ECLI:NL:GHSHE:2013:1463
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vergoeding van werkelijke proceskosten in verband met onrechtmatig procederen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot vergoeding van werkelijke proceskosten die voortvloeide uit een eerdere procedure. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F.H.C. Aarts, had de Coöperatieve Rabobank [vestigingsplaats] e.o. U.A., vertegenwoordigd door mr. A.L.M. van Uden, aangeklaagd. De zaak was eerder behandeld door de rechtbank Maastricht, die op 20 juni 2012 een vonnis had gewezen. De appellant stelde dat er sprake was van onrechtmatig procederen door de Rabobank, en vorderde vergoeding van de gemaakte proceskosten.
Het hof oordeelde dat er geen gezag van gewijsde rustte op de eerdere beslissing over de geliquideerde proceskosten, omdat de veroordeling op basis van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet op een onrechtmatige daad berustte, terwijl de grondslag van de huidige vordering wel een onrechtmatige daad was. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig procederen in de eerdere procedure. Tevens werd de rente over de proceskosten in de eerdere procedure toegewezen, omdat de wederpartij in verzuim was met betalen.
Het hof oordeelde verder dat er geen leemte was die op basis van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid moest worden opgevuld. De uitspraak leidde tot de beslissing dat de zaak werd verwezen naar de rol van 2 april 2013 voor het nemen van de memorie van grieven, en dat de kosten van de aktewisseling tussen partijen werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het hof hield iedere verdere beslissing aan.