4.2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
(a) [appellant sub 1.] heeft de toenmalige gemeente Wouw (inmiddels opgegaan in de gemeente Roosendaal) bij brief van 27 maart 1996 (niet overgelegd) benaderd in verband met diens voornemen om aan de [perceel]te [vestigingsplaats] een struisvogelhouderij te realiseren.
(b) De gemeente heeft bij brief 3 april 1996 (productie 2 bij conclusie van antwoord) advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, dit "alvorens de gevraagde medewerking, zulks in de vorm van het toepassing geven aan het bepaalde in artikel 5, lid A, onder II van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied", te kunnen verlenen".
(c) Bij brief van 29 mei 1996 (productie 3 bij conclusie van antwoord) heeft deze commissie onder meer het volgende oordeel gegeven:
"De Adviescommissie is van oordeel dat het fokken en afmesten van struisvogels aangemerkt moet worden als een specifieke vorm van een agrarisch bedrijf.
Als gevolg van het experimentele karakter van een dergelijke als hoofdberoep geëxploiteerde bedrijfstak geldt dat deze bedrijven, onder andere qua rentabiliteit en marktpositie, het karakter van 'onbewezen techniek' hebben en dat daarom de volwaardigheid op langere termijn niet, dan wel onvoldoende is vast te stellen. Daar komt in de onderhavige situatie nog bij dat betrokkenen geen kennis en ervaring van betekenis hebben opgedaan in de struisvogelhouderij. (…)
Realisatie van het bouwplan op de door de aanvrager voorgestelde locatie acht de Adviescommissie derhalve niet opportuun."
(d) Bij brief van 12 augustus 1996 (productie 4 bij conclusie van antwoord) hebben B en W van de gemeente Wouw aan [appellant sub 1.] het negatieve advies van de commissie meegedeeld, maar daaraan toegevoegd:
"Wij kunnen ons niet vinden in het negatieve advies. Het betreft een experimenteel agrarisch bedrijf. Wanneer een dergelijk bedrijf zich niet kan vestigen kunt u ook nooit aantonen dat er sprake is van voldoende duurzaamheid. Wij willen u een kans bieden om aan te tonen dat de door u voorgestane agrarische bedrijfsvoering wel volwaardig is.
Wij zijn dan ook voornemens, middels gebruikmaking van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, om vrijstelling te verlenen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Gedurende een termijn die maximaal 5 jaren kan belopen, mag u een eenvoudige loods (met inpandig een woning) in stand houden op het door u te verwerven perceel aan de [perceel]. Gedurende die periode van 5 jaren heeft u de mogelijk[heid] om aan te tonen dat er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarna de tijdelijke vrijstelling omgezet kan worden in een definitieve wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied"."
(e) Bij besluit van 4 juni 1997 (productie 5 bij conclusie van antwoord) hebben B en W onder vrijstelling van de voorschriften van het bestemmingsplan een bouwvergunning verleend op de voet van artikel 17 WRO, waarbij de instandhoudingstermijn is bepaald op 5 jaar.
Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
(f) Bij fax van 29 februari 2000 (productie 6 bij conclusie van antwoord) heeft [appellant sub 1.] aan de gemeente doen weten dat hij het plan heeft zijn onrendabele struisvogelfokkerij om te buigen naar uitsluitend paardenfokkerij annex africhting en in verband daarmee gevraagd om te berichten of en zo ja hier sprake zou zijn van een algehele planvoorziening c.q. wijziging in bestemming.
(g) Bij brief van 24 maart 2000 (productie 7 bij conclusie van antwoord) hebben B en W van de gemeente Roosendaal aan de toenmalige adviseur van [appellant sub 1.], Hippisch Adviesbureau [Hippisch Adviesbureau] BV, inzake de struisvogelhouderij van [appellant sub 1.] onder meer meegedeeld:
"Uit uw fax blijkt dat de struisvogelhouderij onrendabel is en dat wordt gedacht aan het omzetten van het bedrijf in een paardenfokkerij. Wij zijn op grond van artikel 5 lid E sub III van bovengenoemd bestemmingsplan bevoegd de bestemming Agrarisch gebied te wijzigen in de bestemming Paardenhouderij. Hierbij geldt tevens dat er sprake moet zijn van een volwaardig bedrijf waarvoor de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen om advies wordt gevraagd.
Wanneer de heer en mevrouw [appellanten] een gemotiveerd verzoek indienen voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal deze in behandeling worden genomen.(…)"
(h) Bij brief van 7 december 2000 (productie 9 bij conclusie van antwoord) heeft genoemde Adviescommissie als haar conclusie onder meer meegedeeld:
"De Commissie constateert dat in de huidige situatie weliswaar enige paardenhouderijactiviteiten worden ontplooid, doch dat deze slechts zeer beperkt van omvang zijn. Daardoor is in de huidige situatie geen sprake van een (volwaardig) agrarisch bedrijf. (…) Het agrarisch bedrijfsgedeelte op zich zal niet de omvang hebben van een volwaardig agrarisch bedrijf, doch zal een arbeidsbehoefte hebben van ½ tot ¾ volwaardige arbeidskracht. (…) Los van het voorgaande moet bovenal geconstateerd worden dat zowel de aanvraagster als haar echtgenoot geen enkele opleiding, kennis en ervaring hebben op het gebied van het bedrijfsmatig en professioneel exploiteren van een paardenhouderijbedrijf. Daardoor bestaat er geen enkel inzicht over de bekwaamheid van betrokkenen om de voorgenomen bedrijfsopzet daadwerkelijk te realiseren. (…)"
(i) Bij brief van 30 mei 2002 (productie 10 bij conclusie van antwoord) heeft de gemeente aan de vertegenwoordiger van [appellant sub 1.] onder meer meegedeeld:
"Aan het juridisch legaliseren van een paardenfokkerij/-houderij en aan de uitbreiding van de bebouwing op deze locatie zal door de provincie absoluut geen medewerking worden verleend. (…)
Om deze reden zijn wij niet van plan om een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te volgen en een nieuw bestemmingsplan op te laten stellen voor de door [[appellant sub 1.]] gewenste omzetting van de struisvogelhouderij en de uitbreiding van de bebouwing aan de [perceel] in de [vestigingsplaats].
Tot slot wil ik u en uw cliënten erop wijzen dat de huidige bebouwing, zoals de heer [appellant sub 1.] in augustus 1996 per brief is meegedeeld, gerealiseerd is op basis van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit is een tijdelijke vrijstelling van 5 jaar. Deze vrijstelling komt op 7 juli 2002 te vervallen. Dit houdt in dat de gebouwen na deze datum illegaal zijn. (...)"