GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.075.852/01
arrest bij vervroeging van 11 december 2012
1. [Appellant sub 1.],
2. [Appellante sub 2.],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. H.M.J. Offermans,
de rechtspersoon naar publiek recht Gemeente Peel en Maas,
zetelend te Panningen, gemeente Peel en Maas,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.J.W.M. Theunissen,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 oktober 2010 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond gewezen vonnis van 23 september 2010 tussen appellanten - gezamenlijk [appellanten] c.s. en ieder afzonderlijk [appellant sub 1.] respectievelijk [appellante sub 2.] - als eisers en geïntimeerde - de gemeente - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 102972/ KG ZA 10-168)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis van 23 september 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven hebben [appellanten] c.s. vier grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om het communicatieverbod, althans de beperkingen in de communicatie tot schriftelijke verzoeken per gewone post, opgelegd bij brief van 2 februari 2010 op te heffen op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten in beide instanties.
2.2.Bij memorie van antwoord heeft de gemeente de grieven bestreden, bewijs aangeboden en drie producties overgelegd.
2.3.[appellanten] c.s. hebben een akte overlegging producties ten behoeve van pleidooi genomen.
2.4.Partijen hebben op 15 maart 2012 hun zaak doen bepleiten [appellanten] c.s. door mr. Offermans en de gemeente door mr. Theunissen. Van de pleidooizitting is proces-verbaal opgemaakt.
2.5.[appellanten] c.s. hebben een akte uitlating met zeven producties genomen en voortzetting pleidooi dan wel comparitie van partijen verzocht.
2.6.De gemeente heeft een antwoordakte met vier producties genomen.
2.7. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd, geïntimeerde heeft uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.Bij brief van de gemeente d.d. 2 februari 2010 aan [appellanten] c.s. (aan laatstgenoemden uitgereikt op 22 februari 2010) is door de gemeente aan [appellanten] c.s. een communicatiemaatregel opgelegd. De brief luidt (voor zover van belang) als volgt:
“(…) Onze gemeente is in de afgelopen periode in toenemende mate geconfronteerd met uw mondelinge verzoeken, meldingen, aandachtspunten, klachten, wettelijke aanvragen, bezwaarschriften en gerechtelijke procedures waardoor een onevenredig beslag op onze ambtelijke en bestuurlijke organisatie wordt gelegd. De beantwoording van al uw informatieve vragen e.d., officiële aanvragen en bezwaarschriften vergt zoveel tijd dat de reguliere werkzaamheden onder grote druk zijn komen te staan.
Hierdoor zijn wij genoodzaakt om onze communicatie met u anders vorm te geven en dat wil zeggen dat wij besloten hebben om in het vervolg uitsluitend schriftelijk met u te communiceren.
U kunt al uw vragen, opmerkingen, bezwaren en klachten schriftelijk bij ons neerleggen. Met schriftelijk bedoelen wij per brief, niet per fax of e-mail. Wij zullen binnen drie weken schriftelijk antwoorden op uw concrete zakelijke vragen.
Aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand en de minimaregelingen moeten door u op de daarvoor bestemde formulieren worden gedaan. Daarbij moet u per aanvraag een formulier gebruiken. Dit geldt ook voor de aanvragen die u, als gemachtigde, namens uw dochter doet.
Bezwaren en klachten worden binnen de in de wet gestelde termijnen afgehandeld. Door het opleggen van deze maatregel wordt u niet beperkt in uw rechtsbeschermingmogelijkheden.
U kunt zich te allen tijde schriftelijk tot ons wenden.
Wij betreuren het dat uw gedrag deze maatregel noodzakelijk maakt (…)”
4.1.2.Op 26 maart 2010 hebben [appellanten] c.s. bezwaar gemaakt tegen voornoemde communicatiemaatregel. Het bezwaar is bij besluit van de gemeente d.d. 19 april 2010 niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen dit besluit ingestelde beroep is door de rechtbank Roermond, sector bestuursrecht, op 7 juli 2010 ongegrond verklaard. Bij uitspraak op verzet van de rechtbank Roermond van 30 augustus 2010 is het verzet van [appellanten] c.s. tegen de uitspraak van 7 juli 2010 ongegrond verklaard.
4.1.3.Het bezwaar van [appellanten] c.s. is door de gemeente als klacht behandeld.
Bij brief van 17 mei 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente de klacht ongegrond verklaard.
4.1.4.Bij brief van 26 juli 2010 heeft de raadsman van [appellanten] c.s. de gemeente gesommeerd om het communicatieverbod in te trekken.
4.2.1.Bij exploot van 30 augustus 2010 hebben [appellanten] c.s. de gemeente gedagvaard in kort geding. Zij hebben, kort samengevat, gevorderd de gemeente te veroordelen tot opheffing van het communicatieverbod, althans van de beperkingen in de communicatie tot schriftelijke verzoeken per gewone post, op straffe van een dwangsom met veroordeling van de gemeente in de proceskosten
4.2.2.[appellanten] c.s. hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat de communicatiebeperking onrechtmatig is.
4.2.3.De gemeente stelt dat haar handelen gerechtvaardigd wordt door het gedrag van [appellanten] c.s.
4.2.4.De voorzieningenrechter heeft ondermeer overwogen dat, gezien de frequentie en de aard van de contactmomenten - in het bijzonder het onweersproken feit dat de gemeente regelmatig zeer uitgebreide ingewikkelde en onduidelijke faxen van [appellanten] c.s. heeft ontvangen, hetgeen adequaat reageren van de gemeente bemoeilijkt en het feit dat diverse aanvragen worden gedaan, zonder dat daartoe de daarvoor ontworpen formulieren worden gebruikt -, de communicatiebeperking de geschikte maatregel is in afwachting van een definitief rechterlijk oordeel over de vraag of sprake is van een onrechtmatige (overheids)daad en zo ja, of sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Temeer nu geen sprake is van een volledig contactverbod en slechts de manier van communiceren wordt gereguleerd, de gemeente blijft reageren op alle klachten, bezwaren, aanvragen e.d. van [appellanten] c.s., zodat de belangen van [appellanten] c.s. voorshands voldoende worden gewaarborgd, acht de rechtbank geen spoedeisend belang aanwezig om de communicatiebeperking op te heffen.
Feiten na het vonnis van 23 september 2010
4.3.1.Bij brief van 7 oktober 2010 heeft de gemeente aan [appellanten] c.s. medegedeeld:
“(…) U heeft op 28 september 2010 de aanvragen persoonlijk aan de balie afgegeven omdat u een ontvangstbevestiging van de aanvragen wilde ontvangen. Omdat wij uitsluitend schriftelijk met u willen communiceren, nemen wij in de toekomst alleen de aanvragen in behandeling die door middel van een antwoordenveloppe worden ingediend.
Binnen 5 werkdagen krijgt u van ons een ontvangstbevestiging.
Wij hebben 10 retourenveloppen bijgevoegd (…).”
4.3.2.Bij brief van 21 oktober 2010 heeft de raadsman van [appellanten] c.s. de gemeente verzocht alle beperkingen met betrekking tot de communicatie tussen [appellanten] c.s. en de ambtenaren en bestuurders van de gemeente met onmiddellijke ingang op te heffen en [appellanten] c.s. toegang tot het raadhuis te verlenen.
Voorts heeft hij aangekondigd dat een dagvaarding voor de bodemprocedure zal volgen.
4.3.3.Bij brief van 18 november 2010 is door de gemeente aan [appellanten] c.s medegedeeld:
“In afwachting van de gerechtelijke procedure met betrekking tot de communicatieregulering voor het team Werk, Zorg en Inkomen, handhaven wij de in onze brieven van 2 februari 2010 en 7 oktober 2010 aangegeven werkwijze.”
4.3.4.Bij brief van 6 september 2011 schrijft de gemeente aan de raadsman van [appellanten] c.s.:
“(…) De reden tot het opleggen van de communicatiemaatregel is de aard en frequentie van de contacten tussen uw cliënten en de medewerkers van het team Werk, Zorg en Inkomen (verder: team WZI). De contacten waren dusdanig dat gesproken kan worden van een onevenredige belasting van het team WZI. Het bijgehouden overzicht van contactmomenten geldt hierbij als onderbouwing.
Met het doel een einde te maken aan deze onevenredige belasting hebben wij op 2 februari 2010 de maatregel opgelegd. Voor de duidelijkheid en wellicht ten overvloede merken wij op dat de maatregel enkel betrekking heeft op de communicatie tussen uw cliënten en de ambtenaren van het team WZI. Als uw cliënten met andere teams contact willen opnemen dan is dit in beginsel toegestaan. Mocht evenwel blijken dat van deze mogelijkheid misbruik gemaakt wordt zullen wij deze maatregel moeten heroverwegen.
Voor wat betreft het werk van [mevrouw [appellante sub 2.] in de adviesraad merken wij nog nadrukkelijk het volgende op. De secretaris van de Adviesraad Werk, Zorg en Inkomen is degene die namens de Adviesraad contact opneemt met een vaste contactpersoon van het team WZI. [mevrouw [appellante sub 2.] hoeft in haar functie als lid van de Adviesraad dus geen contact op te nemen met de ambtenaren van het team WZI of de portefeuillehouder en wordt als zodanig met de maatregel dus niet beperkt (…).”
4.4.1. Met grief 1 hebben [appellanten] c.s. aangevoerd dat, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, niet slechts de bijlagen bij het verweerschrift van de gemeente, maar, zoals door de voorzieningenrechter ter zitting is medegedeeld, ook het verweerschrift van de gemeente buiten beschouwing dient te worden laten.
4.4.2.Met grief 2 klagen [appellanten] c.s. erover dat de voorzieningenrechter de onder 4.4.1. genoemde, bijlagen ten onrechte niet buiten beschouwing heeft gelaten, maar de tot deze bijlagen behorende faxen als ingewikkeld en onduidelijk heeft beschouwd en de communicatiemaatregel in het licht daarvan een juiste en geschikte maatregel heeft geacht in afwachting van een definitief rechtelijk oordeel.
4.4.3.Met grief 3 richten [appellanten] c.s. zich tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat geen spoedeisend belang bestaat, daar geen sprake is van een volledig contactverbod en alleen de manier van het contact opnemen is gereguleerd.
4.4.4.Met grief 4 richten [appellanten] c.s. zich tegen de afwijzing van hun vorderingen.
4.5. Bij pleidooi gehouden op 15 maart 2012 voor dit hof hebben partijen de hierna opgenomen regeling waarvan proces-verbaal is opgemaakt getroffen:
Partijen verklaren ieder voor zich doch eensluidend:
Wij zijn ampel met elkaar te rade gegaan en hebben, uitsluitend om voor de komende periode een praktische oplossing van de problematiek te bereiken, en uiteraard onder voorbehoud van rechten over en weer, de navolgende voorlopige regeling getroffen:
1.Namens partijen zal aan een bij het maatschappelijk werk werkzame persoon worden gevraagd - [mevrouw [appellante sub 2.] zal daartoe het initiatief nemen - om te fungeren als contactpersoon tussen [partij [appellante sub 2.] enerzijds en de gemeente anderzijds.
2.De functie van de onder 1. bedoelde contactpersoon zal zijn dat hij of zij namens [partij [appellante sub 2.] indien nodig contact met de gemeente onderhoudt naar aanleiding van alle bij [partij [appellante sub 2.] gerezen vragen over zaken die tot de werkzaamheden van team WZI van de gemeente behoren. Dit contact kan op alle gebruikelijke wijzen plaatsvinden.
3.Ten aanzien van het indienen van aanvragen Bijzondere Bijstand zal [partij [appellante sub 2.] dit blijven doen op de thans gebruikelijke wijze, te weten door middel van de daarvoor toepasselijke aanvraagformulieren.
4.De gemeente zal zo spoedig mogelijk een bij haar werkzame contactpersoon aanwijzen, die op zijn/haar beurt contactpersoon van de onder sub 1 bedoelde contactpersoon zal zijn.
5.[partij [appellante sub 2.] zal, slechts indien nodig, met de onder sub 1 bedoelde contactpersoon éénmaal per week contact opnemen.
6.De hiervoor onder sub 1 tot en met 5 bedoelde regeling zal een looptijd hebben van drie maanden vanaf heden, dus eindigen op 15 juni 2012, met mogelijkheid tot verlenging met een nader overeen te komen termijn indien de uitvoering van de regeling beide partijen goed bevalt.
7.Voor alle duidelijkheid: indien de regeling onder sub 1 tot en met 5 partijen, dan wel één van hen niet bevalt, herleeft in beginsel de in rechte ter discussie staande maatregel, uiteraard behoudens de inhoud van de uitspraak in de bodemprocedure.
8.Wij verzoeken het Hof de zaak pro forma aan te houden tot dinsdag 26 juni 2012. Op deze datum zullen beide partijen een akte uitlating nemen. Indien dan aanleiding bestaat tot royement, zullen de advocaten dit Hof berichten en zal rolverwijzing volgen voor ambtshalve doorhaling onder compensatie van de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. Indien de regeling niet voldoende bevalt, kunnen partijen arrest vragen.
4.6.1.Naar aanleiding van deze regeling hebben [appellanten] c.s. op 15 maart 2012 contact opgenomen met de Stichting Vorkmeer (hierna: Vorkmeer), welke stichting in de gemeente Peel en Maas maatschappelijk werk verricht.
4.6.2.Op 26 maart 2012 heeft de heer [appellant sub 1.] zijn heup gebroken, op 27 maart 2012 is hij in het ziekenhuis te [vestigingsplaats] geopereerd en op 31 maart 2012 is hij uit het ziekenhuis ontslagen.
4.6.3.Bij brief van 27 maart 2012 heeft mr. [manager Vorkmeer] (manager Vorkmeer) aan [appellanten] c.s. ondermeer bericht:
“Omdat mij gebleken is dat u ook anderszins cliënt van Vorkmeer bent, wil ik zekerstellen dat de hier gevraagde intermediaire positie niet interfereert met deze cliëntrelatie. Tevens wil ik zekerstellen dat de gevraagde intermediaire positie niet interfereert met (de beleving van) onze subsidierelatie met de gemeente.
Wat dit laatste betreft heb ik dan ook gevraagd om een gesprek met de leiding van de afdeling WZI om deze positie zeker te stellen. Voorshands neem ik aan dat dit geen probleem zal opleveren gezien de handtekening van de heer [heer] onder het proces-verbaal.
Inmiddels is mij gebleken dat het gesprek met de leiding van de afdeling WZI op 16 april aanstaande kan plaatshebben (…).
4.6.4.Op 29 maart 2012 heeft de raadsman van [appellanten] c.s. bij b en w van de gemeente per e-mail een aanvraag bijzondere bijstand (voorschot) ingediend. De aanvraag betreft reis- en verblijfskosten voor [mevrouw [appellante sub 2.] in verband met het bezoek aan haar echtgenoot in het ziekenhuis in [vestigingsplaats].
4.6.5.Bij e-mail van 2 april 2012 heeft genoemde [manager Vorkmeer] (Vorkmeer) aan [teammanager WZI van de gemeente] teammanager WZI van de gemeente, onder meer bericht:
“(…) Tot die datum (16 april 2012, hof) van ons onderlinge overleg (…) neem ik op me dat ik acute vragen van mw. [appellante sub 2.] maar zelf even aan je doorspeel. Op deze wijze neem ik de vraag van het Gerechtshof serieus en wil ik zonder nadeel voor mw. [appellante sub 2.] de periode tot de 16de april overbruggen.
Op dit moment is er een acute vraag, overigens een vraag waar ook de advocaat van mw. [appellante sub 2.] reeds aandacht voor heeft gevraagd.
De vragen houden verband met een ongeluk en ziekenhuisopname van dhr. [appellant sub 1.] in [vestigingsplaats]. Mw. [appellante sub 2.] vraagt dienaangaande: 1 tegemoetkoming in de reiskosten ziekenhuisbezoek
(…). Verzoek is deze vragen op te pakken en me daarover te informeren, zodat ik het antwoord kan doorgeven.”
4.6.7 Bij e-mail d.d. 2 april 2012 heeft genoemde [teammanager WZI van de gemeente] aan [manager Vorkmeer] geantwoord:
“ (…) Aan de procedure om aanvragen te doen is niets veranderd. De mondelinge contacten worden (wel) gereguleerd via Vorkmeer.
We hebben al langer geleden met [mevrouw [appellante sub 2.] afgesproken dat aanvragen op een aanvraagformulier gedaan moeten worden en niet in brieven, en dat weet zij. Daarom sturen we nu een briefje met het verzoek om een aanvraagformulier (die ze blanco altijd in huis heeft) te gebruiken (en we geven een hersteltermijn) en dan nemen wij het in behandeling. Als ze daar vragen over heeft, kan ze die aan Vorkmeer stellen. (…).”
4.6.8. Bij brief van 3 april 2012 aan de Stichting Vorkmeer heeft de raadsman van [appellanten] c.s. de reis- en verblijfskosten van mw. [appellante sub 2.] in de periode 26 t/m 31 maart 2012 gespecificeerd.
4.6.9. Bij brief van 16 april 2012 heeft de Stichting Vorkmeer aan [appellanten] c.s. bevestigd dat zij de rol van intermediair op zich wil nemen.
4.6.10 Bij uitspraak van 30 mei 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond het verzoek van [appellanten] c.s. tot toewijzing van een voorlopige voorziening ten aanzien van de beslissing van de gemeente d.d. 5 april 2012 waarbij [appellanten] c.s. een termijn is gegeven om een aanvraag om bijzondere bijstand voor reiskosten, verblijfskosten en eigen bijdrage ziekenvervoer alsnog door middel van een (standaard) aanvraagformulier te doen en aan te vullen met bewijsstukken, afgewezen.
4.6.11 Op 19 april 2012 hebben [appellanten] c.s. de door hen met de gemeente op 15 maart 2012 getroffen voorlopige regeling opgezegd.
4.6.12 [appellanten] c.s. hebben bij akte uitlating als grond voor deze opzegging aangevoerd dat hen eerst eind maart 2012, dus na de bij pleidooi van 15 maart 2012 getroffen regeling, is gebleken dat ingevolge het Collegebesluit Beleidsregel Bijzondere Bijstand 2011 slechts is vereist dat een aanvraag voor bijzondere bijstand schriftelijk wordt ingediend. De gemeente houdt desondanks vast aan de voorwaarde dat gebruik wordt gemaakt van een aanvraagformulier, terwijl ook Vorkmeer bij brief d.d. 16 april 2012 te kennen heeft gegeven het proces-verbaal van de zitting van 15 december 2012 tot uitgangspunt te nemen.
4.6.13. De gemeente stelt in haar antwoordakte dat, alhoewel gebruik van de aanvraagformulieren niet in de Beleidsregel 2011 is opgenomen, dit wel vast beleid is binnen de gemeente en dat eenieder die aanvraag doet voor bijzondere bijstand het daarvoor voorgeschreven aanvraagformulier dient te gebruiken.
Voorts stelt de gemeente dat [appellanten] c.s. in ieder geval op 29 februari 2012 en daarmee vóór de op 15 maart 2012 getroffen regeling met het Collegebesluit Beleidsregel Bijzondere Bijstand 2011 bekend waren. Immers al bij conclusie van repliek d.d. 29 februari 2012, in de bodemprocedure naar aanleiding van de onderhavige communicatiemaatregel, wordt door [appellanten] c.s. naar genoemd Collegebesluit verwezen.
In het onderhavige geval zou het letterlijk navolgen van enkel het schriftelijkheidsvereiste, aldus de gemeente, leiden tot een terugkeer naar een onwerkbare situatie waarin de medewerkers van team WZI geconfronteerd worden met complexe faxen van [appellanten] c.s.
4.7.1. [appellanten] c.s. betogen onder meer dat de voorzieningenrechter, ondanks hun daartegen gemaakte bezwaar, zijn oordeel ten onrechte mede heeft gebaseerd op het eerst ter zitting door de gemeente overgelegde verweerschrift met bijlagen. Blijkens het bestreden vonnis hebben [appellanten] c.s. toen in ieder geval bezwaar gemaakt tegen het in het geding brengen van de bedoelde bijlagen en de gemeente weerspreekt niet dat [appellanten] c.s. toen ook bezwaar hebben gemaakt tegen het in het geding brengen van het bedoelde verweerschrift. Of de voorzieningenrechter op deze punten heeft gehandeld in strijd met de eisen van een goede procesorde behoeft echter geen bespreking. Het hoger beroep strekt immers tot een nieuwe behandeling van de zaak binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep en [appellanten] c.s. hebben zich in deze appelprocedure voldoende kunnen uitlaten over het bestreden vonnis en de daarin door de voorzieningenrechter gemotiveerd gegeven oordelen. Bovendien moet het hof als rechter in kort geding bezien of [appellanten] c.s. (nog steeds) voldoende spoedeisend belang hebben bij de inleidend gevorderde voorziening en wordt geoordeeld dat dit thans geen zodanig spoedeisende zaak is dat, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening wordt vereist. Met betrekking tot dit laatste overweegt het hof het navolgende.
4.7.2. Nog daargelaten dat het hof op zichzelf de overweging van de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep, dat de communicatiebeperking niet ook een volledig contactverbod inhoudt en dat de gemeente blijft reageren op alle klachten, bezwaren aanvragen e. d. van [appellanten] c.s., zodat de belangen van [appellanten] c.s. voorshands voldoende worden gewaarborgd en dus geen sprake is van een spoedeisend belang, ook thans onverminderd juist acht, geldt bovendien het volgende.
Partijen hebben op 15 maart 2012 ten overstaan van het hof een voorlopige regeling getroffen die op een evenwichtige wijze tegemoet komt aan de bezwaren die ieder van hen jegens de ander ervaart met betrekking tot de wijze van communicatie tussen partijen in verband met (aan)vragen van [appellanten] c.s. bij /aan de gemeente.
Nadat Vorkmeer, eerst voorlopig en op 16 april 2012 definitief, had bevestigd dat zij de rol van contactpersoon tussen partijen op zich wilde nemen, hebben [appellanten] c.s. op 19 april 2012 de voorlopige regeling opgezegd. Hoewel deze regeling ruimte biedt aan [appellanten] c.s. om deze voortijdig te beëindigen, zijn de door [appellanten] c.s. aangevoerde, in rechtsoverweging 4.6.12 genoemde, gronden voorshands niet goed te begrijpen, reeds omdat [appellanten] c.s. voorlopig met de gemeente uitdrukkelijk zijn overeengekomen (zie artikel 3van de voorlopige regeling) dat zij aanvragen bijzondere bijstand blijven doen door middel van de daarvoor toepasselijke aanvraagformulieren. Het hof laat hierbij de in r.o. 4.6.13 weergegeven stellingen van de gemeente in het midden, reeds omdat [appellanten] c.s. daarop processueel niet meer hebben kunnen reageren. Het hof wijst er wel op dat de principiële stelling van [appellanten] c.s. dat zij niet verplicht zijn om aanvragen bijzondere bijstand met bepaalde formulieren in te dienen, onderwerp van de aanhangige bodemprocedure behoort te zijn.
Wat hiervan verder zij, [appellanten] c.s. hebben nu op grond van artikel 7 van de voorlopige regeling bij (voortijdige) beëindiging de communicatiemaatregel herleeft, zelf de mogelijkheid tot contact met de gemeente anders dan op grond van die maatregel geblokkeerd.
Bij die stand van zaken kunnen [appellanten] c.s. er zich in ieder geval thans niet met vrucht op beroepen dat zij een spoedeisend belang hebben bij hun vordering in kort geding.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die meebrengen dat van [appellanten] c.s. niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemprocedure die, zo zij inmiddels niet reeds is gegeven, in elk geval spoedig te verwachten is, afwachten. Met het voorgaande is niet komen vast te staan dat [appellanten] c.s. thans een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorziening. In dit verband heeft de gemeente aangevoerd dat de bodemzaak op 24 oktober 2012 voor vonnis stond. Hoewel [appellanten] c.s. op deze mededeling van de gemeente nog niet hebben kunnen reageren, bestaat bij het hof geen reden om aan de juistheid hiervan te twijfelen, althans om te betwijfelen dat de beslissing in de bodemprocedure - zo die nog niet bekend mocht zijn - in ieder geval aanstaande is.
Grief 3 faalt.
4.7.4. Bij bespreking van de overige grieven hebben [appellanten] c.s. geen afzonderlijk belang. Om deze rede en omdat het kortgeding-kader zich daartoe niet leent, gaat het hof aan de bewijsaanbiedingen voorbij.
4.7.6. Het hof ziet geen aanleiding tot voortzetting pleidooi dan wel comparitie van partijen en wijst het daartoe strekkend verzoek van [appellanten] c.s. af en zal het vonnis van de voorzieningenrechter met aanvulling van gronden bekrachtigen.
4.7.7. Het hof zal [appellanten] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
4.7.8. De raadsheer, C.J.M.A. Govers, mede ten overstaan van wie partijen pleidooi hebben gehouden, is niet meer verbonden aan dit hof en kan daarom dit arrest niet meewijzen.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Roermond in kort geding van 23 september 2010;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van de gemeente worden begroot op € 640,00 aan verschotten en op € 3.129,00 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.Th. Gründemann, M.G.W.M. Stienissen en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 december 2012.