ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7163

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.094.485 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid klachtenregeling in civiele procedure met betrekking tot openstaande facturen en wettelijke rente

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door [appellant] tegen [geintimeerde] naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Breda. De zaak betreft de betaling van openstaande facturen van [appellant] aan [geintimeerde] voor geleverde diensten, met een totaalbedrag van € 14.063,42, verminderd met een eerder betaald bedrag van € 1.450,=, wat resulteert in een hoofdsom van € 12.613,43. Daarnaast vorderde [appellant] wettelijke rente en incassokosten. Na een tussenarrest heeft [appellant] zijn eis verminderd en vorderde hij nu een bedrag van € 12.140,39, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 november 2012.

Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat [geintimeerde] de facturen heeft ontvangen en deze onvoldoende heeft betwist. De vordering van [appellant] werd als toewijsbaar beschouwd, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, die door het hof werd afgewezen. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van [appellant] toegewezen, inclusief de kosten van het gelegde beslag. In de einduitspraak heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en [geintimeerde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 11.307,39, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten van beide instanties.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke specificatie van de gevorderde bedragen en de rol van de wettelijke rente in civiele procedures. Het hof heeft de zaak verder afgedaan zonder een comparitie van partijen, gezien de wens van beide partijen om de zaak door het hof te laten afhandelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.094.485/01
arrest van 18 december 2012
in de zaak van
mr. [X.],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats],
appellant,
advocaat: mr. P.C.M. Dirven te Etten-Leur,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.J.A.B. Bellemakers te St. Willebrord,
als vervolg op het in deze zaak gewezen tussenarrest van 16 oktober 2012 in het bij exploot van dagvaarding van 29 augustus 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda gewezen vonnis van 3 augustus 2011 (zaaknr. 230332/HA ZA 11-193) tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde - [geintimeerde] - als gedaagde.
6. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
6.1. Na bovenvermeld tussenarrest heeft [appellant] een akte genomen. Bij die akte heeft [appellant] zijn eis verminderd.
6.2.[geintimeerde] heeft van haar kant een akte uitlating genomen.
6.3. Daarna hebben de partijen opnieuw uitspraak gevraagd.
7. De verdere beoordeling
7.1.1. Bij het tussenarrest van 16 oktober 2012 heeft het hof, kort samengevat, de door [appellant] voorgedragen grieven I t/m III gegrond bevonden, en overwogen dat [appellant] alsnog ontvankelijk diende te worden geacht in zijn vordering en de rechtbank tot beoordeling van die vordering bevoegd.
7.1.2.Het hof heeft partijen bij het tussenarrest in de gelegenheid gesteld zich bij akte erover uit te laten of zij een terugverwijzing naar de rechtbank wensen dan wel er de voorkeur aan geven dat het hof de zaak ter verdere berechting aan zich houdt. Het hof heeft daaraan toegevoegd dat, indien partijen een comparitie van partijen op prijs zouden stellen, zij dat bij hun aktes kenbaar zouden kunnen maken.
7.1.3.Beide partijen hebben de wens te kennen gegeven dat de zaak verder door het hof wordt afgedaan. [appellant] heeft te kennen gegeven een comparitie van partijen niet noodzakelijk te achten doch zich dienaangaande aan het oordeel van het hof te refereren. [appellant] heeft bij zijn akte zijn vordering nog verminderd in verband met een door de deurwaarder geïncasseerd bedrag betreffende de facturen vanaf 17 maart 2009 tot en met 4 augustus 2009.
[geintimeerde] heeft van haar kant geen wens geuit tot het houden van een comparitie van partijen. Zij heeft alleen nog opgemerkt dat zij in de procedure in eerste aanleg subsidiair verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
7.2.1.Gelet op de wens van beide partijen tot verdere afdoening van de zaak door het hof, zal het hof thans tot die verdere afdoening overgaan.
7.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellant] het totaal van de openstaande facturen van 17 maart 2009 tot en met 1 november 2010 van € 14.063,42, verminderd met een daarop betaald bedrag van € 1.450,=, derhalve een bedrag van € 12.613,43 in hoofdsom. Daarnaast vorderde [appellant] rente tot en met 11 november 2010 ten bedrage van € 298,03 en incassokosten ten bedrage van € 800,=. Over het totaal van € 13.711,45 vorderde [appellant] de wettelijke rente vanaf 1 november 2012.
Na zijn vermindering van eis bij de akte na het tussenarrest vordert [appellant] € 10.423,21 aan hoofdsom, € 884,18 aan rente vanaf 15 december 2009 tot 1 november 2012 en € 833,= aan incassokosten volgens het Novatarief. [appellant] vordert thans € 12.140,39, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 november 2012.
7.2.2.In het tussenarrest heeft het hof al overwogen dat er in rechte van moet worden uitgegaan dat [geintimeerde] de facturen waarvan [appellant] betaling vorderde heeft ontvangen (r.o. 4.2.4 tussenarrest) en dat [geintimeerde] die facturen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist (r.o. 4.3.2 tussenarrest). Na het tussenarrest van 16 oktober 2012 heeft [geintimeerde] de facturen evenmin alsnog gemotiveerd betwist. Het hof acht de vordering van [appellant] voor wat betreft de onbetaald gelaten factuurbedragen dan ook toewijsbaar.
7.2.3.In zijn akte na het tussenarrest vermeldt [appellant] niet welk bedrag door [geintimeerde] na het entameren van deze procedure is voldaan. Evenmin is door hem aangegeven wanneer dat bedrag door [geintimeerde] is voldaan. Nu door [geintimeerde] echter niet is betwist dat het gaat om een betaling waardoor de facturen t/m 4 augustus 2009 thans zijn voldaan en alleen nog de facturen vanaf 1 december 2009 open staan, zal het hof daarvan uitgaan. Daarmee is aan hoofdsom een bedrag van € 10.423,21 toewijsbaar.
7.2.4.In de conclusie van antwoord in eerste aanleg heeft [geintimeerde] subsidiair de door [appellant] in zijn vordering berekende wettelijke rente betwist omdat de berekening door [appellant] niet was gespecificeerd. In de akte na het tussenarrest heeft [appellant] de wettelijke rente over de openstaande facturen voor de periode van 15 december 2009 tot 1 november 2012 ten bedrage van € 884,18 evenmin gespecificeerd. Enige reden waarom aan de juistheid van die berekening zou moeten worden getwijfeld is door [geintimeerde] echter niet aangevoerd en ook overigens niet aannemelijk, in aanmerking genomen de hoogte van de openstaande facturen, de duur van het onbetaald gebleven zijn daarvan en de geldende percentages aan wettelijke rente (in 2010 en 2011 wisselend 3% en 4% per jaar).
Nu door [geintimeerde] de verschuldigdheid van wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen (14 dagen na factuurdata) verder niet is betwist, acht het hof ook de door [appellant] gevorderde wettelijke rente toewijsbaar.
7.2.5.[geintimeerde] heeft verder de vordering van [appellant] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten gemotiveerd betwist. Het hof is met [geintimeerde] van oordeel dat [appellant] onvoldoende heeft doen blijken dat door hem kosten zijn gemaakt waarvoor de vergoeding niet in de proceskostenveroordeling begrepen kan worden geacht. [appellant] heeft wel een deurwaarder ingeschakeld maar dat is geweest ten behoeve van het door [appellant] ten laste van [geintimeerde] gelegde beslag. De vordering van tot vergoeding van die kosten is begrepen in de door [appellant] als onderdeel van de proceskosten gevorderde vergoeding van de kosten van het beslag. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (in eerste aanleg € 800,= en in hoger beroep gesteld op € 833,=) zal daarom worden afgewezen.
7.3.[geintimeerde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van beide instanties worden verwezen. De door [appellant] onder die kosten begrepen kosten van het beslag zijn eveneens toewijsbaar.
8. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geintimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan [appellant] een bedrag van € 11.307,39 (€ 10.423,21 + € 884,18) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 10.423,21 vanaf 1 november 2012 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [geintimeerde] om aan [appellant] wegens de kosten van het door [appellant] gelegde beslag een bedrag van € 722,47 te betalen;
veroordeelt [geintimeerde] in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en in die van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [appellant] tot op heden worden begroot op € 671,31 aan verschotten en € 678,= aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 725,31 aan verschotten en € 894,= aan salaris advocaat in hoger beroep;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, S.M.A.M. Venhuizen en J.C.J. van Craaikamp en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 december 2012.