ECLI:NL:GHSHE:2012:BW8386

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.095.776
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.C. Bijleveld-van der Slikke
  • M. van Ham
  • H.P.H. van Griensven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en financiële situatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van een eerder vastgestelde partneralimentatie. De man, appellant, heeft verzocht om de onderhoudsbijdrage aan de vrouw, verweerster, op nihil te stellen, omdat hij stelt dat zijn financiële situatie dit niet toelaat. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 april 2012, waarbij beide partijen werden bijgestaan door hun advocaten. De man heeft in het verleden een bijdrage van € 275 per maand vastgesteld gekregen, welke inmiddels is geïndexeerd naar € 305,33. De man betoogt dat zijn draagkracht ontoereikend is, maar de vrouw stelt dat hij een ondeugdelijke boekhouding voert en op royale voet leeft, waardoor hij in staat zou moeten zijn om de onderhoudsbijdrage te voldoen.

Het hof heeft vastgesteld dat de man niet heeft voldaan aan de verplichtingen om zijn financiële situatie volledig inzichtelijk te maken, zoals vereist door de artikelen 20, 21 en 34 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor heeft het hof niet de benodigde informatie om te beoordelen of de onderhoudsbijdrage nog aan de wettelijke maatstaven voldoet. De man heeft nagelaten om relevante financiële documenten over te leggen, wat zijn zaak heeft geschaad. Het hof concludeert dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat is om de onderhoudsbijdrage te betalen. Daarom wordt het verzoek van de man afgewezen en de eerdere beschikking van de rechtbank Roermond wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 14 juni 2012
Zaaknummer: HV 200.095.776/01
Zaaknummer eerste aanleg: 93308 / FA RK 09-521
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A. van den Eshoff,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.M.B.J. Derks-Höppener.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Roermond van 20 juli 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2011, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de man inhoudende nihilstelling van de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw, alsnog toe te wijzen.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 december 2011, heeft de vrouw verzocht, naar het hof begrijpt, het hoger beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. A.J.E. Verschuren, waarnemend voor mr. Van den Eshoff;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Derks-Höppener.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het faxbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 15 mei 2012.
3. De beoordeling
3.1. Partijen zijn op 15 mei 1998 met elkaar gehuwd.
3.2. Bij beschikking van 28 februari 2007 heeft de rechtbank Roermond tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 6 juli 2007 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3. Bij beschikking van 13 november 2008, waarvan wijziging wordt gevraagd, heeft het hof 's-Hertogenbosch bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 275,= per maand met ingang van 6 juli 2007.
De bijdrage voor de vrouw beloopt ingevolge de wettelijke indexering op dit moment € 305,33 per maand.
3.4. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man tot wijziging van laatstgemelde beschikking van het hof in die zin dat de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw op nihil wordt gesteld, afgewezen.
3.5. De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6. De grief van de man richt zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot het inkomen van de man.
Ingangsdatum wijziging
3.7. De door de rechtbank vastgestelde datum van beoordeling van het verzoek van de man tot wijziging van de eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage, te weten 20 april 2009, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte vrouw
3.8. De behoefte van de vrouw is hoger dan de eerder door het hof vastgestelde onderhoudsbijdrage voor de vrouw van € 275,= per maand, waarvan wijziging is gevraagd, en is in hoger beroep niet in geschil.
Draagkracht
3.9. De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de door het hof vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van € 275,= (thans € 305,33) per maand te voldoen. Hij stelt zich op het standpunt dat voor zijn inkomen moet worden uitgegaan van de door hem genoten winst uit onderneming. Dat sprake is van verwevenheid tussen zakelijke en privé-uitgaven en inkomsten doet hieraan volgens de man niet af. Die verwevenheid is volgens hem in een eenmanszaak gebruikelijk.
De vrouw verweert zich met de stelling dat de man een ondeugdelijke boekhouding voert, op royale voet leeft en derhalve over voldoende draagkracht beschikt om de eerder opgelegde onderhoudsbijdrage aan haar te voldoen.
3.10. Het hof oordeelt als volgt.
3.10.1 Indien een onderhoudsplichtige zich erop beroept dat hem de draagkracht ontbreekt bij te dragen in het levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde, dient hij inzage te geven in zijn financiële situatie, opdat zijn draagkracht kan worden beoordeeld. Het hof is van oordeel dat hiervan onvoldoende sprake is.
3.10.2. Het hof overweegt hiertoe dat de man niet heeft voldaan aan het bepaalde in de artikelen 20 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), 21 Rv en 34 Rv en artikel 1.2.6. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven door niet het gehele procesdossier over te leggen waardoor het hof niet volledig is geïnformeerd.
Uit de bestreden beschikking leidt het hof af dat de man bij brief aan de rechtbank van 28 februari 2011 de administratie van zijn onderneming over de jaren 2007, 2008, 2009 en de eerste drie kwartalen van het jaar 2010 ter griffie van de rechtbank heeft gedeponeerd. Voorts heeft de man de aangiften inkomstenbelasting (IB) over de jaren 2007, 2008 en 2009 evenals de jaarrekeningen over gemelde jaren aan de rechtbank overgelegd.
De man heeft echter nagelaten deze stukken ook bij het hof te deponeren dan wel in hoger beroep in het geding te brengen. Hoewel de man ter zitting van het hof erop is geattendeerd dat de gemelde stukken zich niet in het dossier bevonden, heeft de advocaat van de man ter zitting niet verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld die stukken alsnog over te leggen.
Aldus heeft het hof geen inzicht in het volledige procesdossier en daarmee geen inzicht in de financiële situatie van de man in de betreffende jaren, die nodig is om te beoordelen of de beschikking waarbij de onderhoudsbijdrage is vastgesteld nog immer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Dit nalaten komt geheel voor risico van de man.
3.10.3. Verder had het naar het oordeel van het hof op de weg van de man gelegen om de jaarrekening van het laatste kwartaal van 2010 en van het jaar 2011 aan het hof over te leggen, te meer nu de rechtbank heeft overwogen dat zij ervan uitgaat dat de verbetering van het resultaat van de onderneming in de eerste drie kwartalen 2010 zich zal doorzetten. De rechtbank ging ervan uit dat het negatief eigen vermogen van de onderneming in 2009 zou worden teruggebracht met de winst uit onderneming in 2010.
Voorts beschikt het hof over aangiften IB/premieheffing over de jaren 2009, 2010 en 2011 noch over aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2009 en 2010, terwijl de man voorts heeft nagelaten de jaaropgaven van Fortis en UWV over de jaren 2009 tot en met 2011 aan het hof over te leggen.
3.10.4. Aan de stelling van de man dat de Belastingdienst en het UWV zijn administratie hebben geaccepteerd, gaat het hof voorbij nu uit brieven van het UWV - waarbij aan de man een boete is opgelegd en van de man de WW-uitkering wordt teruggevorderd - het tegendeel blijkt en bij gebreke van fiscale aanslagen niet vast staat dat de belastingdienst de eventueel ingediende aangiften IB van de man heeft geaccepteerd.
3.10.5. Naar het oordeel van het hof heeft de man niet alleen nagelaten inzicht te verschaffen in zijn financiële administratie, maar heeft hij evenmin inzicht verschaft in het aantal uren dat hij werkzaam is in zijn onderneming. In het verlengde hiervan overweegt het hof dat de man zijn stelling dat hij als gevolg van een arbeidshandicap een lager werktempo heeft, in het geheel niet heeft onderbouwd.
3.11. Bij gebreke van deugdelijke informatie omtrent de financiële situatie van de man, heeft hij het hof niet in staat gesteld te beoordelen of bij de man daadwerkelijk de draagkracht ontbreekt om de bij beschikking van dit hof van 13 november 2008 vastgestelde onderhoudsbijdrage te voldoen. Dit komt geheel voor rekening en risico van de man.
3.12. Het verzoek van de man in hoger beroep wordt dan ook afgewezen en de beschikking waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Roermond van 20 juli 2011.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, M. van Ham en H.P.H van Griensven en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2012.