4.1. In overwegingen 2.1 tot en met 2.15 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Tegen die vaststelling zijn geen grieven gericht, zodat die feiten ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Voorts staat nog een enkel ander onweersproken feit vast. Het hof zal hierna een overzicht van de relevante feiten geven.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a) Stramit is producent van W-STS stalen sandwich gevelpanelen en heeft deze panelen aan haar zustermaatschappij IsoBouw Systems B.V. (hierna: IsoBouw) verkocht en geleverd.
IsoBouw heeft de gevelpanelen vervolgens verkocht en geleverd aan haar klanten, voornamelijk aannemers of montagebedrijven in Nederland, die deze panelen in (bedrijf)gebouwen in Nederland hebben verwerkt. Ook in het gebouw van Stramit zelf zijn de gevelpanelen verwerkt.
b) De gevelpanelen bestaan uit twee gecoate staalplaten die aan weerszijden van de uit isolatiemateriaal bestaande middenkern worden verlijmd. Het voor de gevelpanelen benodigde gecoate plaatstaal koopt Stramit in bij diverse leveranciers, onder wie indertijd Cockerill Sambre S.A., inmiddels ArcelorMittal Belgium N.V. (hierna: Arcelor).
c) De gevelpanelen waar het in deze procedure om gaat zijn aan de buitenzijde voorzien van gecoat plaatstaal, dat in de periode maart 1998 tot en met juli 2002 door Stramit bij Arcelor ingekocht. Het plaatstaal wordt geleverd in verschillende kleuren, waaronder zilvergrijs metallic. Het plaatstaal is voorzien van een verfsysteem. Het verfsysteem wordt door Arcelor in België tijdens het productieproces op het verzinkte plaatstaal aangebracht en bestaat uit een primer en een kunststof coating.
d) Vanaf medio 2002 is op diverse bouwprojecten onthechting van het verfsysteem opgetreden (hierna: delaminatie) bij het door Arcelor geleverde plaatstaal met de zilvergrijs metallic kleur. Volgens opgave van Stramit heeft de delaminatie inmiddels geleid tot een schade van meer dan € 18.000.000,-.
e) Arcelor heeft de primer voor het verfsysteem van het plaatstaal betrokken van Sigma Coatings S.A., thans PPG. De coating heeft Arcelor ingekocht bij [Industrie] Industrie SAA (hierna: [Industrie]).
f) Stramit en IsoBouw hebben Arcelor aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van de delaminatie.
g) Bij brief van 15 mei 2007 hebben Stramit en IsoBouw ook PPG (uit hoofde van onrechtmatige daad) aansprakelijk gesteld voor de schade.
h) Arcelor heeft erkend dat de oorzaak van de delaminatie is gelegen in het door haar geproduceerde en in genoemde periode aan Stramit geleverde plaatstaal en dat zij schadeplichtig is. Wat de exacte feitelijke schadeoorzaak is, is echter aan Stramit niet bekend (gemaakt).
i) Stramit en IsoBouw hebben Arcelor voor de rechtbank ’s-Hertogenbosch gedagvaard en een vordering tot betaling van schadevergoeding voor de als gevolg van de delaminatie geleden en nog te lijden schade ingesteld. In die procedure heeft Arcelor zich beroepen op onbevoegdheid van de Nederlandse rechter (art. 23 EEX-Vo). De rechtbank heeft dit verweer gehonoreerd en bij arrest van 28 februari 2012 van dit hof is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
j) In Frankrijk heeft Arcelor PPG en [Industrie] in rechte betrokken teneinde schadevergoeding van hen te verkrijgen. In het kader van die procedure heeft de rechtbank van Le Mans (Frankrijk) op 23 mei 2005 prof. Daniel Couturier (verder: Couturier), een chemicus gespecialiseerd in coatings, als deskundige benoemd.
k) Arcelor heeft in die procedure tegen PPG en [Industrie] in Frankrijk een verzoek tot voeging van Stramit en IsoBouw ingediend, welk verzoek door de Franse rechter - na daartegen door Stramit gevoerd verweer - is afgewezen. Stramit is derhalve geen partij geworden in die procedure.
l) Couturier heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van de delaminatie en naar de vraag wie van de betrokkenen daarvoor verantwoordelijk is. Verder heeft hij de omvang van de schade onderzocht.
m) Tot op heden heeft Couturier een voorlopig, maar nog geen definitief rapport uitgebracht. Couturier heeft in de afgelopen jaren meer malen uitstel verzocht voor het uitbrengen van het definitieve rapport en deze verzoeken zijn telkens toegewezen. Bij beschikking van 24 mei 2012 heeft het Tribunal de Grande Instance du Mans aan de deskundige Couturier een nadere termijn gegund tot 31 december 2012 om zijn rapport ter griffie te deponeren.