4.1.In rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.5 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 1 wordt deze vaststelling op één punt bij gebrek aan wetenschap bestreden. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
a) [appellant] heeft in 1990 van [geïntimeerde] gekocht een afgebakend deel van het kadastrale perceel gemeente Horst sectie [sectieletter] nummer [perceelsnummer] met daarop een woonhuis met berging, en daarbij een aangrenzend perceel bouwgrond. [geïntimeerde] woont op het resterende deel van genoemd kadastraal perceel [perceelsnummer]. De erfgrens van de aldus ontstane percelen loopt (deels) onder de buitenmuur van de woning van [appellant].
b) In de akte van levering van het woonhuis is de volgende erfdienstbaarheid opgenomen:
“Ten behoeve van het bij deze door koper gekochte (…) als heersend erf, en het ten laste van het aan de verkoper in eigendom verblijvende gedeelte (…) als lijdend erf, wordt bij deze gevestigd de volgende erfdienstbaarheid:
het heersend erf zal het recht hebben op (en het lijdend erf zal moeten gedogen) de voortduring van de toestanden, waarin de bij deze gekochte woning met aanhorigheden bij de bouw is gesteld, speciaal voor wat betreft de aanwezigheid van ondergrondse en bovengrondse leidingen en van schoorsteenkanalen, de afvoer van hemelwater, gootwater en faecaliën - door rioleringswerken als anderszins - eventuele inbalking, inankering en overbouwing, toevoer van licht en lucht en het hebben van uitzicht - zijnde daaronder evenwel niet begrepen een verbod om te bouwen of te verbouwen - wordende deze rechten en verplichtingen alsmede het recht om de tot behoud van een en ander strekkende onderhouds- herstel- en reparatiewerkzaamheden te allen tijde te verrichten en de verplichting tot het gedogen daarvan bij deze gevestigd als erfdienstbaarheid ten behoeve en ten laste van de vorenbedoelde onroerende goederen, zullende deze erfdienstbaarheid niet geacht worden te zijn verzwaard door bebouwing, meerdere bebouwing of verandering van aard of bestemming der erven.”
c) In 1991 heeft [geïntimeerde] een coniferenhaag geplaatst langs de achterzijde van de woning van [appellant] op een afstand van ongeveer 1.30m van de erfgrens/woning. In 1995, toen de coniferenhaag 2.25m hoog was geworden heeft [appellant] [geïntimeerde] in kort geding betrokken en verwijdering van de haag gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [appellant] tot verwijdering van de bomen afgewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat [geïntimeerde] de coniferenhaag moest aftoppen tot een hoogte van maximaal 2.00m en de haag op die hoogte moest houden door jaarlijks te snoeien.
d) In 2003 heeft [geïntimeerde] de coniferen verwijderd.
e) In 2000 heeft [geïntimeerde] op zijn eigen erf, in de doorgang tussen de woningen, een metalen hek geplaatst om zijn erf af te kunnen sluiten.
f) In 2004 heeft [appellant] [geïntimeerde] voor de kantonrechter te Venlo gedaagd omdat de laurierstruiken, die zich achter de door [geïntimeerde] verwijderde coniferenhaag bevonden, een hoogte van 4 meter hadden en de lichtinval in de woning van [appellant] belemmerden. Ter gelegenheid van de descente heeft de kantonrechter gemeten dat de struiken op een afstand van ongeveer 2.30m van de erfgrens/woning van [appellant] staan. Op de descente zijn partijen (onder meer) met elkaar overeengekomen dat [geïntimeerde] de laurierstruiken zal terugsnoeien tot een hoogte van 2.75m en op die hoogte zal houden door regelmatig snoeien. De laurierstruik aan de zijde van de keuken van [appellant] zal [geïntimeerde] (blijven) terugsnoeien tot een hoogte gelijk aan de onderzijde van het keukenraam. De afspraken tussen partijen - na te komen op straffe van een dwangsom van € 250,= per dag - zijn door de kantonrechter op 2 februari 2005 vastgelegd in een vonnis.
Kort nadien heeft [geïntimeerde] twee laurierstruiken aan de zijde van de keuken van [appellant] vervangen door een houten hek (zonder slot), dat niet hoger komt dan tot de onderzijde van het keukenraam.
g) In 2004 heeft [appellant] [geïntimeerde] daarnaast in rechte betrokken tot het bieden van toegang tot zijn perceel om [appellant] in staat te stellen noodzakelijke reparatie- cq onderhoudswerkzaamheden te (laten) verrichten aan de (op het perceel van [geïntimeerde] gelegen) afvoer van de keuken en de wasmachine van [appellant]. In reconventie heeft [geïntimeerde] wijziging van de erfdienstbaarheid gevorderd. Na een descente in het bijzijn van een deskundige heeft de rechtbank Roermond geoordeeld dat [appellant] gehouden was het riool - kort gezegd - zoveel mogelijk naar het eigen erf te verleggen. Bij vonnis van 21 juni 2006 heeft de rechtbank Roermond voornoemde erfdienstbaarheid op het punt van het recht van aanwezigheid van rioleringswerken gewijzigd.
h) Bij brief van 29 oktober 2008 heeft ARAG (namens [appellant]) [geïntimeerde] verzocht om de laurierhaag terug te snoeien tot de hiervoor genoemde hoogte(s). Verder is [geïntimeerde] verzocht om het metalen hek te verwijderen, danwel [appellant] te voorzien van een sleutel van dat hek om [appellant] vrije toegang te bieden voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden.
i) Bij brief van 19 januari 2009 heeft Achmea (namens Aerts) geschreven dat [geïntimeerde] de laurierhaag op de overeengekomen hoogte houdt en niet bereid is een sleutel af te geven, maar wel bereid is [appellant] in de gelegenheid te stellen onderhoud te plegen als dat in overleg gepland kan worden.
j) Bij brief van 26 november 2009 heeft ARAG (namens [appellant]) [geïntimeerde] gesommeerd om zorg te dragen voor (a) een volledige en ongeclausuleerde vrije doorgang en toegang voor van [appellant] tot de achterzijde van zijn huis door het verwijderen van de door [geïntimeerde] geplaatste metalen poort; (b) een voorziening die ertoe leidt dat het hemelwater van [geïntimeerde] niet meer op het erf en tegen de muur van [appellant] komt; (c) verwijdering van de laurierhaag; (d) ongedaanmaking van de ophoging van 25 cm van de strook grond tussen de laurierhaag en de woning van [appellant].
k) [geïntimeerde] heeft aan deze sommatie niet voldaan.