ECLI:NL:GHSHE:2013:2298

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
20-002701-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal en wijziging persoonlijke omstandigheden met betrekking tot reclassering en gevangenisstraf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar wegens diefstal. De rechtbank had ook een vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen. De verdachte, geboren in 1972, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De verdediging heeft verzocht om een straf gelijk aan het voorarrest, met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden.

Het hof heeft het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte sinds het bewezen verklaarde feit geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en dat zijn persoonlijke omstandigheden zijn verbeterd. De verdachte heeft deelgenomen aan het Huiskamerproject voor Druggebruikers en heeft zijn leven ten goede veranderd. Het hof oordeelt dat de ISD-maatregel niet meer opportuun is en legt een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken op, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf wordt afgewezen. Het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met uitzondering van de ISD-maatregel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002701-11
Uitspraak : 4 juni 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 30 juni 2011, parketnummer 12/715137-11 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 12/715535-09, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag en maand] 1972,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - diefstal veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. Voorts heeft de eerste rechter de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen wegens diefstal tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaar, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Voorts heeft de advocaat-generaal tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 12/715535-09 gevorderd, met dien verstande dat de gevangenisstraf van vijfentwintig dagen wordt omgezet in een werkstraf van vijftig uur, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis.
Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Namens verdachte is ten aanzien van de strafoplegging primair verzocht om een straf, gelijk aan het voorarrest op te leggen, met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf, zonder bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het hof een straf oplegt gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijke straf en met bijzondere voorwaarden. Meer subsidiair heeft de verdediging het opleggen van een werkstraf bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de beslissing van de eerste rechter tot het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en de motivering daarvan.
Het hof zal tevens de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen aanpassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een hoeveelheid varkensvlees en een blikje bier, toebehorende aan de C1000 supermarkt in Vlissingen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat winkeldiefstallen als de onderhavige voor veel schade, overlast en ergernis bij de benadeelden zorgen; ook al wordt er voor relatief lage bedragen gestolen, iedere winkeldiefstal bezorgt de winkelier extra werk en het levert de middenstand jaarlijks een schadepost op.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 maart 2013. Daaruit blijkt enerzijds dat verdachte veelvuldig wegens vermogensmisdrijven zoals de onderhavige is veroordeeld. Anderzijds blijkt daaruit dat verdachte sinds het bewezen verklaarde feit niet meer is veroordeeld wegens een of meer strafbare feiten.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Reclasseringsadvies d.d. 31 mei 2011 en het, in opdracht van het hof, opgestelde beknopte Reclasseringsadvies (zonder diagnose) d.d. 14 mei 2013, beide opgemaakt door R.J.S. de Wan, reclasseringswerker bij GGZ Emergis Middelburg.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is door en namens verdachte betoogd dat verdachte zijn leven heeft gebeterd en dat hij in zijn leven de goede weg is ingeslagen, hetgeen onder meer afgeleid kan worden uit de omstandigheid dat verdachte sinds de onderhavige winkeldiefstal geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij geen verdovende middelen of alcohol meer gebruikt, dat het contact met zijn oudste dochter weer is hersteld en dat hij onder behandeling van een psychiater is.
Blijkens het reclasseringsrapport van 14 mei 2013 staat verdachte de reclassering echter niet toe om een en ander bij de betreffende personen en instanties te verifiëren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte sinds december 2010 een vast adres heeft en sinds maart 2011 in behandeling is bij het Huiskamerproject voor Druggebruikers (HKPD), in het kader waarvan hij zorg en begeleiding krijgt. Verdachte wordt daarnaast door het maatschappelijk werk van het HKPD begeleid in het kader van budgettering.
Het hof stelt vast dat het er naar uitziet dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte inmiddels in gunstige zin zijn gewijzigd en dat verdachte, getuige het feit dat hij na het tijdstip van het bewezen verklaarde niet meer veroordeeld is voor nieuwe strafbare feiten, afscheid lijkt te hebben genomen van zijn oude, criminele levenswijze en een nieuwe weg is ingeslagen.
Gelet hierop is op dit moment een ISD-maatregel geen passende sanctie meer.
Al het voorgaande overziende is het hof, met de advocaat-generaal van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm passend en geboden is. Het hof acht, anders dan de advocaat-generaal, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken een afdoende en adequate bestraffing.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Verdachte heeft verklaard geen behoefte te hebben aan begeleiding door de reclassering. Volgens het meest recente reclasseringsrapport staan de geringe mate van probleembesef, responsiviteit, en met name houdingsaspecten aan begeleiding van verdachte door de reclassering in de weg. Desalniettemin acht het hof het van belang dat verdachte juist met het oog op het doorzetten en volhouden van het door hem ingezette traject (HKPD) door de reclassering begeleid en waar nodig gesteund wordt. Met het oog daarop zal het hof als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen, waarbij het hof met name van belang acht dat de reclassering vanaf de zijlijn een oogje in het zeil houdt nu de begeleiding van de verdachte primair in handen van andere zorgverleners is gesteld.
Vordering tenuitvoerlegging in zaak met parketnummer 12/715535-09
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de Politierechter te Middelburg d.d. 10 maart 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijfentwintig dagen, met dien verstande dat de gevangenisstraf wordt omgezet in een werkstraf van vijftig uur, subsidiair vijfentwintig dagen vervangende hechtenis.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, en gelet op de aard en duur van de door het hof in dezen op te leggen straf, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of t.b.v. vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte gedurende de proeftijd wordt begeleid door de reclassering en dat de verdachte in dat kader de reclassering in de gelegenheid stelt om toezicht uit te oefenen op het door hem, verdachte, gevolgde traject, met name het Huiskamerproject voor Druggebruikers.
Draagt voornoemde reclasseringsinstelling op toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Middelburg van 16 juni 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Middelburg van 10 maart 2010, parketnummer 12-715535-09, voorwaardelijk opgelegde straf.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. J.J. van der Kaaden, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.H. Tappenbeck, griffier,
en op 4 juni 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.