Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant sub 1.],wonende te [woonplaats],
[appellante sub 2.],wonende te [woonplaats],
6.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 31 januari 2012;
- het proces-verbaal van de enquête van 20 september 2012;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de enquête van 6 december 2012;
- de memorie na enquête van [appellant sub 1.] d.d. 5 februari 2013 (met producties);
- de antwoordmemorie na enquête van Huvass d.d. 19 maart 2013 (met producties).
7.De verdere beoordeling
Hiermee heeft het hof een geschilpunt tussen partijen uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist. In beginsel is het hof hieraan in het verdere verloop van het geding gebonden. Deze gebondenheid geldt echter niet onverkort. De eisen van de goede procesorde brengen immers tevens mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
In zijn arrest heeft het hof (in rechtsoverweging 4.23) weliswaar overwogen dat Huvass door het tijdsverloop zoals daar weergegeven in haar bewijspositie was geschaad. Uit de overwegingen van de Hoge Raad zoals hiervoor weergegeven leidt het hof echter vooralsnog af dat het enkele feit dat sprake is van schade aan de rechtspositie van Huvass onvoldoende is voor de conclusie dat als op een laat tijdstip wordt geklaagd daarmee zonder meer het door [appellant sub 1.] in deze procedure ingeroepen vorderingsrecht is komen te vervallen. Er dient volgens de Hoge Raad immers een belangenafweging plaats te hebben. Het hof is vooralsnog van oordeel dat het in het tussenarrest daaraan onvoldoende recht heeft gedaan, zodat alsnog een belangenafweging dient te volgen.
Daar komt bij dat [appellant sub 1.] zijn memorie heeft genomen voordat door de Hoge Raad genoemde arresten van 8 februari 2013 waren gewezen, zodat [appellant sub 1.] niet op deze arresten heeft kunnen ingaan.
[appellant sub 1.] kan zich er mede over uitlaten of de arresten van de Hoge Raad van 8 februari 2013 hem aanleiding geven tot het maken van nadere opmerkingen in aanvulling op hetgeen in de memorie na enquête is gesteld, waaronder de in die memorie al aangevoerde stellingen over het ingangstijdstip van de klachttermijn en de bewijslastverdeling inzake tijdig klagen (waaraan de Hoge Raad overwegingen wijdt in de rechtsoverwegingen 3.5 en 3.6 van arrest BX7195).
Daarnaast kan [appellant sub 1.] zich uitlaten over de bij de antwoordmemorie na enquête van Huvass gevoegde producties.
Huvass kan hierop bij antwoordmemorie reageren, en desgewenst haar stelling dat zij door het tijdsverloop in haar bewijspositie is geschaad nader toelichten.