ECLI:NL:GHSHE:2013:2648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
20-003047-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak in Werkendam met voorwaardelijke taakstraf

Op 2 juli 2013 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De zaak betreft een inbraak in een loods in Werkendam op 1 juli 2012, waarbij de verdachte, samen met medeverdachten, diverse gereedschappen heeft weggenomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die eerder een straf had opgelegd. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich niet opnieuw gevoegd ter zake van de geleden schade. Het hof heeft het bewijs beoordeeld op basis van verklaringen van getuigen en medeverdachten, alsook op basis van proces-verbaal van de politie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering van de benadeelde partij. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003047-12
Uitspraak : 2 juli 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 5 september 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-145978-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij:
  • verdachte ter zake van “diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis;
  • de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering en werd bepaald dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich niet opnieuw gevoegd ter zake van geleden schade.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in:
  • primair dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen;
  • subsidiair dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met een proeftijd van twee jaar en met bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport.
De verdediging heeft:
  • primair bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde;
  • subsidiair zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in de subsidiaire vordering van de advocaat-generaal.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 juli 2012 te Werkendam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een loods (gelegen aan [adres] te Werkendam) heeft weggenomen diverse gereedschappen (waaronder meerdere tangen en/of een zeis en/of een hakbijl), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs [1]
1.
De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 juli 2012, omstreeks 18.00 uur reed ik als bestuurder van een personenauto, merk Volkswagen, tezamen met drie andere passagiers. Wij reden over de Braspenning. Wij reden langs een terrein waar schuren zijn gelegen die verhuurd worden en waar ook mijn ouders een schuur gehuurd hebben.
Op het moment dat wij langs het terrein reden zag ik door het raam van de schuur die wij huurden dat er een deur openstond. Ik ben vervolgens het terrein opgereden en ben zo gereden dat ik aan de andere zijde van onze gehuurde schuur uitkwam. Ik zag dat de toegangsdeur van onze gehuurde schuur openstond en dat ook een deur van een oliehok openstond. Ook zag ik dat een andere toegangsdeur openstond.
Ik reed iets door en zag dat er een personenauto zilvergrijs van kleur bij een andere schuur stilstond met de kofferbak geopend. Ik dacht dat het een auto van het merk Volkswagen Lupo was. Ik zag in de kofferruimte een grote houten kist staan. Ik hoorde dat anderen in de auto tegen mij zeiden dat er mensen in onze schuur liepen en dat er één persoon buiten onze schuur stond. Ik ben naar de weg gereden van waar wij eerder waren gekomen.
Ik ben doorgereden naar ons ouderlijk huis aan de [adres]. Daar heb ik mijn zus afgezet en ben vervolgens met mijn broertjes weer teruggereden naar de schuren. Onderweg heeft mijn broertje [getuige 2] de politie gebeld en gemeld dat er vermoedelijk werd ingebroken bij de schuren.
Teruggekomen bij de schuren zag ik dat de eerder genoemde Volkswagen Lupo was verdwenen.
Ik ben in de richting van de Galeiweg gereden. Ik ben vervolgens via de Galeiweg in de richting van de Biesbosch gereden. In een zijweg van deze Galeiweg zag ik een personenauto die mogelijk de Volkswagen Lupo was die ik eerder bij de schuren had gezien.
Ik herkende deze auto mede aan de grote houten kist die voor een deel zichtbaar was in de kofferbak van de auto.
Ik ben op een veilige afstand van een aantal honderd meter deze auto gaan volgen.
Deze Volkswagen Lupo is klemgereden door de politie. [2]
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 juli 2012, omstreeks 17.45 uur, kreeg ik en collega [verbalisant 2] de melding dat er zojuist ingebroken was bij een schuur aan de Braspenning en dat de melder die het gezien zou hebben achter een vluchtauto aan reed waarin de verdachten zich zouden bevinden. Deze auto zou zich op dat moment richting de Bandijk te Werkendam begeven. Ik begaf mij samen met collega [verbalisant 2] richting de Bandijk te Werkendam.
Hierop heb ik telefonisch contact gekregen met de melder, genaamd [getuige 2]. Deze gaf aan dat hij had gezien dat de inzittenden van een grijze Volkswagen Lupo hadden ingebroken bij het pand [adres] en dat hierbij goederen waren weggenomen. Ook hoorde ik van [getuige 2] dat hij achter deze Lupo aanreed in een zwarte Volkswagen Polo over de Galeiweg.
Ik vroeg steeds de richting waarin gereden werd door de Lupo teneinde deze te kunnen onderscheppen. De bij mij binnenkomende informatie gaf ik steeds door aan mijn collega [verbalisant 2]. Ik zag op de Galeiweg een grijze Volkswagen Transporter staan. Ik zag dat wij door de inzittenden van dit voertuig gewenkt werden. Ik sprak de manspersoon die bij het voertuig stond aan. Met deze persoon, [getuige 3], had ik in het vervolg telefonisch contact over de vluchtroute van de Lupo, daar zijn vrouwelijke inzittende kennelijk rechtstreeks contact had met [getuige 2] die achter de Lupo reed.
Ik hoorde van [getuige 3] dat de Lupo op dat moment op de Boomgatweg reed in de richting van de Galeiweg. Hierop ben ik samen met collega [verbalisant 2] met spoed die kant opgereden en zagen wij inderdaad vanaf de Boomgatweg een grijze Volkswagen Lupo rijden, welke vanaf de Boomgat rechts af sloeg de Galeiweg op in de richting van de Reugtweg. Ik zag achter deze Lupo een zwarte Volkswagen Polo rijden. Ik zag dat de Lupo de Reugtweg opreed en rechtsaf sloeg de Lijnoorden in.
Ik ben samen met collega [verbalisant 2] de Lijnoorden ingereden. Na een paar honderd meter de Lijnoorden opgereden te zijn zag ik dat de Lupo ons tegemoet kwam rijden. Hierop heeft collega [verbalisant 2] het dienstvoertuig voor de Lupo gezet om verder rijden te verhinderen en hebben wij de inzittenden aangehouden.
Bij het aantreffen van legitimatiebewijs in het voertuig bleek mij later dat de bestuurder verdachte [medeverdachte 2] was. Verder zag ik dat de bijrijder rechts voorin het voertuig [medeverdachte 1] was. Tevens zag ik als bijrijder achterin het voertuig nog een vrouwspersoon. Later bleek mij dat deze vrouwspersoon bleek te zijn verdachte [verdachte]. [3]
3.
De aangifte van [benadeelde partij], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben de eigenaar van de opstallen aan de [adres] te Werkendam. Een gedeelte van de schuren verhuur ik aan de heer [betrokkene].
Op 1 juli 2012 omstreeks 18.30 uur kreeg ik een telefoontje van de vrouw van [betrokkene]. Ze vertelde dat ze weer binnen waren geweest en dat er een achtervolging geweest was en dat er mensen aangehouden waren door de politie. Ik ben toen zo snel mogelijk naar mijn bedrijf aan de [adres] te Werkendam gereden.
Ik zag dat er deuren waren opengebroken. Ik zag dat de loopdeur van de fruitschuur open gebroken was. Ik zag dat het slot helemaal dubbel zat. Ik zag dat er bij die deur een ijzeren lange pen stond. Deze ijzeren pen zat tussen de deuren van nummer 2. Dit om deze dubbele deuren dicht te houden.
Bij de deuren van nummer twee zit een raam. Van dit raam waren ruiten ingegooid. Ik zag dat in deze schuur spullen uit de schuur bij elkaar lagen, in de buurt van de buitendeur. Dit waren de slang van een snijbranderset en allemaal snoeren. Dit lag niet op die plaats.
Bij deur vier zag ik dat deze geforceerd was. De deur was dicht geschroefd met kruiskop schroeven op verschillende plaatsen in de deur. Ik zag dat de deur open stond. Ik zag daar bij op de grond een kruiskopschroevendraaier met een rood handvat, een Baco en een groene aansteker liggen. Deze zijn niet van mij.
Er lag ook een apparaat buiten op de grond bij deur vier. Dit apparaat komt uit schuur met nummer 6.
Deur vijf is een deur van het gifhok. In dit hok staat een brandblusser. Ik zag dat het slot van de deur krom stond en de deur openstond. Ik zag dat de brandblusser uit dit hok weggenomen was en bij de deuren van nummer 6 stond.
Deur nummer 6 was ook open gebroken. Deze deur zit van binnen afgesloten met een haak.
Deur nummer 7 is bij de gasolie tank. Om bij de tank te komen hebben ze een deur opengebroken. Het slot is helemaal verbogen. [4]
4.
De verklaring van [medeverdachte 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 juli 2012 was ik samen met mijn vrienden [verdachte] en [medeverdachte 2] onderweg naar de Biesbos. We reden mee in de auto van [medeverdachte 2].
Op mijn aanwijzing heeft [medeverdachte 2] de auto geparkeerd. Ik zei tegen [medeverdachte 2] dat hij de auto het beste tussen twee schuren kon zetten om uit het zicht te staan.
Ik liep naar een schuur vooraan. Ik zag een raam waarvan het glas stuk was. Er stonden nog enkele punten glas in. Ik wilde door dit raam de schuur in en daarom heb ik de glasscherven verder naar binnen gedrukt. Vervolgens ben ik door dit raam de schuur in gekropen. Van binnen uit heb ik twee naar buiten slaande deuren geopend. Deze waren afgesloten met een grote ijzeren stang maar deze heb ik weggehaald.
Toen de deuren open waren zag ik [verdachte] en [medeverdachte 2]. Deze zijn ook naar binnen gekomen. We zijn wel een uur in deze schuur geweest. Lekker een beetje freaken. Ik bedoel in doosjes kijken en zo. Er stonden heel veel spullen in de schuur.
Ergens in de schuur lag boven op een kast een houten kist. Volgens mij zaten er tab-boortjes in. Deze vond ik wel mooi. Ik wilde deze mee nemen. U laat mij foto’s zien van verschillende spullen. Ja, ik herken deze spullen. Deze stonden in de voorste schuur en deze heb ik mee genomen. Deze spullen waren niet mijn eigendom. Ik heb van niemand toestemming gekregen om de spullen mee te nemen.
Er stond een witte verhuisdoos in de schuur. Daar heb ik verschillende spullen in gedaan die ik mee wilde nemen.
Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] en [verdachte] met de spullen in de schuur bezig waren.
De witte doos met spullen heb ik in de achterbak gezet. De kist heb ik op de hoedenplank gezet.
Ik zag een auto aankomen het terrein op en heb mij verstopt achter de auto van [medeverdachte 2]. De auto reed weer het terrein af. Ik riep naar [medeverdachte 2] en [verdachte] dat we snel moesten gaan. Vervolgens zijn we weg gereden. De auto die eerder het terrein op kwam is ons gaan achtervolgen. Later zag ik politie rijden.
Later stond de politie voor ons en zijn we aangehouden.
Ik voel mij schuldig aan de diefstal en het openmaken van schuren. Ik heb het gedaan. Wat het meenemen van de spullen betreft hebben we alle drie onze rol vervuld. [5]
5.
De verklaring van J. [medeverdachte 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Mijn roepnaam is [medeverdachte 2].
Ik ben in het bezit van een Volkswagen Lupo.
Zondag 1 juli 2012 was ik bij [medeverdachte 1]. We zijn met mijn auto naar [verdachte] gereden.
[medeverdachte 1] heeft mij de weg gewezen richting de Biesbosch bij Werkendam. [medeverdachte 1] vroeg op enig moment of ik wilde stoppen en een terrein op wilde rijden. Op aanwijzing van [medeverdachte 1] heb ik de auto tussen twee schuren gezet om uit het zicht te staan. We moesten natuurlijk niet gezien worden.
Ik zag op dat terrein een aantal grote schuren staan. Ik had al snel in de gaten dat deze schuren vol met werktuigen stonden. Het werd mij duidelijk dat het [medeverdachte 1] niet te doen was voor een ruimte voor het organiseren van een feest. Het werd mij duidelijk dat hij spullen wilde stelen om geld mee te verdienen.
We stapten uit de auto. [verdachte] haalde gereedschap uit haar zwarte tas. Volgens mij een baco (tang), een groene schroevendraaier en een rode schroevendraaier.
De auto heb ik tussen de schuren twee en drie geparkeerd. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1] naar de achterkant van schuur twee en drie liepen. Ze verdwenen uit mijn zicht. Ik hoorde krakende geluiden achter schuur twee en drie. Bij het geluid denk ik aan een deur die met kracht geopend wordt en na trilt.
Ik liep een beetje over het terrein rond. Korte tijd later kwamen ze terug.
Vervolgens zag ik [verdachte] en [medeverdachte 1] naar schuur een gelopen. Ik zag dat [medeverdachte 1] door een raam bij schuur een naar binnen ging.
Ik zag dat [medeverdachte 1] door een raam naar binnen kroop. [verdachte] stond bij het raam te wachten en ik stond bij mijn auto. Een of twee minuten later zag ik dat [medeverdachte 1] van binnen uit twee naar buiten openslaande deuren opende. Ik ben twee of drie keer de schuur in gelopen. Ik zag in de schuur veel gereedschap, bouten en moeren liggen.
Op enig moment zag ik dat [medeverdachte 1] met een houten kist aan kwam lopen. Hij had deze ergens in de schuur gepakt. Hij zei “hier” en toen stond ik met die kist in mijn handen. Ik heb de kist tussen de loods en mijn auto neer gezet. Dit omdat [medeverdachte 1] had gezegd: “Breng maar naar de auto toe”. Ik weet niet wat er in de kist zit. Ik hoorde [medeverdachte 1] iets zeggen over bitjes of zoiets.
Ik heb wat rond gelopen. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren wat in die schuur aan het rommelen. Op enig moment kwam er een auto het erf op rijden. Ik zag dat het een zwarte Volkswagen was. Ik zag dat ze mij aan keken. Ik zag dat ze direct het terrein weer af reden. Ik rende direct naar mijn auto toen genoemde auto weg was. Ik zag [medeverdachte 1] al bij mijn auto staan. [verdachte] kwam uit de richting van schuur een aangerend.
Ik zag de eerder genoemde kist op de hoedenplank in mijn auto liggen. We zijn weg gereden. Ik was de bestuurder. We reden het terrein af, linksaf de weg op. Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat de eerder genoemde Volkswagen Golf ons achterna kwam. Wij wilden ontsnappen. We reden hem kwijt maar verderop kwamen wij de Volkswagen weer tegen en kwam ons weer achterna.
Tijdens het rijden hoorde ik [medeverdachte 1] zeggen: “Ja hoor, politie.” Ik hoorde [medeverdachte 1] aan [verdachte] vragen om de houten kist aan hem te geven. Ik zag dat [verdachte] de kist van de hoedenplank pakte en aan [medeverdachte 1] gaf die rechts voorin zat. Ik zag dat [medeverdachte 1] de kist door het geopende portierraam naar buiten gooide.
Verderop bij een voetgangersbrug ben ik gestopt. Ik kon niet verder. Ik moest keren. Ik zag [medeverdachte 1] uitstappen. Ik zag hem spullen uit de kofferbak pakken en weg gooien. Vervolgens zijn we weer gaan rijden maar nog geen 80 meter verder werden we klem gereden door de politie. We werden toen alle drie aangehouden. [6]
6.
De verklaring van verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben naar binnen gegaan in een schuur toen [medeverdachte 1] al in een schuur was. Ik ben via een openstaande deur naar binnen gegaan.
Die houten kist heb ik aan [medeverdachte 1] gegeven toen wij in de auto zaten. Deze lag eerst niet in de auto en nadat wij vertrokken lag daar die houten kist op de hoedenplank. Wij reden en die kist kwam uit een van die schuren. Daar mocht de politie natuurlijk niet achter komen. Ik heb de houten kist naar voren gegeven en die heeft de kist uit de rijdende auto gegooid.
Ik zag dat [medeverdachte 1] een slaande beweging maakte in de richting van dat raam. Ik hoorde toen gelijk glasgerinkel. Toen heeft [medeverdachte 1] het raam geopend en vervolgens is hij door dat raam naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] was dus naar binnen en even later werd de deur van dat gebouw van binnen uit opengemaakt.
Wij zijn alle drie binnen in die schuur geweest.
De houten kist is door [medeverdachte 1] ergens boven op gepakt en is daarmee naar buiten gelopen.
[medeverdachte 1] heeft ook nog een doos meegenomen uit die schuur. Deze doos heeft hij net voor dat wij werden aangehouden uit de kofferbak gehaald en weggegooid.
[medeverdachte 1] heeft mij verteld dat hij ook een andere deur dan wel andere deuren geopend heeft. [7]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

A.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

B.

Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat zij moet worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs is voor het tezamen en in vereniging plegen van diefstal met braak. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat van nauwe en bewuste samenwerking dan wel van inwisselbare rollen geen sprake is, terwijl de omstandigheid dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd niet maakt dat zij heeft meegewerkt aan de diefstal.
Dienaangaande overweegt het hof dat het standpunt van de verdediging zijn weerlegging vindt in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 1 juli 2012 te Werkendam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods gelegen aan [adres] te Werkendam heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en haar mededaders, waarbij verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de mate waarin feiten als het bewezen verklaarde in het algemeen schade teweeg brengen aan de eigenaars van de weggenomen goederen, dan wel diens verzekeraars, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijk delicten wordt veroorzaakt aan de gedupeerden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • het haar betreffend, in een andere strafzaak opgemaakt, reclasseringsadvies van
  • het haar betreffend, in een andere strafzaak opgemaakt, reclasseringsadvies van
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf enerzijds aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
Aan de hand daarvan acht het hof oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in dit geval een passende reactie. Het hof acht voorts termen aanwezig om aan deze straf tevens bijzondere voorwaarden te verbinden zoals vermeld in het reclasseringsadvies d.d. 5 december 2012.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de politierechter dan wel een straf als gevorderd door de advocaat-generaal, omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis.
Bepaaltdat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, ten behoeve van de vaststelling van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken, geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd:

  • zal houden aan de aanwijzingen van Verslavingsreclassering BoumanGGZ en zich gedurende de proeftijd zal melden bij deze instelling voor zolang en zo frequent als deze instelling gedurende de proeftijd nodig acht;
  • zal houden aan de voorwaarden van het re-integratietraject bij het Centrum voor Dienstverlening, zolang Verslavingsreclassering BoumanGGZ dit noodzakelijk acht;
  • onder behandeling zal stellen van veldwerk van YOUZ BoumanGGZ of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van Verslavingsreclassering BoumanGGZ, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt een kortdurende klinische opname in YOUZ BoumanGGZ of een soortgelijke instelling voor forensische zorg - voor de duur van maximaal zeven weken - ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek,
en geeft Verslavingsreclassering BoumanGGZ opdracht toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter,
mr. J.J. van der Kaaden en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 2 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s betreffende ambtsedige
2.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL203M 20120140104-14, d.d.
3.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL203K 2012140104-24, d.d. 1 juli 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, dossierpagina’s 64-65.
4.Het ambtsedig proces-verbaal aangifte, proces-verbaalnr. PL203B 2012140104-1, d.d. 1 juli 2012, opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent van politie, dossierpagina’s 54-55.
5.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL203D 20120140104-32, d.d.
6.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL203D 20120140104-28, d.d.
7.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL203D 20120140104-31, d.d.