GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.089.175/01
arrest van 25 september 2012
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.F.E. Kikken,
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.E.H. Seegers,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 16 augustus 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder nummer 149504/HA ZA 10-340 gewezen vonnis van 9 februari 2011 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde - [geintimeerde] - als gedaagde. Het hof zal de nummering van het tussenarrest voortzetten.
5. Het tussenarrest van 16 augustus 2011
Bij genoemd arrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1. De comparitie heeft op 10 oktober 2011 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Partijen zijn niet tot een regeling gekomen en de zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
6.2. Bij memorie van grieven houdende tevens wijziging van eis heeft [appellant], onder overlegging van vier producties, drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en gevorderd [geintimeerde], kort gezegd, te veroordelen om:
a. alle bomen welke zich binnen vijf meter, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen afstand, van de erfgrens bevinden, te verwijderen, subsidiair te snoeien en gesnoeid te houden, aldus dat deze een maximale hoogte van vijf meter, althans een door het hof in goede justitie te bepalen hoogte, zullen hebben en houden;
b. alle over de erfgrens hangende takken van zijn bomen voor zijn rekening te verwijderen en verwijderd te houden;
c. de leylandcipressenhaag te verwijderen, subsidiair te snoeien en gesnoeid te houden,
aldus dat deze een maximale hoogte van twee meter, althans een door het hof in goede justitie te bepalen hoogte, zal hebben en houden;
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [geintimeerde] in de kosten van beide instanties.
6.3. Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde], onder overlegging van één productie, de grieven bestreden.
6.4. Nadat partijen vervolgens ieder nog een akte hadden genomen, [appellant] onder overlegging van één productie en [geintimeerde] onder overlegging van twee producties, hebben partijen daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
7. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
8. De verdere beoordeling
8.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
8.1.1. [appellant] en [geintimeerde] zijn buren. [appellant] is eigenaar van het perceel grond en de daarop gebouwde woning gelegen aan [perceel sub 1.] te Bocholtz, gemeente Simpelveld, alsmede van het - vanaf de straatkant bezien - aan de achterzijde van voormeld perceel grenzende perceel grond. Voormelde percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Bocholtz, sectie [sectieletter], nummer [sectieletter 1.] respectievelijk nummer [sectieletter 2.], groot 26 are en 50 centiare respectievelijk groot 45 are en 10 centiare (productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg).
[geintimeerde] is eigenaar van het perceel grond en de daarop gebouwde woning gelegen aan [perceel sub 2.] te Bocholtz, gemeente Simpelveld, kadastraal bekend als gemeente Bocholtz, sectie [sectieletter], nummer [sectieletter 3.], groot 55 are en 5 centiare (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg).
8.1.2. Het perceel van [geintimeerde] is gelegen ten zuiden van de percelen van [appellant] en grenst aan de noordzijde in zijn geheel aan beide percelen van [appellant] - en wel voor het grootste deel aan het perceel met nummer [sectieletter 1.] en voor het resterende, kleinere deel aan het perceel met nummer [sectieletter 2.] -.
8.1.3. Tussen partijen is een geschil ontstaan over op het perceel van [geintimeerde] staande bomen, coniferen en leylandcipressen, waarvan [appellant] stelt hinder en overlast te ondervinden dan wel vreest te gaan ondervinden.
8.1.4. [appellant] heeft [geintimeerde] ter zake in rechte betrokken. Na door [geintimeerde] gevoerd verweer heeft de rechtbank bij het bestreden vonnis [geintimeerde] veroordeeld om de coniferen op zijn perceel te snoeien en gesnoeid te houden tot een hoogte van twee meter, gemeten vanaf het maaiveld van zijn perceel, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. Het meer of anders gevorderde - betrekking hebbende op de bomen en leylandcipressen - is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd in die zin dat iedere partij haar eigen kosten diende te dragen.
8.2. [appellant] kan zich met dit vonnis niet verenigen en heeft hiertegen drie grieven aangevoerd.
8.3. Het hof overweegt als volgt.
8.3.1. De beoordeling van de grieven hangt ten nauwste samen met de feitelijke situatie ter plaatse. Alvorens deze grieven te beoordelen, acht het hof het voor een goede beoordeling van de stellingen van partijen dan ook gewenst om, overeenkomstig het verzoek van partijen, de situatie ter plaatse in ogenschouw te nemen en nadere inlichtingen van partijen te verkrijgen. Dit klemt te meer nu uit de processtukken blijkt dat de feitelijke situatie ter plaatse sedert de dag van de uitspraak van het vonnis waarvan beroep - en deels vóór de dag waarop de memorie van grieven is genomen - in zoverre is gewijzigd dat de coniferen volledig verwijderd zijn van het perceel van [geintimeerde], daarvoor in de plaats een schutting is geplaatst en een aantal bomen gesnoeid dan wel gekapt is.
8.3.2. Het hof zal een gerechtelijke plaatsopneming (descente) met comparitie ter plaatse bepalen, waarbij gelijktijdig de eventuele verdere instructie van de zaak kan worden besproken. Indien het verloop van de descente daartoe aanleiding geeft, zal het hof tevens een schikking beproeven.
8.4. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
bepaalt dat mr. J.A.M. van Schaik-Veltman als raadsheer-commissaris, vergezeld van de griffier, op een door deze te bepalen datum de percelen van partijen, gelegen aan respectievelijk [perceel sub 1.] en [perceel sub 2.] te Bocholtz, gemeente Simpelveld, zal bezichtigen;
bepaalt dat partijen in persoon, bijgestaan door hun advocaten, ter plaatse aanwezig dienen te zijn voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling;
verstaat dat partijen bij deze bezichtiging in de gelegenheid worden gesteld opmerkingen te maken en/of verzoeken te doen;
bepaalt dat het proces-verbaal van de plaatsopneming en bezichtiging binnen vier weken nadien ter griffie van het hof moet zijn neergelegd;
verwijst de zaak naar de rol van 9 oktober 2012 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de descente met comparitie van partijen zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, H.A.G. Fikkers en J.C.J. van Craaikamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 september 2012.