In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep inzake het bewind over het vermogen van een minderjarige, waarbij de voogd verantwoordelijk is voor de rekening en verantwoording van de kosten die ten laste van het vermogen van de minderjarige mogen worden gebracht. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van 3 januari 2012 en 29 januari 2013, waarin het hof de procedure had aangehouden voor het nemen van aktes uitlating. De appellante, vertegenwoordigd door mr. G.A.M.F. Spera, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. R.M.W.H. Bedaux, hebben hun gedingstukken overgelegd en verzocht om uitspraak.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen bezwaren zijn tegen de benoeming van een deskundige, die de opdracht krijgt om de financiële situatie van de minderjarige te onderzoeken. De deskundige moet onder andere vaststellen welke kosten er zijn gemaakt en of deze kosten door de voogd kunnen worden verantwoord. Het hof heeft ook de vragen van beide partijen besproken en bepaald dat de deskundige niet gebonden is aan een minimum bedrag voor de uitgaven van de minderjarige, maar dat hij moet rapporteren over de werkelijke uitgaven.
De kosten van het deskundigenonderzoek worden voorlopig gelijk verdeeld tussen de partijen, waarbij het hof heeft opgemerkt dat de appellante, als eiseres, een bijdrage kan worden gevraagd. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundige zijn onderzoek pas kan starten na ontvangst van een bericht van de griffier en dat de partijen binnen een week de benodigde processtukken aan de deskundige moeten verstrekken. De uitspraak van het hof is gedaan op 2 juli 2013, waarbij het hof de zaak heeft verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenonderzoek.