ECLI:NL:GHSHE:2012:BX8633

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.099.588
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht in kort geding over delaminatie van gevelpanelen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep in kort geding dat was ingesteld door Stramit B.V. tegen PPG Coatings BVBA. De zaak betrof een vordering tot het verkrijgen van informatie over de oorzaak van delaminatie van gevelpanelen die door Stramit waren geproduceerd en geleverd aan haar zustermaatschappij IsoBouw Systems B.V. De gevelpanelen waren vervaardigd met plaatstaal dat door Arcelor was geleverd, en de delaminatie had geleid tot aanzienlijke schade voor Stramit. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd was, maar PPG betwistte deze bevoegdheid in het hoger beroep.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van de vorderingen van Stramit kennis te nemen. Het hof oordeelde dat de schade, die was ontstaan door de gebrekkige coating van het plaatstaal, zich had voorgedaan in België, waar de coating was aangebracht. De rechter oordeelde dat zowel de plaats van de schade als de plaats van de veroorzakende gebeurtenis in België lagen, waardoor de rechtsmacht van de Nederlandse rechter ontbrak. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en verklaarde de Nederlandse rechter onbevoegd. Stramit werd veroordeeld in de proceskosten van beide procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.099.588
arrest van de tweede kamer van 25 september 2012
in de zaak van
STRAMIT B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. E.W.J.M. van Niekerk te Rotterdam,
tegen:
de rechtspersoon naar Belgisch recht PPG COATINGS BVBA,
gevestigd te [vestigingsplaats] (België),
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. E.J. Rietema te ‘s Gravenhage,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 december 2011 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank s-Hertogenbosch in kort geding gewezen vonnis van 28 november 2011 tussen appellante - Stramit - als eiseres en geïntimeerde - PPG - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 237587 / KA ZA 11-725)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven met producties heeft Stramit zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
2.2. Bij memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel met productie heeft PPG de grieven in principaal appel bestreden. In incidenteel appel heeft zij één grief aangevoerd, geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en gevorderd dat het hof zich onbevoegd verklaart wegens het ontbreken van rechtsmacht.
2.3. Bij memorie van antwoord in incidenteel appel heeft Stramit laatstgenoemde grief bestreden.
2.4. PPG heeft nog een akte uitlating met productie genomen en Stramit een antwoordakte uitlating met productie.
2.5. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In overwegingen 2.1 tot en met 2.15 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Tegen die vaststelling zijn geen grieven gericht, zodat die feiten ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Voorts staat nog een enkel ander onweersproken feit vast. Het hof zal hierna een overzicht van de relevante feiten geven.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a) Stramit is producent van W-STS stalen sandwich gevelpanelen en heeft deze panelen aan haar zustermaatschappij IsoBouw Systems B.V. (hierna: IsoBouw) verkocht en geleverd.
IsoBouw heeft de gevelpanelen vervolgens verkocht en geleverd aan haar klanten, voornamelijk aannemers of montagebedrijven in Nederland, die deze panelen in (bedrijf)gebouwen in Nederland hebben verwerkt. Ook in het gebouw van Stramit zelf zijn de gevelpanelen verwerkt.
b) De gevelpanelen bestaan uit twee gecoate staalplaten die aan weerszijden van de uit isolatiemateriaal bestaande middenkern worden verlijmd. Het voor de gevelpanelen benodigde gecoate plaatstaal koopt Stramit in bij diverse leveranciers, onder wie indertijd Cockerill Sambre S.A., inmiddels ArcelorMittal Belgium N.V. (hierna: Arcelor).
c) De gevelpanelen waar het in deze procedure om gaat zijn aan de buitenzijde voorzien van gecoat plaatstaal, dat in de periode maart 1998 tot en met juli 2002 door Stramit bij Arcelor ingekocht. Het plaatstaal wordt geleverd in verschillende kleuren, waaronder zilvergrijs metallic. Het plaatstaal is voorzien van een verfsysteem. Het verfsysteem wordt door Arcelor in België tijdens het productieproces op het verzinkte plaatstaal aangebracht en bestaat uit een primer en een kunststof coating.
d) Vanaf medio 2002 is op diverse bouwprojecten onthechting van het verfsysteem opgetreden (hierna: delaminatie) bij het door Arcelor geleverde plaatstaal met de zilvergrijs metallic kleur. Volgens opgave van Stramit heeft de delaminatie inmiddels geleid tot een schade van meer dan € 18.000.000,-.
e) Arcelor heeft de primer voor het verfsysteem van het plaatstaal betrokken van Sigma Coatings S.A., thans PPG. De coating heeft Arcelor ingekocht bij [Industrie] Industrie SAA (hierna: [Industrie]).
f) Stramit en IsoBouw hebben Arcelor aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van de delaminatie.
g) Bij brief van 15 mei 2007 hebben Stramit en IsoBouw ook PPG (uit hoofde van onrechtmatige daad) aansprakelijk gesteld voor de schade.
h) Arcelor heeft erkend dat de oorzaak van de delaminatie is gelegen in het door haar geproduceerde en in genoemde periode aan Stramit geleverde plaatstaal en dat zij schadeplichtig is. Wat de exacte feitelijke schadeoorzaak is, is echter aan Stramit niet bekend (gemaakt).
i) Stramit en IsoBouw hebben Arcelor voor de rechtbank ’s-Hertogenbosch gedagvaard en een vordering tot betaling van schadevergoeding voor de als gevolg van de delaminatie geleden en nog te lijden schade ingesteld. In die procedure heeft Arcelor zich beroepen op onbevoegdheid van de Nederlandse rechter (art. 23 EEX-Vo). De rechtbank heeft dit verweer gehonoreerd en bij arrest van 28 februari 2012 van dit hof is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
j) In Frankrijk heeft Arcelor PPG en [Industrie] in rechte betrokken teneinde schadevergoeding van hen te verkrijgen. In het kader van die procedure heeft de rechtbank van Le Mans (Frankrijk) op 23 mei 2005 prof. Daniel Couturier (verder: Couturier), een chemicus gespecialiseerd in coatings, als deskundige benoemd.
k) Arcelor heeft in die procedure tegen PPG en [Industrie] in Frankrijk een verzoek tot voeging van Stramit en IsoBouw ingediend, welk verzoek door de Franse rechter - na daartegen door Stramit gevoerd verweer - is afgewezen. Stramit is derhalve geen partij geworden in die procedure.
l) Couturier heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van de delaminatie en naar de vraag wie van de betrokkenen daarvoor verantwoordelijk is. Verder heeft hij de omvang van de schade onderzocht.
m) Tot op heden heeft Couturier een voorlopig, maar nog geen definitief rapport uitgebracht. Couturier heeft in de afgelopen jaren meer malen uitstel verzocht voor het uitbrengen van het definitieve rapport en deze verzoeken zijn telkens toegewezen. Bij beschikking van 24 mei 2012 heeft het Tribunal de Grande Instance du Mans aan de deskundige Couturier een nadere termijn gegund tot 31 december 2012 om zijn rapport ter griffie te deponeren.
4.2. Stramit heeft PPG in onderhavig kort geding betrokken en, op straffe van onmiddellijk opeisbare dwangsommen van € 10.000 per keer en dag dat PPG niet (volledig) aan (onderdelen van) de veroordelingen voldoet, afschrift gevorderd van de volgende bescheiden:
(i) het definitieve rapport, althans het meest recente rapport van de heer Couturier, opgesteld in het kader van de door Cockerill jegens PPG en [Industrie] opgestarte gerechtelijke procedure, inclusief alle daarbij behorende bijlagen en andere bescheiden, alsmede alle concept-rapportages, die aan het definitieve, althans meest recente rapport van de heer Couturier vooraf zijn gegaan, alle in kleur; en
(ii) het eventueel nog door Couturier uit te brengen rapport, op te stellen in het kader van voornoemde procedure, inclusief alle daarbij behorende bijlagen en andere bescheiden, alle in kleur.
Stramit heeft aan haar vorderingen - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat zij de door Couturier vergaarde informatie nodig heeft om de waarheid boven tafel te krijgen en haar rechtspositie jegens PPG te kunnen vaststellen in deze omvangrijke schadezaak.
PPG heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3. Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter zich op grond van het bepaalde in art. 5, derde lid EEX-Vo, bevoegd geoordeeld om van de zaak kennis te nemen; het Nederlands procesrecht toegepast en de vorderingen van Stramit afgewezen. Daartoe heeft hij - onder meer - overwogen dat het belang van Stramit bij het krijgen van de beschikking over de gevorderde gegevens niet opweegt tegen het belang van PPG om van eventuele overhaaste maatregelen door Stramit, genomen op basis van nog voorlopige conclusies van de deskundige, verschoond te blijven. De voorzieningenrechter overwoog daarbij dat dit een zodanig gecompliceerde zaak is dat een voorzieningenrechter daarin geen beslissingen moet nemen waarvan hij de gevolgen niet kan overzien en die zonder onevenredig nadeel voor Stramit beter aan de bodemrechter kunnen worden toevertrouwd, die de hele zaak (inclusief de bevoegdheidsvraag, het toe te passen recht, het beroep op verjaring) in onderlinge samenhang kan behandelen.
4.4. PPG is gevestigd in België. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten en daarom moet allereerst (ambtshalve) onderzocht worden of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Met grief 1 in het incidenteel appel bestrijdt PPG het oordeel van de voorzieningenrechter dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
4.5. Dit kort geding betreft een te treffen voorziening om Stramit in staat te stellen in te schatten of het aanhangig maken van een hoofdzaak tegen PPG gegrond op onrechtmatige daad opportuun is. Ten aanzien van vorderingen die gegrond zijn op een verbintenis uit onrechtmatige daad biedt art. 5 sub 3 EEX-Verordening (EEX-Vo) een bevoegdheidregeling. Ter keuze van de eiser kan de verweerder worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats "waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen". De "plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan" als bedoeld in art. 5 sub 3 ziet volgens het Hof van Justitie in het Kalimijnenarrest (r.o. 24-25) zowel op de plaats waar de schade is ingetreden (het zgn. "Erfolgsort") als op de plaats van de veroorzakende gebeurtenis (het zgn. "Handlungsort"), zodat op grond van art. 5 sub 3 de verweerder ter keuze van de eiser voor de rechter van zowel de ene als de andere plaats kan worden opgeroepen.
4.6. In deze zaak gaat het over de primer van PPG die door Arcelor is gebruikt voor de coating van het plaatstaal bij de productie van de gevelplaten in België. Over het zogenaamde Handlungsort bestaat geen verschil van mening. Het gaat hier om de vraag of de plaats van vestiging van Stramit, waar de gevelplaten zijn gebruikt en waar schade zichtbaar is geworden, kan worden aangemerkt als het "Erfolgsort" van de mogelijke onrechtmatige gedraging van PPG jegens Stramit en daarom kan gelden als "de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan" in de zin van art. 5 sub 3 EEX-Verordening. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Indien de oorzaak van de gebrekkige coating al is gelegen in gebrekkige primer, moet worden aangenomen dat de initiële schade aan de gevelpanelen is ingetreden in België. Daar is de coating gebruikt bij de vervaardiging van de gevelplaten en heeft deze de fysieke schade aan de gevelplaten toegebracht (HvJ EG 16 juli 2009, NJ 2011, 249). Naar het oordeel van het hof vallen in deze zaak Handlungsort en Erfolgsort samen en is de Nederlandse rechter niet bevoegd van het bodemgeschil kennis te nemen.
4.7. Daarmee resteert de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van art. 31 EEX-Vo. Naar het oordeel van het hof moet ook die vraag ontkennend beantwoord worden.
Nog daargelaten de vraag of een vordering ex art. 843a Rv een bewarende of voorlopige maatregel betreft als bedoeld in art. 31 EEX-Vo, gaat het in dit geval niet om een voorlopige of bewarende maatregel die in Nederland moet worden getroffen.
4.8. Het gevolg van het voorgaande is dat de grief in het incidenteel appel slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Opnieuw rechtdoende zal het hof bepalen dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vorderingen van Stramit kennis te nemen. Aan de grieven in principaal appel komt het hof dan niet meer toe. Stramit zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide procedures worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende,
verklaart de Nederlandse rechter onbevoegd om van de vorderingen van Stramit kennis te nemen;
veroordeelt Stramit in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van PPG worden begroot op € 560,= aan verschotten en op € 816,= aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 649,= aan verschotten en op € 1.341,= aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, S.M.A.M. Venhuizen en J.C.J. van Craaikamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 september 2012.