GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 19 juni 2012
Zaaknummer: HV 200.105.655/01
Zaaknummer eerste aanleg: 168264 / OT RK 12-82 en 168261 / OT RK 12/81
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.C.P. Christoph,
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond, locatie Sittard,
verweerster,
hierna te noemen: Jeugdzorg Limburg.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 23 februari 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 april 2012, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidend verzoek van Jeugdzorg Limburg tot verlenging van de ondertoezichtstelling over de hierna nader te noemen [zoon] en [dochter], alsnog af te wijzen.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 mei 2012, heeft Jeugdzorg Limburg - naar het hof begrijpt - verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep van de moeder af te wijzen.
2.2.1. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 mei 2012, heeft Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (hierna te noemen: Jeugdzorg Utrecht) eveneens verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep van de moeder af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 mei 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- Jeugdzorg Limburg, vertegenwoordigd door mevrouw B. Tummers en de heer M. Dukers;
- Jeugdzorg Utrecht, vertegenwoordigd door mevrouw H. Jansen;
- de heer [vader] (hierna: de vader).
2.3.1. De Raad voor de Kinderbescherming is met bericht van verhindering d.d. 10 mei 2012, niet ter zitting verschenen.
2.3.2. Het hof heeft de minderjarigen [zoon] en [dochter] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 februari 2012;
- de brief met bijlage van Jeugdzorg Limburg d.d. 26 april 2012;
- de brieven met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 3 mei 2012 en 22 mei 2012.
3.1. Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [Y.] (hierna: [zoon]), op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats];
- [Z.] (hierna: [dochter]), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats].
3.2. Bij beschikking van 1 maart 2011 heeft de rechtbank Utrecht [zoon] en [dochter] onder toezicht gesteld van Jeugdzorg Utrecht met ingang van 1 maart 2011 tot 1 maart 2012.
3.2.1. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank Maastricht de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 1 maart 2012 voor de duur van één jaar, waarbij de rechtbank verstaat dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling door Jeugdzorg Utrecht zal worden overgedragen aan Jeugdzorg Limburg te Roermond.
3.3. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [zoon] en [dochter] zodanig opgroeien dat hun zedelijke of geestelijke belangen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. Hoewel de vader van de kinderen op dit moment geen plek heeft in het leven van de kinderen, is de moeder van mening dat zij in staat is vorm en inhoud te geven aan de dagelijkse opvoeding en verzorging van de kinderen. Ten aanzien van het negatieve beeld dat de kinderen van hun vader hebben, merkt de moeder op dat zij in gesprekken met de kinderen getracht heeft het negatieve beeld van hun vader te doen veranderen. Volgens de moeder hebben echter zowel [zoon] als [dochter] duidelijk te kennen gegeven dat zij op dit moment geen omgang met de vader willen. Gelet hierop is de moeder van mening dat er bij een verlenging van de ondertoezichtstelling geen resultaten te verwachten zijn. De moeder merkt daarbij op dat niet valt uit te sluiten dat door verlenging van de ondertoezichtstelling er spanning en onrust ontstaat bij de kinderen. Voorts voert de moeder aan dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de weerslag die gedwongen omgang via bemiddeling door Jeugdzorg Limburg op de kinderen zal hebben nu [zoon] en [dochter] meerdere malen duidelijk hebben aangegeven op dit moment niet naar hun vader te willen.
3.5. Jeugdzorg Limburg betwist de stellingen van de moeder en voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - aan dat de huidige omstandigheden waarin de kinderen verkeren een ernstige bedreiging vormen voor hun geestelijke belangen. Volgens Jeugdzorg Limburg is er sprake van ouderverstoting/ oudervervreemding nu [zoon] en [dochter] hun vader volledig afwijzen en zij hem niet meer willen zien. Voorts is Jeugdzorg Limburg van mening dat de moeder op geen enkele wijze in woord en gedrag laat blijken dat zij achter een contactregeling tussen de vader en de kinderen staat. Volgens Jeugdzorg Limburg worden de kinderen door de moeder gevoed in hun spanning en negatieve denkbeelden. Jeugdzorg Limburg acht het zeer kwalijk dat de moeder geen verantwoording neemt om die spanning bij de kinderen weg te nemen en de band tussen de kinderen en de vader te herstellen, alsook dat zij naar de kinderen toe niet het goede voorbeeld geeft ten aanzien van de samenwerking met Jeugdzorg Limburg. Derhalve is Jeugdzorg Limburg van mening dat een gedwongen maatregel van uiterst belang is om ervoor te zorgen dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging wordt opgeheven.
3.6. Jeugdzorg Utrecht betwist de stellingen van de moeder en voert aan dat ondanks het feit dat het op een aantal gebieden goed gaat met de kinderen, er wel degelijk sprake is van een ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling noodzakelijk maakt.
Jeugdzorg Utrecht vindt het zeer zorgelijk dat er geen enkel contact mogelijk is tussen de kinderen en hun vader, ondanks de vele pogingen om dit op gang te brengen. Jeugdzorg Utrecht is van mening dat de houding die de kinderen aannemen jegens hun vader voortkomt vanuit het ernstige loyaliteitsconflict waarin de kinderen zitten. Volgens Jeugdzorg Utrecht durven de kinderen zich geen eigen mening te vormen ten aanzien van de omgang met hun vader en mogen zij enkel dat standpunt innemen waarvan zij denken dat hun moeder het wenst.
Jeugdzorg Utrecht is van mening dat het belang van de kinderen met zich mee brengt dat zij hun vader mogen zien en ook dat zij daadwerkelijk contact met hem hebben. Een positieve ervaring tussen de kinderen en hun vader is van groot belang voor de kinderen.
3.7. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij zich grote zorgen maakt over de kinderen nu zij - naar de mening van de vader - verschijnselen vertonen van ouderverstoting. Derhalve heeft de vader zich uitgesproken voor handhaving van de ondertoezichtstelling.
3.8. Het hof overweegt het volgende.
3.8.1. Op grond van artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige die zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, onder toezicht stellen.
3.8.2. Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:254 BW. In aanvulling op hetgeen de rechtbank aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd, overweegt het hof nog het volgende.
3.8.3. Op grond van artikel 1:247 BW lid 3 omvat het ouderlijk gezag mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen. Het stelselmatig negeren van deze verplichting kan onder omstandigheden leiden tot ondertoezichtstelling van het kind omdat het kind hierdoor in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de moeder stelselmatig deze wettelijke verplichting negeert met als gevolg dat de kinderen zich thans in een loyaliteitsconflict bevinden waarbij zij naar de vader toe verschijnselen vertonen van ouderverstoting. Bij de kinderen is sprake van een negatief vaderbeeld en uit de stukken is gebleken dat de kinderen worden belast met emoties van de moeder rondom de echtscheiding van de ouders waardoor het beeld van de kinderen ten aanzien van de vader negatief is gekleurd en zij niet onbezwaard het contact met de vader kunnen aangaan.
Wat er ook zij van de uitspraken van zowel [zoon] als [dochter] dat zij op dit moment geen contact met de vader willen, vast staat dat de moeder niet actief meewerkt aan het bevorderen van contact tussen de vader en de kinderen en een zodanig contact ook niet kan ondersteunen. Dit heeft zijn weerslag op de emotionele ontwikkeling van de kinderen. Dit alles leidt het hof tot het oordeel dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Anders dan de moeder, acht het hof het dan ook juist in het belang van de kinderen om thans de ondertoezichtstelling te continueren.
3.9. Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Maastricht van 23 februari 2012;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Utrecht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.C.G. Brants, M.C. Bijleveld-van der Slikke en F.M.J.A. Lohuis en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2012.