ECLI:NL:GHSHE:2012:BY6926

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000548-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van een strafzaak naar de rechtbank na onterecht afdoen zonder aanwezigheid verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda, dat op 19 januari 2012 was gewezen. De verdachte was veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking en kreeg een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Tevens was er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verzocht om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, omdat de zaak op 19 januari 2012 buiten aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman was afgedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de inleidende dagvaarding op 25 november 2011 aan de verdachte was uitgereikt en dat de raadsman op diezelfde dag had verzocht om aanhouding van de zaak wegens verhindering. De procesplanner van de rechtbank had de raadsman laten weten dat zijn verzoek was doorgezonden voor het bepalen van een nieuwe zittingsdatum.

Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn raadsman erop mochten vertrouwen dat de zaak niet op 19 januari 2012 zou worden behandeld. Gezien deze omstandigheden heeft het hof, in overeenstemming met artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, besloten het vonnis te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Breda voor een nieuwe behandeling op de bestaande dagvaarding. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman tijdens de rechtszitting en de noodzaak voor een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-000548-12
Uitspraak : 11 december 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 19 januari 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-243345-11 tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [adres en woonplaats].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte terzake van - kort gezegd - verduistering in dienstbetrekking veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De rechtbank heeft voorts een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de rechtbank Breda.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof heeft omtrent de behandeling van de zaak in eerste aanleg het volgende vastgesteld.
De inleidende dagvaarding voor de terechtzitting van de politierechter op 19 januari 2012 is op 25 november 2011 aan verdachte in persoon uitgereikt.
Bij brief van 25 november 2011, gericht aan de strafgriffie van de rechtbank Breda, heeft de raadsman van verdachte verzocht om op 19 januari 2012 het onderzoek ter terechtzitting aanstonds te schorsen en de behandeling van de zaak aan te houden, wegens verhindering van de raadsman zelf.
Bij e-mail van 28 november 2011 heeft de heer Anemaat, procesplanner van de Rechtbank Breda, aan de raadsman bericht dat zijn brief aan het arrondissementsparket is doorgezonden, teneinde een andere zittingsdatum te bepalen.
Op 19 januari 2012 is de zaak tegen verdachte buiten aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman toch behandeld en afgedaan.
Het proces-verbaal van het onderzoek op die terechtzitting houdt niets in waaruit kan worden afgeleid dat het aanhoudingsverzoek de rechter bekend was.
Ter terechtzitting van het hof van 11 december 2012 heeft de raadsman, zoals hij reeds had aangekondigd in zijn appelschriftuur van 24 februari 2012, namens verdachte verzocht om de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg, zodat verdachte de mogelijkheid zou krijgen om zijn zaak, bijgestaan door zijn raadsman, door twee feitelijke instanties te laten beoordelen.
Het hof is van oordeel dat, hoewel een procesplanner, niet zijnde een rechter, niet de bevoegde autoriteit is om op een verzoek tot aanhouding te beslissen, onder de gegeven omstandigheden de verdachte en diens raadsman erop mochten vertrouwen, dat de zaak tegen verdachte niet op 19 januari 2012, maar op een nader te bepalen datum zou worden berecht en afgedaan.
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof, overeenkomstig de ratio van artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en desverzocht door de verdachte, dat de zaak - met vernietiging van het vonnis - moet worden teruggewezen naar de eerste rechter, teneinde op de bestaande dagvaarding te worden berecht en afgedaan.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Breda, teneinde op de bestaande dagvaarding opnieuw te worden berecht en afgedaan
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter,
mr. J. Huurman-van Asten en mr. J.M. Reijntjes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 11 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.