ECLI:NL:GHSHE:2012:BY4227

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000383-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling met een auto tijdens achtervolging door de politie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door de rechtbank was veroordeeld voor poging tot doodslag, schuldheling en vernieling. De verdachte had op 5 juli 2011 met hoge snelheid op een stilstaande politieauto ingereden, waarbij hij een verbalisant bijna aanreed. Het hof oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van de verbalisant had aanvaard. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof vernietigde dit vonnis en legde een gevangenisstraf op van 29 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de bewezenverklaring van poging tot doodslag en vernieling bleef staan. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 300,00 aan immateriële schade aan de verbalisant.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-000383-12
Uitspraak : 27 november 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 januari 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-845257-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd - feit 1 (poging tot doodslag), feit 2 (schuldheling) en feit 3 (vernieling) veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en behandeling in de Piet Roordakliniek te Apeldoorn, en met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. Voorts heeft de eerste rechter beslist over
schadevergoeding voor de benadeelde partijen en in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en zonodig opname in de Piet Roorda kliniek en met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
5 jaar.
Namens verdachte is bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 juli 2011 te Haps, gemeente Cuijk, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade [verbalisant 1], hoofdagent van [politie], van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet met voorbedachte rade, althans na kalm beraad en rustig overleg, met hoge, althans aanzienlijke, snelheid met een personenauto ([auto] met kenteken [kenteken]) op die [verbalisant 1] is ingereden/afgereden/toegereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 juli 2011 te Haps, gemeente Cuijk, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van zijn voornemen om aan een persoon (te weten
[verbalisant 1], hoofdagent van [politie]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met hoge, althans aanzienlijke, snelheid op die [verbalisant 1] is ingereden/afgereden/toegereden, terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 juli 2011 te Haps, gemeente Cuijk, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met hoge, althans aanzienlijke, snelheid op die [verbalisant 1] afgereden/toegereden;
2:
hij op of omstreeks 05 juli 2011 te Haps, gemeente Cuijk,, in elk geval in Nederland, een personenauto ([auto] met kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, of redelijkerwijze moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3:
hij op of omstreeks 05 juli 2011 te Cuijk, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere hekwerken en/of omheiningen en/of afrasteringen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, immers is in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte wist of had moeten weten dat de auto waarin hij op 5 juli 2011 reed, gestolen was.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1, primair:
hij op 05 juli 2011 in het arrondissement 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1], hoofdagent van [politie], van het leven te beroven, met dat opzet met hoge snelheid met een personenauto ([auto] met kenteken [kenteken]) op die [verbalisant 1] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op 05 juli 2011 te Cuijk, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere hekwerken en/of omheiningen en/of afrasteringen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A1.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
A2.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
A3.
De raadsman heeft namens verdachte bepleit dat hij wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is op grond waarvan bewezen kan worden dat verdachte met opzet en doelbewust de heer [verbalisant 1] van het leven wilde beroven. Verdachte heeft – aldus de raadsman – juist een aanrijding proberen te voorkomen door uit te wijken voor het politievoertuig van de heer [verbalisant 1].
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
A4.
Op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
A4.1
Op dinsdag 5 juli 2011 wordt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een algemene verkeerscontrole gehouden op de Oeffeltseweg te Haps. Op enig moment komt verdachte in een auto ([auto], kenteken [kenteken]) aangereden en wordt hem een stopteken gegeven. Verdachte brengt zijn auto tot stilstand en nadat hem gevraagd wordt zijn rijbewijs te tonen, rijdt verdachte met hoge snelheid de A73 richting Venlo op. Vervolgens wordt de achtervolging ingezet die uiteindelijk eindigt doordat verdachte ter hoogte van de Beersebaan te Cuijck de sloot in rijdt.
(dossier pagina’s 9-10)
A4.2
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2011, opgemaakt door verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 4], blijkt dat zij op 5 juli 2011 door de portofoon hoorden dat collega’s een achtervolging hadden ingezet op een [auto] met het kenteken [kenteken] (de auto waarin verdachte zich bevond). [verbalisant 1] en [verbalisant 4] zijn vervolgens naar de rotonde Wanrooiseweg met de Bosweg te Mill gereden. [verbalisant 1] trad op als bestuurder en [verbalisant 4] trad op als bijrijder. [verbalisant 1] heeft vervolgens de politiewagen met blauw/witte zwaailampen en sirenes aan, midden op de Wanrooijseweg te Mill stilgezet. Tevens werd het politie-transparant aangezet met de woorden “stop politie” Verdachte met daarachter de overige surveillance-eenheden kwam in de richting van genoemde rotonde gereden.
[verbalisant 1] en [verbalisant 4] zijn uit het politievoertuig gestapt. [verbalisant 4] is aan de ene kant van de weg gaan staan waarop zij verdachte met hoge snelheid op haar af ziet komen. Vervolgens maakt verdachte een stuurmanoeuvre en rijdt met zijn auto met zeer hoge snelheid richting de andere kant van de weg om daar langs het politievoertuig te komen. [verbalisant 1] staat op dat moment op de weghelft waar verdachte langs het politievoertuig wil rijden. Verdachte geeft vervolgens extra gas, en [verbalisant 1] kan nog net op tijd wegspringen in de richting van de berm om te voorkomen dat hij wordt aangereden door verdachte. Verdachte rijdt vervolgens weg met drie andere politievoertuigen achter zich aan.
(dossier pagina’s 12-15)
A4.3
Verdachte heeft ten overstaan van de politie onder meer het volgende verklaard:
“Ik kan u zeggen dat ik met ongeveer 140 à 150 kilometer per uur reed. Ik weet dat dit niet mag en dat ik verkeerd bezig was. Ik werd achtervolgd door verschillende politieauto’s. Toen zag ik een politieauto op ongeveer 150 meter afstand. Dit was bij een rotonde. Die politieauto stond met de voorzijde richting de kant waar ik vandaan kwam, hij stond een beetje schuin op de weg. Ik wist dat ik niet op tijd zou kunnen remmen. Ik zag toen dat de bestuurder en de bijrijder uit de politieauto stapten. Ik had een veel te hoge snelheid.”
(dossier pagina 66)
A4.5
Verdachte verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 november 2012 onder meer het volgende:
“Ik werd achtervolgd door een politieauto die mij in probeerde te halen. Ik reed zeker 140 tot 150 kilometer per uur. Ik heb het de agenten onmogelijk gemaakt om mij te passeren. Ik heb eerst geprobeerd om het politievoertuig dat op de weg stond links te passeren. Dat was niet mogelijk vanwege de bomen die daar stonden en de stoeprand. Ik heb vervolgens een stuurbeweging naar rechts gemaakt en zag toen verbalisant [verbalisant 1] lopen. Ik had toen een snelheid van 140 tot 150 kilometer per uur en ben vervolgens aan de rechterkant langs het politievoertuig gereden. Ik weet dat ik te hard heb gereden. Ik was niet van plan te stoppen.”
A5.
Op grond van al het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de verdachte willens en wetens met een auto met zeer hoge snelheid op een stilstaande politieauto - die een blokkade vormde op de weg teneinde verdachte te laten stoppen - is afgereden en vervolgens zonder af te remmen langs deze politieauto is gereden, waarbij verbalisant [verbalisant 1] nog net op tijd weg kon springen om te voorkomen dat hij zou worden aangereden door verdachte.
Deze gedraging - het met een auto met zeer hoge snelheid rijden in de richting van een plaats waar de aanwezigheid van politieagenten maar mogelijk ook andere verkeersdeelnemers moet worden verwacht – levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat de dood van die politieagent en/of andere verkeersdeelnemer die ter plaatse aanwezig zijn, welke tengevolge van een aanrijding kan worden teweeggebracht. Immers, bekend moet worden verondersteld dat verdachte, rijdend met een dergelijke snelheid, niet meer tijdig zijn voertuig tot stilstand kan brengen.
Gelet op die ervaringsregel mag de wetenschap van deze aanmerkelijke kans bij de verdachte worden verondersteld, mede omdat verdachte wist dat er zich in ieder geval in of in de buurt van de politieauto verbalisanten bevonden. De gedraging van de verdachte is naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het gevolg dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan in dit geval niet is gebleken - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat dodelijk gevolg bewust heeft aanvaard.
Het hof is aldus van oordeel dat het opzet van de verdachte in voorwaardelijke zin op de dood van [verbalisant 1] was gericht.
Hetgeen overigens nog namens de verdachte is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof verwerpt bijgevolg het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde, en levert op:
Poging tot doodslag
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde, en levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft bepleit dat sprake was van een noodsituatie waarin verdachte de best mogelijke keuze heeft gemaakt. Het hof verstaat dit als een beroep op overmacht in de zin dat de verdachte feitelijk niet anders kon dan het strafbaar feit plegen.
Dit verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder de bijzondere overwegingen omtrent het bewijs en mist aldus feitelijke grondslag.
Het verweer wordt verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
B1.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
B2.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Hierbij neemt het hof het volgende in aanmerking.
B3.1
Verdachte heeft met zijn handelen een zeer groot en levensbedreigend gevaar gevormd voor het slachtoffer en de overige verkeersdeelnemers. Het is niet zijn verdienste geweest dat er uiteindelijk geen slachtoffers zijn gevallen. Het gedrag van verdachte heeft dan ook grote gevoelens van angst veroorzaakt bij zowel [verbalisant 1] als zijn collega’s en verdachte heeft zich hier in het geheel niet om bekommerd.
B3.2
Het hof heeft voorts rekening gehouden met hetgeen verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting naar voren hebben gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede de inhoud van het voorlichtingsrapport van [psychiater], onder meer inhoudende als conclusie dat het ten laste gelegde licht verminderd aan verdachte kan worden toegerekend, alsmede de inhoud van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 9 september 2011 onder meer inhoudende als conclusie dat de kans op recidive hoog wordt geacht wanneer verdachte zich niet laat begeleiden en waarbij er nadrukkelijk controle is op zijn verslavingsproblematiek.
Uit hetgeen verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, blijkt dat verdachte thans kennelijk tot het inzicht is gekomen dat hij zijn leven op de rails wil krijgen als hij uit detentie komt. Hij heeft inmiddels enkele gedragstrainingen gevolgd en heeft weer goed contact met zijn ouders en familie.
B4.1
Gelet op het vorenstaande en het feit dat het hof verdachte heeft vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van 29 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, opleggen.
B4.2
Met oplegging van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Gelet op het belang van begeleiding van verdachte zal het hof aan de voorwaardelijke straf tevens de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden.
B4.3
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] ([politie])
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant 1] als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 567,44. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering niet worden ontvangen.
Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.550,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering niet worden ontvangen.
Beslag
Van hetgeen in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal, zoals hierna vermeld, de bewaring ten behoeve van de rechthebbende dan wel de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 29 (negenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 1], een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] ([politie])
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 schroevendraaier, type Bahco platbek
- 1 moker, kleur groen, met plakband omwikkeld
- 1 zaklantaarn, kleur zwart, in rode plastic tas
- 1 handschoen
- 1 lederen tas, kleur zwart, met rode opdruk "Head"
- 1 hamer
- 2 doosjes scheermesjes, merk Gilette Venus, 4 mesjes per doosje
- 2 doosjes scheermesjes, merk Gilette M3 Power, 5 mesjes per doosje
- 1 steen .
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Bankpas o.n.v. [verdachte].
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx-van Roosmalen, griffier,
en op 27 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.