrijtuigen:
a. waarvoor op grond van artikel 37, eerste lid, onderdeel a, onder 2° en 4° van de Wegenverkeerswet 1994 geen kenteken behoeft te zijn opgegeven;
(….)
Artikel 36 Wegenverkeerswet 1994
Lid 1:
Aan de eigenaar of houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen op de weg dient overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de Dienst Wegverkeer een kenteken voor dat voertuig te zijn opgegeven.
Lid 2:
Ter zake van de in het eerste lid bedoelde opgave dient overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs te zijn afgegeven aan de eigenaar of houder van het voertuig.
Artikel 37 Wegenverkeerswet 1994
Lid 1:
Artikel 36 is niet van toepassing op:
a. de volgende categorieën motorrijtuigen alsmede de door die motorrijtuigen voortbewogen aanhangwagens:
1°. .........
2°. ……
3°. .........
4°. motorrijtuigen met beperkte snelheid
Lid 6:
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld omtrent de omschrijving van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde categorieën voertuigen alsmede de voor die categorieën vastgestelde maximumsnelheid.
Artikel 1.1. Voertuigreglement
In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder
a. t/m ao ……
ap. motorrijtuig met beperkte snelheid: motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen.
(....)
II. Het onderhavige motorrijtuig viel niet onder de uitzonderingsbepaling van artikel 91, derde lid, onder a van de Wet op de accijns: motorrijtuigen die geen gebruik maken van de weg. Immers ten tijde van het ten laste gelegde maakte het motorrijtuig gebruik van de weg.
III. Het hof overweegt dat uit de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting omtrent het voertuig voorts het volgende is gebleken.
a. het voertuig is niet voorzien van een kenteken;
b. het voertuig is elektronisch begrensd tot een maximum snelheid van 25 km/u;
c. het voertuig is aan de voorzijde voorzien van een bordje waarop staat aangegeven 25 km/u, en aan de achterzijde voorzien van 2 afgeknotte rode driehoeken;
d. de tankoplegger is op een dusdanig manier aan de trekker gemaakt dat deze niet meer uit elkaar kan; daaruit volgt dat deze combinatie slechts geschikt is voor het vervoer van mest.
e het voertuig wordt slechts gebruikt voor korte afstanden naar bekende bedrijven van verdachte in de buurt van zijn bedrijf om mest af te leveren.
f het voertuig is voorzien van een speciaal GPS-volgsysteem, dat speciaal achterop het voertuig is gemonteerd waarmee iedere rit met het voertuig wordt gevolgd en elke verplichte monsterneming van de te vervoeren mest wordt geadministreerd via een barcode;
Gelet op het vorenstaande is het hof, anders dan de eerste rechter en de advocaat-generaal, van oordeel dat het in dit specifieke geval gaat om een motorrijtuig dat naar zijn aard is ingericht voor het vervoer (op korte afstand) van goederen in de zin van artikel 1.1. onder ap van het Voertuigreglement.
Gelet hierop voldeed het voertuig aan de uitzonderingsbepaling van artikel 91, derde lid, onder b van de Wet op de accijns en mocht oliegas voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Wet op de accijns voorhanden zijn in de brandstoftank van het motorrijtuig.
IV. Het hef stelt in verband hiermee vast dat het bewezene niet oplevert een strafbaar feit, zodat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het bewezen verklaarde feit niet strafbaar.
Ontslaat verdachte met betrekking tot dat feit van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. J.J. van der Kaaden, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 3 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.