8.4.Naar het oordeel van het hof heeft [exploitatiemaatschappij], mede gelet op de door de gemeente aangevoerde omstandigheden, onvoldoende onderbouwd dat sprake was van een jegens [exploitatiemaatschappij] onrechtmatige overschrijding van de beslistermijn door de gemeente. Vast staat dat namens [exploitatiemaatschappij] bij brief van 23 maart 1998 is verzocht handhavend op te treden tegen permanente bewoning van recreatiewoningen op het recreatiepark Posterbos. Evenzeer staat vast dat de gemeente (zoals zij in haar brief van 11 mei 1999 (productie 24 bij conclusie van antwoord) aan [exploitatiemaatschappij] heeft meegedeeld) in augustus 1998 aan 34 personen die verbleven in een recreatiewoning op het recreatiepark Posterbos een vooraankondiging tot het opleggen van een last onder dwangsom heeft toegezonden. Deze brief kan worden beschouwd als de "handhavingsbrief" waarop [exploitatiemaatschappij] doelt. Dat het enkele maanden geduurd heeft om deze eerste stap te zetten acht het hof gelet op het door de gemeente te verrichten onderzoek met betrekking tot de vraag of sprake was van permanente bewoning en op de zorgvuldigheid die de gemeente ook jegens de bewoners diende te betrachten begrijpelijk.
In november 1998 is nogmaals aan zes personen een vooraankondiging gestuurd.
Het spreekt vanzelf dat na het sturen van deze brief door de gemeente niet onmiddellijk kon worden gehandhaafd door het aanzeggen van dwangsommen, dit gelet op de rechten van de desbetreffende bewoners en de door de gemeente bij het aanzeggen van dwangsommen te volgen procedure. De gemeente heeft terecht gewezen op artikel 4:8 Awb waaruit voor dit geval voortvloeit dat de bewoners de gelegenheid moest worden gegeven bedenkingen naar voren te brengen. Ook bij de verdere behandeling van deze gevallen diende de gemeente - zoals zij ook heeft aangegeven - met de belangen van deze personen rekening te houden en hen in de gelegenheid te stellen zienswijzen kenbaar te maken.
De uiteindelijk door de gemeente genomen maatregelen, waartegen [exploitatiemaatschappij] bezwaar en beroep heeft aangetekend, zijn ook in beroep in stand gebleven. Uit het besluit waarin deze maatregelen zijn vervat, alsook uit productie 40 bij de conclusie van dupliek (overzichten van 40 bungalows waar dwangsommen verbeurd zouden kunnen zijn en waar mutaties GBA worden opgegeven) blijkt dat de gemeente diverse, kennelijk tijdrovende, controles heeft moeten uitoefenen ten aanzien van een groot aantal bewoners. De stelling van [exploitatiemaatschappij] dat de gemeente op eenvoudige wijze in korte tijd aan haar verplichtingen jegens [exploitatiemaatschappij] had kunnen voldoen moet dan ook worden verworpen.
Het feit dat, zoals [exploitatiemaatschappij] heeft aangevoerd, de gemeente reeds kort na het kort gedingvonnis wel tot optreden is overgegaan leidt niet tot een ander oordeel, omdat de gemeente wat dit betreft terecht heeft aangevoerd dat op dat moment al veel voorbereidende stappen waren gezet zodat snel aan het vonnis van de voorzieningenrechter kon worden voldaan.
Het hof acht het tijdsverloop tussen 18 mei 1998 en 11 mei 1999 gelet op deze omstandigheden dan ook niet zodanig lang dat sprake is van onrechtmatig handelen of nalaten van de gemeente.
Andere omstandigheden die tot onrechtmatigheid zouden leiden zijn onvoldoende gebleken. Weliswaar heeft [exploitatiemaatschappij] aangevoerd dat de gemeente bij de aankoop door [exploitatiemaatschappij] had aangegeven dat het gebied bij uitstek zou gaan gelden als recreatiegebied, maar dat neemt niet weg dat ook in dat geval de gemeente op zorgvuldige wijze dient op te treden. Voorts heeft [exploitatiemaatschappij] aangevoerd dat bestuurders een individueel belang hadden bij uitstel van beslissingen maar dat heeft ze in het geheel niet onderbouwd. Datzelfde geldt voor haar stelling dat de gemeente niet de waarheid heeft gesproken.
Gelet hierop heeft [exploitatiemaatschappij] naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd dat de gemeente bij de - op zich vaststaande - overschrijding van de in de Awb bepaalde beslistermijn onrechtmatig heeft gehandeld jegens [exploitatiemaatschappij].