Onbetwist is dat door [Consult] voor de analyse op vluchtige aromaten een grondmengmonster is samengesteld. De monstername middels steekbussen laat geen samenstelling van mengmonsters toe, daar anders het effect van de steekbussen (ongeroerde monstername) teniet wordt gedaan. Het gestelde in de brief van Alcontrol (…) doet hieraan niets af. Bovendien worden in de brief geen mededelingen gedaan of al dan niet steekbusmonsters zijn aangeleverd, onduidelijk is dus wat de toegevoegde waarde van de inhoud van deze brief voor onderhavige zaak is.“
20.4.Het hof heeft in het heden in de hoofdzaak tussen [geintimeerde] en BAN Bouw gewezen eindarrest (in r.o.16.4.) vastgesteld dat uit het deskundigenrapport van 3 mei 2011 in onderling verband en samenhang met de schriftelijke toelichting van 1 mei 2012 het volgende kan worden geconcludeerd:
(i) de deskundige heeft op basis van het (aanvankelijk slechts aan hem ter beschikking gestelde) verificatierapport van Tritium d.d. 22 juni 2006 als zijn oordeel gegeven dat het bij zes van de zeven door Tritium gesignaleerde afwijkingen in rapport 3 van [Consult] inderdaad om afwijkingen van de NEN 5740-norm gaat, en dat, indien deze punten valide zijn, het onderzoek van [Consult] niet volledig conform de bedoelde NEN-norm is uitgevoerd;
(ii) de door de deskundige geconstateerde afwijkingen van de NEN 5740-norm betreffen:
- drie afwijkingen in het ingevolge de NEN-norm conform NVN 5725 te verrichten vooronderzoek (het ontbreken van een beschrijving van de geraadpleegde informatiebronnen, het ontbreken van het vroegere gebruik van de locatie, en het onttrekken van de topografische coördinatie),
- twee afwijkingen in de uitvoering van het onderzoek (het niet diep genoeg doorzetten van de boringen ter plaatse van de ondergrondse tank, het analyseren van onvoldoende monsters op organische stof en lutumgehalte), en
- een afwijking bestaande in het niet vermelden van de gekozen onderzoeksstrategieën in het rapport van het onderzoek.
(iii) nadat de deskundige kennis had genomen van het litigieuze rapport 3 van [Consult] heeft de deskundige zijn conclusies gehandhaafd, zij het dat de deskundige aanneemt dat het niet diep genoeg doorzetten van de boringen bij de ondergrondse tank, (welke afwijking de deskundige als “kritisch” aanmerkt) inmiddels met de door [Consult] op 15 december 2011 uitgevoerde aanvullende boringen is hersteld; of dit laatste daadwerkelijk het geval is, zal eerst na onderzoek in het veld kunnen worden vastgesteld, aldus de deskundige;
(iv) in aanvulling op voormelde afwijkingen heeft de deskundige nog een zevende afwijking van de NEN-norm geconstateerd, te weten dat de analyse op vluchtige aromaten in een grondmengmonster heeft plaatsgevonden, terwijl de NEN-norm 5740 (in onderdeel B.4.2.4) voorschrijft dat bij bemonstering van grond voor de analyse op vluchtige stoffen gebruik moet worden gemaakt van steekbussen. Deze afwijking, welke door de deskundige als “kritisch” wordt aangemerkt, is direct van invloed op de resultaten van het onderzoek, daar middels een niet adequate momentopname of monsterverpakking de gehalten aan verontreiniging onderschat kunnen worden. In zijn schriftelijke toelichting d.d. 1 mei 2012 heeft de deskundige te kennen gegeven dat de zijdens [geintimeerde] overgelegde brief van Alcontrol Laboratories van 1 juni 2011 niet tot een ander oordeel leidt.
20.5.Het hof heeft in het eindarrest in de zaak tussen [geintimeerde] en BAN Bouw voorts overwogen dat, wanneer het punt van de boringen bij de ondergrondse tank - ter vaststelling waarvan nog verder onderzoek ter plaatse nodig zal zijn - buiten beschouwing wordt gelaten, er in elk geval zes door de deskundige gerapporteerde afwijkingen van de NEN 5740-norm resteren, waarvan er één (de bemonstering ten behoeve van de analyse op vluchtige stoffen) als kritisch wordt aangemerkt. In r.o. 16.11 van dit arrest heeft het hof als zijn oordeel gegeven dat het hof geen aanleiding heeft om aan de juistheid van deze conclusie uit het deskundigenrapport, te twijfelen, dat hetgeen door partijen bij memorie c.q. akte na deskundigenbericht in reactie op het deskundigenbericht is aangevoerd, evenmin aanleiding geeft om van de conclusie uit het rapport af te wijken, met een uitzondering voor de door deskundige vermelde (mogelijke) afwijking op het punt van de voorgeschreven diepte van de boringen bij de ondergrondse tank, en dat het hof derhalve voormelde conclusie van de deskundige, welke het hof ook overtuigend voorkomt, overneemt en tot de zijne maakt.
Het hof heeft geoordeeld dat [geintimeerde] met het uitgebrachte deskundigenrapport niet het bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij (door Van Vleuten) een bodemonderzoek heeft laten verrichten op basis van de NEN 5740-norm, zodat in rechte vaststaat dat [geintimeerde] niet aan zijn verplichting uit hoofde van de koopovereenkomst d.d. 30 mei 2005 tot het laten uitvoeren van een bodemonderzoek conform de litigieuze NEN-norm heeft voldaan.
20.6.Nu het hof in de hoofdzaak tussen [geintimeerde] en BAN Bouw heeft geoordeeld dat met het uitgebrachte deskundigenrapport is komen vast te staan dat in elk geval sprake is van een zestal afwijkingen van de bewuste NEN-norm, en [geintimeerde] bijgevolg niet heeft bewezen dat hij (ter nakoming van zijn verplichting uit de koopovereenkomst van 30 mei 2005) een bodemonderzoek conform de NEN 5740-norm heeft laten verrichten, is aan de voorwaarde waaronder de vordering van [geintimeerde] in eerste aanleg jegens [Consult] is ingesteld (te weten dat in de procedure tussen [geintimeerde] en BAN Bouw komt vast te staan dat het door [Consult] uitgevoerde bodemonderzoek niet conform de NEN 574-norm is geweest) voldaan.
Derhalve is de rechtbank in het beroepen vonnis van 7 mei 2008 terecht en op goede gronden tot beoordeling van de vordering van [geintimeerde] jegens [Consult] overgegaan.
20.7.De rechtbank heeft in het beroepen vonnis tussen [geintimeerde] en [Consult], nu [Consult] in eerste aanleg niet was verschenen, en tegen haar verstek was verleend, de vordering tot betaling van geleden schade, op te maken bij staat, toegewezen, overwegende dat de vordering voor zover gegrond op toerekenbare tekortkoming van [Consult] de rechtbank voorshands niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Voor zover de vordering door [geintimeerde] is gegrond op onrechtmatig handelen van [Consult], is deze bij gebreke van enige onderbouwing afgewezen.
20.8.Het hof heeft in het tussenarrest van 22 december 2009 geoordeeld dat de grieven in het door [geintimeerde] ingestelde incidenteel appel falen, zodat nog slechts de grieven in het principaal zijdens [Consult] aan de orde zijn.
Zoals in het tussenarrest van 22 december 2009 is overwogen, lenen de grieven zich voor gezamenlijke bespreking, zodat hierna niet op de afzonderlijke grieven zal worden ingegaan.
Wel merkt het hof op dat voor zover [Consult] bij grief 1 heeft gesteld dat uit hetgeen de rechtbank in r.o. 4.5 van het vonnis heeft geoordeeld niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de rechtbank van oordeel is dat het onderzoek wel conform de NEN 5740-norm is verricht, dient te falen, nu in de bedoelde overweging kennelijk abusievelijk - hetgeen ook voor [Consult] duidelijk moet zijn geweest - in de een na laatste volzin “niet conform de NEN 5740-norm” staat geschreven terwijl “conform de NEN 5740-norm” is bedoeld.
20.9.Het hof stelt voorop (zoals ook reeds in r.o. 4.8. van het tussenarrest van 22 december 2009 is overwogen) dat, aangezien [geintimeerde] zijn vordering jegens [Consult] heeft gebaseerd op de stelling dat het door [Consult] in opdracht van [geintimeerde] uitgevoerde bodemonderzoek niet conform de NEN 5740-norm is verricht, de bewijslast van die stelling conform de hoofdregel van artikel 150 Rv op [geintimeerde] rust.
20.10. Het hof heeft in r.o. 4.11 van het arrest van 22 december 2009 voorts overwogen dat, gegeven dat beide appelprocedures zelfstandig dienen te worden beoordeeld en de stukken in de procedure tussen [geintimeerde] en BAN Bouw derhalve niet zonder meer gelding hebben in de onderhavige procedure, en omdat [Consult] belang heeft bij de (wijze van) beoordeling van de vraag of het door haar uitgevoerde bodemonderzoek al dan niet conform de NEN 5740-norm is, het geraden voorkomt dat ook [Consult] zich zou kunnen uitlaten over de door het hof te benoemen deskundige en de aan deze voor te leggen vragen. In het tussenarrest van 11 mei 2010 heeft het hof, mede met inachtneming van hetgeen zijdens [Consult] bij akte naar voren is gebracht, de vraagstelling aan de deskundige geformuleerd, en is bepaald dat het uit te brengen rapport door de deskundige ing. Bosch ook in de onderhavige procedure diende te worden overgelegd. Bij arrest van 7 februari 2012 is vervolgens bepaald dat ook de door de deskundige nog uit te brengen schriftelijke toelichting op zijn rapport in de onderhavige procedure diende te worden overgelegd.
20.11.Het hof overweegt dat, nu het deskundigenrapport van ing. Bosch en de nadere toelichting daarop in de onderhavige procedure zijn ingebracht, hieraan in beginsel door [geintimeerde] jegens [Consult] bewijs kan worden ontleend.
20.12.Aan de orde is thans de vraag of, gegeven hetgeen door [Consult] in appel als bezwaren tegen de bevindingen van de deskundige heeft aangevoerd, ook in de onderhavige procedure is komen vast te staan dat het door [Consult] verrichte bodemonderzoek niet conform de NEN 5740-norm is uitgevoerd.
20.13. Het hof memoreert dat het op basis van het voorliggende deskundigenrapport met de toelichting in de hoofdzaak heeft geoordeeld dat bij het door [Consult] verrichte bodemonderzoek op een zestal punten sprake is van afwijkingen van de NEN 5740-norm, te weten;
- er zijn een drietal afwijkingen in het vooronderzoek (het ontbreken van een beschrijving van de geraadpleegde informatiebronnen, het ontbreken van het vroegere gebruik van de locatie, en het ontbreken van de topografische coördinaten),
- er zijn onvoldoende monsters geanalyseerd op het organische stof en lutumgehalte,
- de gekozen onderzoeksstrategieën worden niet in het rapport van onderzoek vermeld,
- de analyse op vluchtige aromaten heeft in een grondmengmonster plaatsgevonden, terwijl de NEN-norm voorschrijft dat bij bemonstering van grond voor de analyse op vluchtige stoffen gebruik moet worden gemaakt van steekbussen.
Het hof stelt vast dat [Consult] in reactie op het deskundigenrapport met de toelichting alleen de geconstateerde afwijking op het punt van de analyse op vluchtige aromaten heeft weersproken, stellende dat ingevolge de toepasselijke NEN-norm (geldend van 1999 tot 2009) maximaal drie monsters mogen worden gemengd tot een mengmonster, terwijl voorts ingevolge de NEN-norm een onderzoek op vluchtige aromaten in het geheel niet nodig was, aangezien het bij de ter plaatse opgeslagen brandstof om huisbrandolie ging.
20.14.Nu [Consult] de overige vijf in het deskundigenbericht genoemde afwijkingen van de NEN-norm - die door het hof in zijn oordeel zijn overgenomen - niet heeft weersproken, is de conclusie dat het bestaan van die afwijkingen met het overgelegde deskundigenrapport genoegzaam is komen vast te staan, zodat in rechte heeft te gelden dat het door [Consult] in opdracht van [geintimeerde] uitgevoerde bodemonderzoek niet conform de voorschriften als neergelegd in de NEN 5740-norm is verricht.
20.15.Dit betekent dat, nu [geintimeerde] aan zijn vordering jegens [Consult] ten grondslag heeft gelegd dat met [Consult] was overeengekomen dat door [Consult] een bodemonderzoek conform de NEN 5740-norm zou worden verricht, en [Consult] dit niet heeft weersproken, met het voorliggende deskundigenrapport genoegzaam is bewezen dat [Consult], zoals door [geintimeerde] gesteld, in de nakoming van haar overeenkomst met [geintimeerde] is tekortgeschoten. Nu niet is gesteld of gebleken dat die tekortkoming niet aan [Consult] toerekenbaar is, en voorts de mogelijkheid van ten gevolge van de tekortkoming aan [geintimeerde] opgekomen schade aannemelijk moet worden geacht, is de vordering tot veroordeling van [Consult] tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, op goede gronden toegewezen.
20.16.Het voorgaande leidt het hof tot de slotsom dat het vonnis van de rechtbank tussen [geintimeerde] en [Consult] gewezen in stand blijft, en [Consult] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principaal appel zal worden veroordeeld.
20.17.Zoals reeds in r.o. 4.6 van het tussenarrest van 22 december 2009 is overwogen en beslist, zal [geintimeerde] de kosten van het incidenteel appel hebben te dragen.