Sector strafrecht
Parketnummer : 20-002218-12
Uitspraak : 21 december 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 juni 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-825635-11 tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [datum in 1976],
wonende te [adres].
Bij het beroepen vonnis is de verdachte ter zake van - kort gezegd - (feit 1) feitelijke aanranding van de eerbaarheid van drie slachtoffers en (feit 2) het verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Voorts is beslist over schadevergoeding aan een benadeelde partij en over het beslag.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Aan de verdachte is onder 1 feitelijke aanranding van de eerbaarheid van vier slachtoffers ten laste gelegd, te weten van [A], [B], [C] en [D].
Met de advocaat-generaal en de verdediging verstaat het hof de tenlastelegging aldus, dat ten aanzien van de vier genoemde slachtoffers sprake is van afzonderlijke (cumulatief ten laste gelegde) feiten.
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit betrekking heeft op [D]. De aanrandingen van [A], [B] en [C] zijn door de rechtbank bewezen verklaard.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep moet het hoger beroep van de verdachte worden begrepen als uitdrukkelijk niet te zijn gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover betrekking hebbend op [D].
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist, heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2012, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 20 maart 2012 en 6 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende,
- het ten laste gelegde onder 1 (ten aanzien van [A], [B] en [C]) en onder 2 bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod en een behandelverplichting, waarbij het hof zal bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
- de in beslag genomen gegevensdragers zal onttrekken aan het verkeer voor zover daarop kinderporno is aangetroffen;
- de vordering van de benadeelde partij [B] zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouwe heeft partiële vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit. Zij heeft voorts verweer gevoerd tegen de in eerste aanleg opgelegde straf en tegen de onttrekking aan het verkeer van één van de in beslag genomen computers.
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging (feit 2) en daarmee de grondslag van het onderzoek is gewijzigd.
Anders dan de rechtbank komt het hof bovendien niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op [C].
Het vonnis zal voorts worden vernietigd omdat de rechtbank zowel ten aanzien van het onder 1 als ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, ook wat betreft sommige onderdelen van het ten laste gelegde waarvan de raadsvrouwe in eerste aanleg vrijspraak heeft bepleit.
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde en na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 augustus 2007 tot en met 8 augustus 2011 te Helmond en/of Eindhoven en/of Veldhoven en/of Uden en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [A] (geboren [datum in 1998]) en/of [B] (geboren op [datum in 1993]) en/of [C] (geboren op [datum in 1997]) (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het (voor een webcam)
- meermalen, althans eenmaal, laten tonen van de ontblote borsten en/of billen en/of
- meermalen, althans eenmaal, laten tonen van de ontblote vagina en/of
- meermalen, althans eenmaal, laten uiteen trekken/open trekken van de schaamlippen en/of
- meermalen, althans eenmaal, zichzelf laten vingeren en/of
- meermalen, althans eenmaal, zichzelf met een pen en/of een mascararoller, althans een voorwerp, laten penetreren en/of
- meermalen, althans eenmaal, laten betasten van de (ontblote) vagina
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit
- het zich voordoen als (18-jarige) [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of het toezenden van foto's en/of films van blote borsten en/of een ontblote vagina en/of
- het meermalen, althans eenmaal, door verdachte (via email en/of MSN en/of chatberichten) dreigen om aan hem (via email/MSN) verstrekte en/of door hem (via de chat) gemaakte seksueel getinte foto('s) en/of afbeelding(en) en/of filmpje(s) van genoemde [A] en/of [B] en/of [C] te openbaren en/of te verspreiden (door deze op het internet/Limewire te plaatsen en/of aan vrienden/vriendinnen/bekenden te sturen) en/of
- daadwerkelijk overgaan tot het sturen van voornoemde foto('s) en/of afbeelding(en) en/of filmpje(s) naar vrienden/vriendinnen/bekenden en/of
- het meermalen, althans eenmaal, genoemde [A] en/of [B] en/of [C] (via email/MSN/chatberichten) dreigend toevoegen van de woorden: "Dan ga ik dingen doen die je niet fijn zal vinden" en/of "Dan kom ik naar je huis" en/of "Dan kom ik je opzoeken" en/of "Je moet luisteren en anders kom ik alsnog naar je toe", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het met gebruikmaking van zijn psychische overwicht op genoemde [A] en/of [B] en/of [C] een situatie doen ontstaan waaraan zij zich niet kon(den) onttrekken en waar zij zich niet tegen kon(den) verzetten;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 augustus 2007 tot en met 8 augustus 2011 te Eindhoven en/of Veldhoven en/of Helmond en/of Uden en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) eenmaal of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen,
te weten een of meer computer(s) en/of (losse) harde schijf(ven) met daarop een of meer (354) (webcam)film(s), althans een grote hoeveelheid films, en/of (803) afbeelding(en), althans een grote hoeveelheid afbeeldingen, te weten (digitale) afbeeldingen/foto’s/(webcam)films van een of meer (naakte en/of deels naakte) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt en die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf en/of een of meer andere perso(o)n(en) verrichten en/of laten verrichten, en/of die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat hun (ontblote) geslachtsdelen nadrukkelijk en/of uitdagend in beeld zijn gebracht, en/of die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat dit kennelijk (mede) is bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken, en/of bestaande die seksuele gedraging(en) (telkens) onder meer uit:
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 14 tot 17 jaren oud, welk meisje een fototoestel in haar handen heeft en ogenschijnlijk middels een spiegel van zichzelf een foto maakt. Het meisje houdt haar rechterhand voor haar vulva en haar borsten zijn nadrukkelijk in beeld gebracht (afbeelding 1) en/of
- een meisje in de kennelijke leeftijd van 4 tot 7 jaren oud, welk meisje op haar rug ligt en een ontbloot onderlijf heeft en haar benen gespreid heeft. Op haar vulva ligt ogenschijnlijk sperma (afbeelding 2) en/of
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 14 tot 16 jaren oud, welk meisje op een stoel zit en waarvan haar vulva en beginnende borsten nadrukkelijk in beeld zijn gebracht (afbeelding 3) en/of
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 11 tot 14 jaren oud zittend in een bad, welk meisje van bovenaf is gefotografeerd, ogenschijnlijk door haarzelf. De vulva en de beginnende borsten van het meisje zijn in beeld gebracht (afbeelding 4) en/of
- twee meisjes in de kennelijke leeftijd van 16 tot 18 jaar. Een meisje zit met ontbloot onderlichaam op bed en heeft haar benen gespreid. Het andere meisje zit met haar hoofd tussen de benen van het eerste meisje en likt dit meisje ogenschijnlijk aan haar vagina (afbeelding 7) en/of
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 10 tot 13 jaar zit voorovergebogen over het lichaam van een volwassen man. Het meisje heeft de stijve penis van de man in haar mond genomen (afbeelding 10) en/of
- een webcamfilm van een meisje in de kennelijke leeftijd van 12 tot 14 jaren oud. Het meisje staat voor de webcam en is gekleed in een rode BH en blauwe joggingbroek. Het meisje trekt haar BH naar beneden waardoor haar borsten in beeld worden gebracht. Vervolgens doet het meisje haar broek naar beneden en steekt ogenschijnlijk een pen in haar vagina ([naam].avi) en/of
- een webcamfilm van (hetzelfde) meisje. Het meisje zit gekleed op een bed. Op een gegeven moment loopt ze uit beeld en komt vervolgens enkele seconden later terug. Het meisje trekt vervolgens haar broek naar beneden. Het meisje heeft, ogenschijnlijk, een pen in haar vagina gestoken en beweegt de pen met haar hand op en neer. Vervolgens duwt ze de pen ver in haar vagina en trekt haar broek weer omhoog ([naam].avi) en/of
- een webcamfilm waarop te zien is hoe een meisje in de kennelijke leeftijd van 14 tot 16 jaren oud voor de webcam gaat staan. Het meisje draagt een wit jurkje en trekt vervolgens haar jurkje wat omhoog. Vervolgens is te zien dat het meisje haar slip naar beneden doet waardoor haar vagina in beeld wordt gebracht. Het meisje wrijft vervolgens voor korte duur met een vinger tussen haar schaamlippen ([naam].avi) en/of
- een webcamfilm van een meisje in de kennelijke leeftijd van 13 tot 15 jaar oud. Ze gaat op bed liggen en spreidt haar benen. Zij brengt de achterkant van een haarborstel in haar vagina en maakt op- en neergaande bewegingen ([naam].avi) en/of
- een webcamfilm van een meisje in de kennelijke leeftijd van 12 tot 14 jaren oud, welk meisje haar shirt omhoog brengt en vervolgens haar beginnende borsten voor de webcan laat zien ([naam].avi),
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) en/of film(s) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
(telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via de computer en/of via MSN en/of via chat(berichten) en/of via email, de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde periode. Daartoe is - kort gezegd - aangevoerd dat niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode sprake is geweest van dwang door de verdachte. De raadsvrouwe heeft bepleit dat ten aanzien van het slachtoffer [B] in de bewezenverklaring zal worden uitgegaan van de periode vanaf midden/eind 2010. Ten aanzien van [A] en [C] heeft de raadsvrouwe zich gerefereerd aan het oordeel van het hof wat betreft de bewezen te verklaren periode.
B.
Voorts heeft de raadsvrouwe vrijspraak bepleit van de (dreiging met) feitelijkheden, voor zover inhoudende het dreigend toevoegen van de woorden: "Dan ga ik dingen doen die je niet fijn zal vinden" en/of "Dan kom ik naar je huis" en/of "Dan kom ik je opzoeken" en/of "Je moet luisteren en anders kom ik alsnog naar je toe". Daartoe is aangevoerd dat voor het bewijs van dit onderdeel van de tenlastelegging slechts de verklaring van [A] voorhanden is en dat steunbewijs ontbreekt.
Het hof overweegt als volgt.
ad A.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte via internet contact heeft gezocht en onderhouden met de minderjarige meisjes [A], [B] en [C]. In die contacten deed de verdachte zich voor als een (18-jarig) meisje. Hij bediende zich van de namen [naam], [naam] en [naam].
Met gebruikmaking van de door hem aangenomen valse hoedanigheden heeft hij [A], [B] en [C] bewogen tot het voor de webcam plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte maakte daarbij gebruik van misleiding. De aangeefsters wisten immers niet dat zij in werkelijkheid contact hadden met een man van ongeveer 35 jaar. Aannemelijk is dat zij de ontuchtige handelingen niet hadden gepleegd indien zij wisten dat zij met de verdachte contact hadden. Door die misleiding is de verdachte in het bezit gekomen van foto’s en filmpjes van de genoemde meisjes waarop te zien is dat zij ontuchtige handelingen verrichten.
Op enig moment in de ten laste gelegde periode is de verdachte [A], [B] en [C] gaan bedreigen. Dit bestond (onder meer) uit het dreigen om, indien zij niet de door hem opgedragen ontuchtige handelingen zouden verrichten, de foto’s en filmpjes op internet te zetten of die aan vrienden, vriendinnen en bekenden van de meisjes te sturen.
Het hof onderscheidt aldus in de tijd twee fasen: die waarin de verdachte gebruik heeft gemaakt van misleiding en die waarin de verdachte bovendien gebruik heeft gemaakt van dwang.
De tenlastelegging onder 1 is toegesneden op het misdrijf van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Niet is gebleken dat er in de onderhavige zaak sprake is geweest van (bedreiging met) geweld. Uit het dossier blijkt wel van (bedreiging met) andere feitelijkheden dan geweld.
Van door (bedreiging met) een feitelijkheid dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 Sr kan slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft gepleegd (vgl. HR 2 juni 2009, LJN BH5725, rov. 2.5).
Naar het oordeel van het hof brengt de omstandigheid dat een vrijwillig genomen besluit om ontuchtige handelingen te plegen tot stand is gekomen door misleiding, in die zin dat degene die de handelingen heeft verricht door toedoen van de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij of zij contact had met een ander dan de verdachte, niet met zich dat die handelingen als tegen zijn of haar wil gepleegd kunnen worden beschouwd. Daarmee zou het begrip “dwingen” in artikel 246 Sr te veel worden opgerekt. Dit geldt te meer nu artikel 248a Sr specifiek voorziet in een op misleiding toegesneden delictsomschrijving: “Hij die door (…) misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen te plegen (…), wordt gestraft met (…)”.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de gedragingen van de verdachte in de bedoelde eerste fase, de fase van misleiding, geen “dwingen” als bedoeld in artikel 246 Sr opleveren.
Het hof zal de verdachte daarom partieel vrijspreken van de ten laste gelegde periode. Mede gelet op de verklaring van [B] (pag. 214-215) komt het hof tot een bewezen verklaarde periode vanaf 1 juni 2010. In zoverre slaagt het verweer van de raadsvrouwe.
Ten aanzien van de bedoelde tweede fase, de fase van dwang, overweegt ambtshalve het volgende.
Ten laste gelegd is dat de verdachte [A], [B] en [C] - voor zover hier relevant - door (bedreiging met) feitelijkheden heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen. Dit verwijt - het voltooide delict van artikel 246 Sr - houdt in dat de door de verdachte toegepaste dwang daadwerkelijk heeft geleid tot het plegen van dergelijke handelingen.
Het hof heeft uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kunnen afleiden dat de door de verdachte jegens [C] uitgeoefende dwang daadwerkelijk heeft geleid tot het door haar plegen van ontuchtige handelingen.
Uit het dossier blijkt van twee concrete momenten waarop de verdachte [C] heeft bedreigd met het op internet zetten of het verzenden aan vrienden en vriendinnen van filmpjes van haar, indien zij zichzelf niet voor de webcam toont of foto’s van haar vagina maakt. Het gaat daarbij om chatgesprekken van [C] met “[naam]” op 16 februari 2011 (pag. 321) en met “[naam]” op 1 mei 2011 (pag. 303).
Blijkens de weergaven van die chatgesprekken in het dossier reageert [C] op 16 februari 2011 niet op een uitnodiging tot het starten van een videogesprek en dreigt zij “Femke” aan te geven. Op 1 mei 2011 reageert [C] op de opdracht van “[naam]” om foto’s van haar vagina te maken met “nee die is privee”. In reactie op de opdracht om haar webcam aan te zetten schrijft zij tweemaal dat haar webcam kapot is. In beide gevallen is niet gebleken dat de door de verdachte geuite bedreigingen ertoe hebben geleid dat [C] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Uit de verklaring van [C] bij de politie over door “[naam]” geuite bedreigingen (pag. 204-205) kan evenmin volgen dat zij als gevolg van die bedreigingen ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Nu er geen bewijs voorhanden is dat de ontuchtige handelingen die [C] blijkens het dossier heeft gepleegd het gevolg zijn van door de verdachte uitgeoefende dwang, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit betrekking heeft op [C].
ad B.
Anders dan door de raadsvrouwe is betoogd, acht het hof bewezen dat de verdachte [A] heeft bedreigd met de in de tenlastelegging genoemde bewoordingen. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [A] op dit punt. Hieraan doet niet af dat die bewoordingen niet voorkomen in de in het dossier aanwezige chatgesprekken, aangezien niet vaststaat dat alle tussen de verdachte en [A] gevoerde chatgesprekken in het dossier zijn opgenomen.
Voor zover de raadsvrouwe een beroep heeft willen doen op de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, verwerpt het hof het verweer omdat dit artikellid de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij van één van de in zijn woning aangetroffen harde schijven niet wist dat daarop kinderpornografisch materiaal stond. Hij heeft verklaard dat hij de betreffende harde schijf van een ex-collega heeft gekregen, daarvan voor die ex-collega een back-up heeft gemaakt op een cd en dat de verdachte vervolgens de harde schijf mocht houden. Hij heeft die vervolgens op zolder gelegd en er nooit meer naar gekeken, aldus de verdachte.
Het hof stelt voorop dat het in bezit hebben van een afbeelding of een gegevensdrager bevattende een afbeelding, zoals bedoeld in artikel 240b Sr, slechts strafbaar is indien sprake is van opzet (HR 28 februari 2006, LJN AU9104, rov. 4.3).
Het hof overweegt dat de verdachte de door hem geschetste gang van zaken nauwelijks heeft geconcretiseerd. Zo heeft hij de naam van de betreffende ex-collega niet genoemd, noch heeft hij beschreven hoe het maken van de back-up zou hebben plaatsgevonden zonder dat de verdachte heeft opgemerkt dat er kinderpornografisch materiaal op de harde schijf stond.
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de lezing van de verdachte betrekt het hof voorts dat vaststaat dat de verdachte bewust kinderpornografisch materiaal op andere gegevensdragers in zijn bezit heeft gehad. Hieruit volgt dat de verdachte belangstelling had voor dergelijk materiaal. Het opzettelijke bezit van kinderporno op de door de verdachte bedoelde harde schijf past derhalve in het beeld van de verdachte zoals dat uit het dossier naar voren komt.
Op grond van het voorgaande acht het hof de lezing van de verdachte, inhoudende dat de harde schijf van een ex-collega afkomstig is en dat de verdachte niet wist dat daarop kinderporno stond, niet geloofwaardig.
Het hof acht bewezen dat de verdachte ook de betreffende harde schijf met kinderpornografisch materiaal opzettelijk in zijn bezit heeft gehad.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 juni 2010 tot en met 8 augustus 2011 te Helmond en/of Eindhoven en/of Uden meermalen (telkens) door bedreiging met andere feitelijkheden dan geweld [A] (geboren [datum in 1998]) en [B] (geboren op [datum in 1993]) (telkens) heeft gedwongen tot het plegen van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (voor een webcam)
- tonen van de ontblote borsten en/of
- tonen van de ontblote vagina en/of
- uiteen trekken/open trekken van de schaamlippen en/of
- zichzelf vingeren en/of
- betasten van de (ontblote) vagina
en bestaande die feitelijkheden uit
- het zich voordoen als (18-jarige) Wendy en/of Lindsy en/of Femke en/of het toezenden van foto's en/of films van blote borsten en/of een ontblote vagina en
- het door verdachte (via email en/of MSN en/of chatberichten) dreigen om aan hem (via email/MSN) verstrekte en/of door hem (via de chat) gemaakte seksueel getinte foto('s) en/of afbeelding(en) en/of filmpje(s) van genoemde [A] en/of [B] en/of [C] te openbaren en/of te verspreiden (door deze op het internet/Limewire te plaatsen en/of aan vrienden/vriendinnen/bekenden te sturen) en
- daadwerkelijk overgaan tot het sturen van voornoemde foto('s) en/of afbeelding(en) en/of filmpje(s) naar vrienden/vriendinnen/bekenden en/of
- het genoemde [A] (via email/MSN/chatberichten) dreigend toevoegen van de woorden: "Dan ga ik dingen doen die je niet fijn zal vinden" en/of "Dan kom ik naar je huis" en/of "Dan kom ik je opzoeken" en/of "Je moet luisteren en anders kom ik alsnog naar je toe", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het met gebruikmaking van zijn psychische overwicht op genoemde [A] en [B] een situatie doen ontstaan waaraan zij zich niet konden onttrekken en waar zij zich niet tegen konden verzetten;
2.
hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 8 augustus 2011 te Helmond meermalen
een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen,
te weten computers en losse harde schijven met daarop (354) (webcam)films en (803) afbeeldingen, te weten digitale afbeeldingen/foto’s/(webcam)films van een of meer (naakte en/of deels naakte) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt en die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf en/of een of meer andere perso(o)n(en) verrichten en/of laten verrichten, en/of die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat hun ontblote geslachtsdelen nadrukkelijk en/of uitdagend in beeld zijn gebracht, en/of die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat dit kennelijk (mede) is bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken, en bestaande die seksuele gedragingen onder meer uit:
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 14 tot 17 jaren oud, welk meisje een fototoestel in haar handen heeft en ogenschijnlijk middels een spiegel van zichzelf een foto maakt. Het meisje houdt haar rechterhand voor haar vulva en haar borsten zijn nadrukkelijk in beeld gebracht (afbeelding 1) en
- een meisje in de kennelijke leeftijd van 4 tot 7 jaren oud, welk meisje op haar rug ligt en een ontbloot onderlijf heeft en haar benen gespreid heeft. Op haar vulva ligt ogenschijnlijk sperma (afbeelding 2) en
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 14 tot 16 jaren oud, welk meisje op een stoel zit en waarvan haar vulva en beginnende borsten nadrukkelijk in beeld zijn gebracht (afbeelding 3) en
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 11 tot 14 jaren oud zittend in een bad, welk meisje van bovenaf is gefotografeerd, ogenschijnlijk door haarzelf. De vulva en de beginnende borsten van het meisje zijn in beeld gebracht (afbeelding 4) en
- twee meisjes in de kennelijke leeftijd van 16 tot 18 jaar. Een meisje zit met ontbloot onderlichaam op bed en heeft haar benen gespreid. Het andere meisje zit met haar hoofd tussen de benen van het eerste meisje en likt dit meisje ogenschijnlijk aan haar vagina (afbeelding 7) en
- een naakt meisje in de kennelijke leeftijd van 10 tot 13 jaar zit voorovergebogen over het lichaam van een volwassen man. Het meisje heeft de stijve penis van de man in haar mond genomen (afbeelding 10) en
- een webcamfilm van een meisje in de kennelijke leeftijd van 12 tot 14 jaren oud. Het meisje staat voor de webcam en is gekleed in een rode BH en blauwe joggingbroek. Het meisje trekt haar BH naar beneden waardoor haar borsten in beeld worden gebracht. Vervolgens doet het meisje haar broek naar beneden en steekt ogenschijnlijk een pen in haar vagina ([naam].avi) en
- een webcamfilm van (hetzelfde) meisje. Het meisje zit gekleed op een bed. Op een gegeven moment loopt ze uit beeld en komt vervolgens enkele seconden later terug. Het meisje trekt vervolgens haar broek naar beneden. Het meisje heeft, ogenschijnlijk, een pen in haar vagina gestoken en beweegt de pen met haar hand op en neer. Vervolgens duwt ze de pen ver in haar vagina en trekt haar broek weer omhoog ([naam].avi) en
- een webcamfilm waarop te zien is hoe een meisje in de kennelijke leeftijd van 14 tot 16 jaren oud voor de webcam gaat staan. Het meisje draagt een wit jurkje en trekt vervolgens haar jurkje wat omhoog. Vervolgens is te zien dat het meisje haar slip naar beneden doet waardoor haar vagina in beeld wordt gebracht. Het meisje wrijft vervolgens voor korte duur met een vinger tussen haar schaamlippen ([naam].avi) en
- een webcamfilm van een meisje in de kennelijke leeftijd van 13 tot 15 jaar oud. Ze gaat op bed liggen en spreidt haar benen. Zij brengt de achterkant van een haarborstel in haar vagina en maakt op- en neergaande bewegingen ([naam].avi) en
- een webcamfilm van een meisje in de kennelijke leeftijd van 12 tot 14 jaren oud, welk meisje haar shirt omhoog brengt en vervolgens haar beginnende borsten voor de webcan laat zien ([naam].avi),
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen en/of films telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
telkens heeft verspreid en/of vervaardigd en in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via de computer en/of via MSN de toegang tot die afbeeldingen heeft verschaft.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 246 jo. artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en wordt gekwalificeerd als:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 240b, eerste lid, jo. artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en wordt gekwalificeerd als:
een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en/of vervaardigen en in bezit hebben en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang tot die afbeeldingen verschaffen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Ten aanzien van de ernst van de feiten heeft het hof acht geslagen op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof rekent de verdachte aan dat hij als volwassene via internet contact heeft gezocht met minderjarige meisjes die hij onder een valse naam en hoedanigheid gedurende een langer durende periode, heeft bewogen seksuele handelingen te verrichten voor de webcam of hun naakte lichaam te tonen. De verdachte heeft hiervan, zonder dat de slachtoffers het wisten, middels zijn computer opnames gemaakt en die vervolgens gebruikt om de slachtoffers te bedreigen. Hij dreigde de opnames op internet te zetten of aan vrienden, vriendinnen en bekenden van de slachtoffers te verzenden, indien zij de door hem verlangde ontuchtige handelingen niet zouden plegen. Dat heeft hij bij een aantal opnames ook daadwerkelijk gedaan. De verdachte heeft aldus de lichamelijke integriteit, gevoelens en belangen van zijn jeugdige slachtoffers tijdens een kwetsbare periode in hun ontwikkeling geschaad. Daarnaast heeft de verdachte een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in bezit gehad. Hij heeft zich door zijn handelen ook schuldig gemaakt aan het vervaardigen en verspreiden van kinderporno.
Gelet op de ernst van de feiten acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden van langere duur dan het ondergane voorarrest.
Het hof houdt echter rekening met de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. In dit verband acht het hof het volgende van belang.
Drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog, heeft een onderzoek ingesteld naar de persoonlijkheid van de verdachte. Een door Van Heteren opgemaakte Pro Justitia rapportage d.d. 12 maart 2012 houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in (pag. 21-23):
“Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestesvermogens. Op basis van separatieproblematiek bleef betrokkene afhankelijk van de ander en ontwikkelde weinig mannelijke identiteit. Hoewel betrokkene op vrij veel levensgebieden goed lijkt te functioneren is hij sociaal emotioneel affectlabiel en heeft hij weinig psychische draagkracht. Hij heeft een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en narcistische trekken. Door de met name borderline kanten reageert betrokkene heftig op aanhouding en detentie. Zelfs te heftig om alleen door de borderline trekken verklaard te kunnen worden. Waarbij aangemerkt zij dat betrokkene zijn psychische klachten ook wat overdrijft. Er is sprake van een aanpassingsstoornis, gemengd met angst en depressie, acuut. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde, m.u.v. de aanpassingsstoornis die pas na en mogelijk door aanhouding en detentie is ontstaan. De persoonlijkheidsstoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes, c. q. gedragingen, ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat het tenlastegelegde daaruit (mede) verklaard kan worden. Betrokkene is een man met weinig draagkracht. Hij probeert
wel wat dwangmatig seksuele en agressieve impulsen te beheersen en de emotionele integratie te bewaren maar dit lukt hem maar ten dele. Hij gebruikte zijn geseksualiseerde internetactiviteiten als een uitlaatklep voor opgelopen frustraties, die te maken hebben met de narcistische krenkbaarheid van betrokkene, voortkomende uit de persoonlijkheidsstoornis NAO. Hij wilde macht uitoefenen ter compensatie van ervaren onmacht. (…)
Er wordt geadviseerd om betrokkene voor het thans ten laste gelegde, indien bewezen verminderd toerekeningsvatbaar te achten. (…)
De persoonlijkheidsproblematiek zal naast een zeden-terugvalpreventieprogramma aan bod moeten komen. Het gaat dan om zaken als sociaal emotionele crises managen, cognitieve controle technieken en algehele coping. (…) Geadviseerd wordt betrokkene aan te melden bij de forensische polikliniek ‘De Omslag’ voor een langer durende ambulante behandeling. Juridisch kan dit het beste geschieden onder een voorwaardelijk strafdeel met verplicht reclasseringstoezicht ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek ‘De Omslag’.”
Het hof verenigt zich met de conclusie van drs. Van Heteren dat de verdachte verminderd toerekeningsvastbaar moet worden geacht voor het bewezen verklaarde.
De verdachte is preventief gedetineerd geweest vanaf zijn aanhouding op 5 december 2011 tot aan de terechtzitting in eerste aanleg op 20 maart 2012. Op die datum heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis geschorst tot de terechtzitting van 6 juni 2012. Op laatstgenoemde datum raakte de verdachte weer preventief gedetineerd omdat de rechtbank een hernieuwd verzoek tot schorsing afwees. Die detentie duurde voort tot 19 oktober 2012, met ingang van welke datum de raadkamer van dit hof - overeenkomstig het standpunt van het openbaar ministerie - de voorlopige hechtenis wederom schorste. Sindsdien is de verdachte op vrije voeten. Hij heeft in totaal 241 dagen (ongeveer acht maanden) in voorarrest doorgebracht.
Een en ander betekent dat oplegging thans van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte langer bedraagt dan de duur van het voorarrest, tot gevolg zal hebben dat de verdachte in deze zaak ten derden male gedetineerd zal raken.
Blijkens door de raadsvrouwe in het geding gebrachte stukken zou een hernieuwde detentie van de verdachte nadelige gevolgen, onder meer op financieel gebied, hebben voor de echtgenote van de verdachte en hun drie jonge kinderen. De verdachte heeft thans een baan en aannemelijk is dat hij die zal verliezen indien hij opnieuw gedetineerd zal raken. Blijkens een schrijven van drs. J. Boudewijn-Wouters, GZ-psycholoog, d.d. 22 november 2012 heeft een verblijf van de verdachte thuis bovendien een zichtbaar gunstig effect op het welzijn van zijn kinderen.
Het hof neemt verder in aanmerking dat de echtgenote van de verdachte, die de terechtzitting in hoger beroep heeft bijgewoond, te kennen heeft gegeven dat zij en de kinderen de relatie met de verdachte willen voortzetten.
Uit een brief van mevrouw M. Vinken, GZ-psycholoog bij De Woenselse Poort, Centrum forensische behandeling De Omslag, d.d. 20 november 2012 en uit een voortgangsverslag van mevrouw R. Renders, reclasseringswerkster, d.d. 6 december 2012 blijkt dat de verdachte op 5 november 2012 is gestart met een wekelijkse individuele behandeling bij De Omslag en dat hij op een wachtlijst staat voor groepsbehandeling. Vinken en Renders achten voortzetting van de behandeling van de verdachte geïndiceerd. Renders heeft ter terechtzitting van 10 december 2012 als getuige verklaard dat de verdachte in januari 2013 kan instromen in een terugvalpreventieprogramma.
Mede gelet op de zienswijzen en adviezen van de GZ-psychologen Van Heteren en Vinken en reclasseringswerkster Renders, acht het hof voortzetting van de behandeling van de verdachte bij De Omslag aangewezen.
Opmerking verdient hierbij dat het openbaar ministerie, blijkens het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer op 18 oktober 2012 naar aanleiding van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, zich toen op het standpunt heeft gesteld dat het essentieel is dat snel een deugdelijke behandeling wordt opgestart en dat uiteindelijk ook de samenleving is gebaat bij een voortzetting van de behandeling van de verdachte.
In hetgeen is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, die niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen, en het reeds in gang gezette behandeltraject ziet het hof aanleiding om af te zien van oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan het reeds ondergane voorarrest. Een dergelijke strafoplegging zou het lopende behandeltraject doorkruisen.
Het hof houdt tevens rekening met het feit dat het hof tot een beperktere bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde is gekomen dan de rechtbank in haar vonnis en de advocaat-generaal in zijn vordering.
Het hof zal de verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht als na te melden.
Teneinde de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking te brengen zal het hof daarnaast een werkstraf voor de duur van 240 uren opleggen.
In de aard van het bewezen verklaarde en de persoon van de verdachte ziet het hof aanleiding om de proeftijd van het voorwaardelijk strafdeel te bepalen op vier jaren.
Daartoe overweegt het hof dat de verdachte twee minderjarige meisjes, van wie één indertijd de leeftijd van twaalf of dertien jaren had, door bedreiging heeft gedwongen om bij zichzelf vergaande ontuchtige handelingen te plegen, onder meer het opentrekken van de schaamlippen en zichzelf vingeren. De verdachte heeft zich daarmee, mede gelet op de inbreuk die is gemaakt op de vrijheid tot seksuele zelfbeschikking en op de fysieke integriteit van de slachtoffers, schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de bij de verdachte gediagnosticeerde persoonlijkheidsproblematiek moet er naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien er geen sprake is van een langdurig reclasseringstoezicht. Dit risico kan worden tegengegaan, althans in belangrijke mate worden beperkt, door het bepalen van de proeftijd op vier jaren.
Toepasselijkheid van nieuw recht met ingang van 1 april 2012?
De advocaat generaal heeft gevorderd dat het hof in het kader van een voorwaardelijk strafdeel een aantal bijzondere voorwaarden zal opleggen, waaronder de voorwaarde dat de verdachte zal deelnemen aan een behandeling bij de GGzE, en dat het hof die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
Naar aanleiding van deze vordering overweegt het hof het volgende.
De mogelijkheid om bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren (artikel 14e Sr), berust op de Wet van 17 november 2011, Stb. 2011, 545 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Deze wet is in werking getreden op 1 april 2012 (Stb. 2011, 615). Klaarblijkelijk stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat deze wet met onmiddellijke ingang in werking is getreden en ook toepasselijk is op vóór 1 april 2012 gepleegde strafbare feiten.
Het hof oordeelt hierover anders.
De genoemde Wet van 17 november 2011 heeft de wettelijke regeling van de voorwaardelijke veroordeling op een aantal punten gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn kort gezegd: (1) de toevoeging van de algemene voorwaarde om medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht (art. 14c lid 1 sub b onder 2e); (2) de uitbreiding en/of precisering van de bijzondere voorwaarden en in verband daarmee het schrappen van de leerstraf; (3) de verlenging van de maximale duur van de proeftijd (in alle gevallen drie jaar); (4) de introductie van de mogelijkheid om bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en (5) de introductie van de voorlopige tenuitvoerlegging (art. 14fa). De eerste vier genoemde wijzigingen hebben betrekking op de strafoplegging door de zittingsrechter. Dat geldt niet voor de als vijfde genoemde wijziging: het gaat hier niet om een bepaling die door de zittingsrechter in het kader van de straftoemeting moet of kan worden toegepast, maar om een bepaling die betrekking heeft op de executie van een opgelegde straf.
Met betrekking tot de als vijfde genoemde wijziging heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 25 september 2012, LJN BX5063, het volgende overwogen:
"4.3. De in art. 14fa Sr vervatte regeling heeft betrekking op de executie van een opgelegde straf. De invoering van deze regeling kan dus niet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de strafbaarstelling of de strafbedreiging. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat toepassing van art. 14fa Sr als zodanig geen wijziging brengt in de aard en de maximale duur van de mogelijk ten uitvoer te leggen straf, kan niet worden gezegd dat een onmiddellijke toepassing van deze bepaling in strijd is met het legaliteitsbeginsel dat is vervat in art. 1 Sr en in art. 7 EVRM.
4.4. Het oordeel van de Rechter-Commissaris dat een onmiddellijke toepassing van art. 14fa Sr in strijd is met het legaliteitsbeginsel, zoals vervat in art. 1 Sr en art. 7 EVRM, is dus onjuist. Het middel klaagt daarover terecht."
De andere vier genoemde wijzigingen zijn bepalingen van sanctierecht die door de rechter die de straf oplegt, moeten worden toegepast. Voor dergelijke bepalingen geldt, op grond van het in artikel 1, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht neergelegde legaliteitsbeginsel, dat de wettelijke regels moeten worden toegepast die gelden ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Dit is anders indien na het tijdstip waarop het feit is begaan de wetgeving is veranderd en de nieuwe wetgeving voor de verdachte gunstiger is; dán worden, ingevolge artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Aangezien de op 1 april 2012 in werking getreden wettelijke bepalingen in dit geval niet gunstiger zijn voor de verdachte, moet het hof uitgaan van de ten tijde van het plegen van het feit geldende wettelijke regeling.
Het hof kan daarom niet bevelen dat de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De verdachte heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen computer HP Pavilion M7000. Daartoe is aangevoerd dat daarop geen kinderpornografisch materiaal staat. De verdachte wenst in het bijzonder teruggave omdat op die computer persoonlijke foto’s met voor hem emotionele waarde staan.
Het hof overweegt als volgt.
De computer van het merk en type HP Pavilion M7000 is in beslag genomen en voorzien van het unieke goednummer PL2233-2011053164-405077 (pag. 26) dat correspondeert met het FTO-nummer 2011_0127_007 (pag. 233). Deze computer staat vermeld onder nummer 4 op de beslaglijst d.d. 29 mei 2012.
Blijkens een tweetal aanvullende processen-verbaal van bevindingen van verbalisant
[V] d.d. 17 maart 2012 (pv-nr. PL2233 2011053164-40) en d.d. 24 mei 2012 (pv-nr. PL2233 2011053164-42) is deze computer onderverdeeld in drie afzonderlijke onderzoeksgoederen, te weten drie harde schijven die werden voorzien van de nummers 2011_0127_007_001, 2011_0127_007_002 en 2011_0127_007_003. Uit deze processen-verbaal blijkt dat op de harde schijf met nummer 2011_0127_007_003 vier kinderpornografische afbeeldingen van [A] werden aangetroffen.
Genoemd proces-verbaal d.d. 17 maart 2012 houdt in dat, ondanks het “imagen” van de afbeeldingen op de in beslag genomen gegevensdragers, het daarbij gebruikte programma de daadwerkelijke bestanden van enkele gegevensdragers, waaronder die van de computer HP Pavilion M7000, aanvankelijk niet heeft getoond. De vier hiervoor genoemde kinderpornografische afbeeldingen van [A] werden door verbalisant [V] bij een vervolgonderzoek alsnog aangetroffen op de harde schijf met nummer 2011_0127_007_003 in de map “\backup\mobiel[voornaam verdachte]\DCIM\.thumbnails”.
Het hof stelt dus vast dat, anders dan de verdachte heeft gesteld, op één van de harde schijven van de computer HP Pavilion M7000 kinderporno is aangetroffen. Het hof zal daarom de onttrekking aan het verkeer bevelen van de betreffende harde schijf.
Nu op de twee andere harde schijven van de HP Pavilion M7000 kennelijk geen kinderporno is aangetroffen en de verdachte heeft gesteld dat op de betreffende computer persoonlijke foto’s met voor hem emotionele waarde staan, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten van de twee andere harde schijven van deze computer.
De voorwerpen vermeld onder nummers 7, 8 en 9 op de beslaglijst dienen aan het verkeer onttrokken te worden verklaard, nu (ook) daarop kinderporno is aangetroffen.
Met betrekking tot de voorwerpen waarop kinderporno is aangetroffen overweegt het hof dat zij vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer omdat het onder 2 bewezen verklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Op de voorwerpen vermeld onder nummers 1, 2, 3, 5 en 6 op de beslaglijst is geen kinderporno aangetroffen. Het hof zal de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten.
De benadeelde partij [B] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,-- aan immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
De vordering is niet betwist en de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bereid verklaard de vordering te voldoen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering toewijsbaar is.
Het hof zal tevens aan de verdachte, die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 240b en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders onder 1 en 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 24 (vierentwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 4 (vier) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt deelnemen aan en verlenen van medewerking aan een ambulante behandeling bij De Omslag of een soortgelijke instelling.
Geeft aan de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- de harde schijf met nummer 2011_0127_007_003 (afkomstig uit de computer HP Pavilion M7000 vermeld onder nummer 4 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst d.d. 29 mei 2012);
- de voorwerpen vermeld onder nummers 7, 8 en 9 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst d.d. 29 mei 2012.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- de computer HP Pavilion M7000 vermeld onder nummer 4 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst d.d. 29 mei 2012 met inbegrip van de twee harde schijven met nummers 2011_0127_007_001 en 2011_0127_007_002 doch met uitzondering van de harde schijf met nummer 2011_0127_007_003 (afkomstig uit deze computer);
- de voorwerpen vermeld onder nummers 1, 2, 3, 5 en 6 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst d.d. 29 mei 2012.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [B] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [B], een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. J.H.M. Westenbroek en mr. R.M. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 21 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.H.M. Westenbroek en mr. R.M. Peters zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.