4.1.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
Op 20 september 2006 is appellant 1, [appellant sub 1.] (hierna: [appellant sub 1.]), op eigen verzoek in staat van faillissement verklaard. De curator is toen in zijn hoedanigheid benoemd.
Tot de failliete boedel behoort de woning van [appellant sub 1.] aan de [perceel] te [woonplaats]. Deze woning is niet belast met een hypotheekrecht. [appellant sub 1.] woont hier met zijn vrouw [appellante sub 2.] (appellant 2 ) en zijn zoon [appellant sub 3.] (appellant 3).
4.1.2.Op 28 november 2007 heeft de curator van de rechter-commissaris toestemming gekregen om de woning te verkopen. De curator wilde de woning in onbewoonde staat onderhands verkopen om op die manier een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen. Hij heeft aan [appellant sub 1.] de mogelijkheid gegeven om zelf met een koper te komen die de woning in bewoonde staat zou willen kopen, zodat [appellanten] c.s. de woning niet zouden hoeven te ontruimen. [appellant sub 1.] heeft zelf geen koper aangedragen.
4.1.3.De Belastingdienst heeft in het faillissement van [appellant sub 1.] een preferente vordering ingediend van € 2.284,720,--. Als voorschot is hierop door de curator tussentijds een bedrag van € 1 miljoen voldaan, zodat nog een preferente fiscale vordering van bijna € 1,3 miljoen resteert. Uit het tussentijds financieel verslag van de curator van 15 maart 2012 blijkt dat daarnaast nog een concurrente fiscale vordering van ongeveer € 370.000,-- is ingediend. De overige vorderingen in het faillissement bedragen ongeveer € 2.500,-- preferent en € 25.000,-- concurrent. Het saldo van de boedelrekening was op 27 maart 2012 ongeveer € 100.000,--. (prods 2 en 3 mva).
4.1.4.[appellant sub 1.] heeft de vordering van de fiscus steeds betwist. Een van zijn belangrijkste punten was in dit verband dat hij niet over zijn volledige administratie beschikte door toedoen van de fiscus zelf, en hij daarom de opgelegde boetes en aanslagen niet kon betwisten. Door te handelen zoals hij doet, gedraagt de fiscus zich onrechtmatig tegenover hem, aldus [appellant sub 1.].
4.1.5.De curator heeft op 24 januari 2008 aan de advocaat van [appellant sub 1.] onder meer geschreven: “Voorts bericht ik u nogmaals (..) dat u geen toestemming van de curator nodig heeft om een procedure jegens de belastingdienst te entameren, zolang die vordering, kort gezegd, de boedel niet raakt. (..) U gaf aan dat de procedure die u namens de gefailleerde tegen de belastingdienst wenst te voeren, gericht is op het reduceren van de vordering van de fiscus. Mijns inziens staat het de gefailleerde vrij om zonder toestemming van de curator een dergelijke procedure buiten bezwaar van de boedel te voeren. (..) De kosten zullen derhalve door een derde moeten worden gefinancierd.” (prod. 3 mvg).
4.1.6.De curator heeft op 27 januari 2009, met toestemming van de rechter-commissaris, aan [Financiële Dienstverlening] Financiële Dienstverlening opdracht gegeven om een onderbouwing te geven van de stelling van [appellant sub 1.] dat de opgelegde belastingaanslagen onjuist zijn (prod. 7 mvg). Op 18 februari 2009 heeft [medewerker van Financiële Dienstverlening] van [Financiële Dienstverlening] het (door [belastingadviseurs] belastingadviseurs) opgestelde verslag aan de curator gezonden. De conclusie van dit verslag luidt: “(..) dat de totale belastingschuld naar mijn stellige overtuiging met minimaal € 548.016 dient te worden verminderd. Bij een gedegen controle is het niet onaannemelijk dat genoemd bedrag hoger zal uitvallen, mede doordat een gedeelte van de administratie nog steeds zoek is (..)” (prod. 8 mvg).
4.1.7.Op 20 maart 2009 heeft de rechtbank ‘s-Hertogenbosch in een beschikking naar aanleiding van een door [appellant sub 1.] ingediend beroepschrift ex art. 67 lid 1 Fw het navolgende overwogen en beslist:
“2.4. Anders dan namens [appellant sub 1.] in hoger beroep is gesteld, is de rechtbank uit het faillissementsdossier niet gebleken van een toezegging van de curator aan (..) [appellant sub 1.], inhoudende dat door [appellant sub 1.] namens de curator een procedure tegen de Staat der Nederlanden mocht worden gestart. Uit de stukken blijkt slechts dat de curator heeft aangegeven dat [appellant sub 1.] zelf, buiten bezwaar van de boedel, een procedure mag starten jegens de belastingdienst. (..)
2.5. (..) Dus ook op dit moment ontbreekt nog de gewenste duidelijkheid over de vraag of verantwoord namens de boedel kan worden geprocedeerd tegen de Staat der Nederlanden. Het inmiddels door de curator in overleg met de rechter-commissaris bij Hertoghs Advocaten te Breda neergelegde onderzoek, om zowel wat betreft de materialiteit van de aanslagen als wat betreft de procesmogelijkheden en –kansen een second-opinion te geven, zal naar verwachting die gewenste duidelijkheid wel binnen afzienbare tijd verschaffen.(..)” (prod. 4 mva).
4.1.8.Op 18 september 2009 is het rapport van Hertoghs gereedgekomen. De conclusie van dit rapport is dat fiscale en/of bestuursrechtelijke rechtsmiddelen om met enige kans van slagen de vermindering van de materiële belastingschuld met tenminste een bedrag van € 548.016,-- te effectueren, per mei 2009 niet langer aanwezig zijn. In het verleden zijn er voldoende aanknopingspunten geweest (onderstr. Hertoghs) om de aan [appellant sub 1.] opgelegde fiscale boete van € 400.000,-- deels met enige kans op succes te betwisten. Voor het deel dat ziet op de correcties is dat echter niet het geval, aldus Hertoghs. Per mei 2009 zijn die rechtsmiddelen niet meer aanwezig. Hertoghs acht de succeskans van een nieuw verzoek van [appellant sub 1.] om ambtshalve vermindering niet hoog gelet op de historie van de onderlinge verhoudingen en schrijft dat een vordering bij de civiele rechter op grond van onrechtmatige daad weinig kansvol is omdat de geëigende bestuursrechtelijke rechtsmiddelen ongebruikt zijn gebleven (prod. 12 mvg).
4.1.9.[appellant sub 1.] heeft op 15 augustus 2011 een bezwaarschrift bij de belastingdienst ingediend waarin hij verzoekt de ambtshalve opgelegde aanslagen te herzien (prod. 24 mvg). Dit bezwaarschrift is door de belastingdienst op 1 september 2011 ongegrond verklaard (prod. 8 mva). Op 24 augustus 2012 heeft de rechtbank Breda het beroep van [appellant sub 1.] tegen de beslissingen van de belastingdienst van 1 september 2011 niet-ontvankelijk verklaard omdat tegen de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering geen beroep open staat bij de belastingrechter. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de inspecteur ter zitting heeft toegezegd met [appellant sub 1.] in gesprek ter gaan over de hoogte van de opgelegde boetes (prod. 31 bij pleidooi).
4.1.10.Op 6 juli 2001 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch in een (deel)vonnis, gewezen tussen [appellant sub 1.] en een zekere [X.], wonende in Suriname, aan [appellant sub 1.] een bedrag van (omgerekend) ruim € 425.000,-- toegewezen. De advocaat van [appellant sub 1.] heeft dit vonnis op 3 februari 2012 (nogmaals) aan de curator gezonden (prod. 28 bij pleidooi).
4.1.11.Op 1 augustus 2012 heeft de curator aan de advocaat van [appellant sub 1.] geschreven dat de rechter-commissaris hem machtiging heeft verleend de woning van [appellant sub 1.] te verkopen aan de heer [koper perceel]: “Gelijktijdig aan de oplossing van een discussie over onroerend goed in Spanje (Mallorca) leidt deze transactie tot een opbrengst voor de boedel van € 487.500,-- (..). Indien deze transactie conform afspraak wordt geëffectueerd zou dat betekenen dat ik als curator geen gebruik hoef te maken van het recht ontruiming van de woning af te dwingen.” (prod. 26 bij pleidooi).
4.1.12.[appellanten] c.s. hebben niet meegewerkt aan de ontruiming van de woning te [woonplaats].