8.7.3.Het hof oordeelt als volgt.
Ziekte in de zin van artikel 7:629 BW is een lichamelijke of psychische toestand die de werknemer verhindert zijn arbeid te verrichten.
Na zijn ziekmelding op 14 april 2008 is [geintimeerde] onder behandeling gekomen van een psycholoog en een psychiater.
In de hierna te bespreken rapportage van 26 maart 2009 (productie 8 bij dagvaarding in eerste aanleg) staat vermeld dat de bedrijfsarts, na een spreekuurcontact op 27 februari 2009, in een brief aan de werkgever heeft verklaard dat hij [geintimeerde] nog volledig arbeidsongeschikt vindt.
De rapportage van de verzekeringsarts [verzekeringsarts] d.d. 26 maart 2009 (productie 8 bij dagvaarding in eerste aanleg) houdt als conclusie in 'dat [geintimeerde] momenteel geen duurzaam benutbare mogelijkheden op de arbeidsmarkt heeft door de nog bestaande klachten en de intensieve behandeling en dat zijn herstelgedrag adequaat is'.
In de brief van de psychiater [psychiater] d.d. 2 september 2009 verklaart deze dat er bij [geintimeerde] sprake is van een depressieve stoornis, eenmalig, ernstig, samenhangend met werkgerelateerde stressoren (productie 10 bij dagvaarding in eerste aanleg).
In de brief van de psycholoog, drs. [psycholoog], d.d. 7 september 2009 verklaart zij dat bij [geintimeerde] sprake is van een depressieve stoornis, eenmalig en ernstig, samenhangend met werkgerelateerde factoren. Ook vermeldt zij dat de medicamenteuze behandeling is ingezet via een psychiater en voorts dat zij tijdens de behandeling er steeds op aangedrongen heeft dat [geintimeerde] actief moet blijven en bezigheden moet ondernemen om verdere apathie zoveel mogelijk te voorkomen.
Het deskundigenoordeel van 13 oktober 2009 van het UWV (productie 9 bij dagvaarding in eerste aanleg) houdt in dat [geintimeerde] zijn eigen werk niet kon doen. In de aan dit oordeel ten grondslag liggende rapportage d.d. 6 oktober 2009 van de verzekeringsarts [verzekeringsarts B.] staat onder meer vermeld:
"Momenteel verricht hij geen werkzaamheden. (…)
Bij de laatste ziekmelding speelde een ernstig arbeidsconflict. (…) Hij heeft nog steeds klachten van depressieve aard met vooral ook slaap- en concentratiestoornissen.
De psychische observatie: hij maakt een gespannen en geagiteerde indruk. Er zijn geen evidente geheugen- en concentratiestoornissen tijdens dit onderzoek. Hij kan de aandacht goed vasthouden. De stemming is gedrukt, het affect moduleert bescheiden.
Als medicatie heeft hij Zyprexa.
Van de psychologe en de psychiater zijn brieven voorhanden. Beiden spreken van een ernstige, eenmalige depressieve stoornis, samenhangend met werkgerelateerde stressoren.
Op grond van voornoemde gegevens ben ik van mening, dat nu geen sprake is van een toestand van geen benutbare mogelijkheden, maar dat de werknemer wel ongeschikt geacht moet worden voor het eigen werk.
(…)
Conclusie: cliënt is niet geschikt te achten voor het eigen werk."
Op grond van deze rapportage en verklaringen concludeert het hof dat naar het oordeel van de verschillende deskundigen (zowel uit de behandelende sector als van het UWV) [geintimeerde] ziek was/is in de zin van artikel 7:629 BW en dat hij zodanige (werkgerelateerde) klachten van depressieve aard had/heeft, dat hij zijn eigen werk niet kon/kan doen.
De bezwaren van [appellante] tegen het deskundigenoordeel van 13 oktober 2009 doen aan het medisch oordeel niet af. Zijn kritiek betreft in het bijzonder de wijze van totstandkoming van de rapportage. Voor zover is betoogd dat de deskundigen bij gebrek aan informatie (over de gestelde bezigheden van [geintimeerde]) tot een onjuist oordeel zijn gekomen, heeft [appellante] onvoldoende gemotiveerd aangegeven dat tegemoetkoming aan zijn bezwaren, onder meer door hem als werkgever wel te horen, zou hebben geleid tot een ander medisch oordeel. Bovendien heeft [appellante] nagelaten om naar aanleiding van het deskundigenoordeel een nader onderzoek (in verband met het bekend worden van nadere informatie) te vragen. [appellante] heeft weliswaar gesteld dat hij pas via deze procedure op de hoogte is gekomen van het deskundigenoordeel en de daaraan ten grondslag liggende rapportage, maar ook in hoger beroep heeft [appellante] geen nadere medische gegevens in het geding gebracht ter ondersteuning van zijn stellingen op dit punt.
In dit verband komt ook onvoldoende gewicht toe aan de schriftelijke verklaring van de heer en mevrouw [A.]. Uit de mededeling dat [geintimeerde] mee zou werken aan het opzetten van een keukenstudio, dat hij daartoe cursussen zou hebben gevolgd en dat hij erbij aanwezig is geweest als de heer [directeur/grootaandeelhouder] opbouwwerkzaamheden voor een keuken verrichtte, is niet af te leiden dat [geintimeerde] niet ziek was wegens psychische klachten. In dit verband komt voorts onvoldoende gewicht toe aan de verklaring van de heer en mevrouw [A.], voor zover daarin valt te lezen dat [geintimeerde] de instanties/deskundigen zou misleiden en zijn ziekte slechts zou voorwenden. Niet alleen heeft [geintimeerde] deze verklaring uitdrukkelijk weersproken, maar bovendien staat, zoals hiervoor is overwogen, vast dat verschillende medici op verschillende tijdstippen en na persoonlijk contact met en/of onderzoek van [geintimeerde] gedurende een langere periode telkens hebben geoordeeld dat [geintimeerde] ziek was en dientengevolge arbeidsongeschikt. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat niet is gesteld noch is gebleken dat de familie [A.] over enige, laat staan de vereiste, medische deskundigheid zou beschikken om te kunnen beoordelen of [geintimeerde] ziek/arbeidsongeschikt was. Het hof gaat ook voorbij aan die verklaring voor zover daarin valt te lezen dat [geintimeerde] zich heeft ziek gemeld om een eigen bedrijf op te starten. Zo daar al enige aanwijzing voor te vinden zou zijn in de deelneming in het bedrijf in [vestigingsplaats], dan nog kan in het licht van alle overige omstandigheden als hiervoor verwoord daarin geen althans onvoldoende aanwijzing worden gevonden dat [geintimeerde] niet (ook) daadwerkelijk arbeidsongeschikt was.
Naar het oordeel van het hof kan uit de eveneens in het geding gebrachte brief van MB Natuursteen d.d. 25 mei 2009 (inhoudende de bevestiging dat [geintimeerde] een keer samen met de heer [directeur/grootaandeelhouder] inderdaad bij de firma MB Natuursteen is geweest) en het uitreksel uit het 'Handelsregister B des Amtsgerichts Aachen' (waarin [geintimeerde] als 'geschäftsführer' van van 'Küchenstudio Heinsberg GmbH' vermeld staat) in het geheel niet worden afgeleid dat [geintimeerde] niet arbeidsongeschiktheid was/is.
Het hof volgt het oordeel van de deskundigenverklaring van 13 oktober 2009 en heeft geen behoefte aan een nadere schriftelijke of mondelinge toelichting of aanvulling daarop.
Grief 3 onder c en grief 4 sub b falen.