ECLI:NL:GHSHE:2013:3254

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
20-002823-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en letsel door vrachtwagenchauffeur

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 28 juni 2011 op de snelweg A2, waarbij een vrachtwagenchauffeur, de verdachte, betrokken was. De verdachte reed met een trekker met oplegger en botste achterop een legertruck die stilstond. Bij het ongeval vielen meerdere slachtoffers, waaronder doden en zwaar gewonden. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Tegen deze veroordeling ging zowel de verdachte als de officier van justitie in hoger beroep.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De advocaat-generaal vorderde een zwaardere straf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de aanrijding niet had kunnen zien dat de legertruck stilstond, en dat er geen sprake was van roekeloos of onvoorzichtig rijgedrag. Het hof oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, maar wel aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het niet tijdig kunnen stoppen van zijn voertuig.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 2.000 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met de voorwaarde dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Het hof heeft rekening gehouden met de ernstige gevolgen van het ongeval, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn blijk van berouw.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002823-12
Uitspraak : 18 juli 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-821247-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [ geboortedatum ]
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het door zijn schuld met een trekker met oplegger veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij een medeweggebruiker werd gedood en anderen (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de strafoplegging voor het subsidiair ten laste gelegde feit, dat bewezen verklaard kan worden, met dien verstande dat is bepleit om een ontzegging van de rijbevoegdheid in een zodanige vorm op te leggen dat verdachte zijn werk niet verliest.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Ten laste legging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2011 te [plaats], [gemeente], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (trekker met oplegger) daarmede rijdende over de weg, A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl het verkeer voor hem, verdachte, zich ophoopte/drukker werd en/of langzamer ging rijden en/of stil stond en/of
terwijl een of meerdere voor hem, verdachte, rijdende verkeersdeelnemers zijn (hun) waarschuwings- of alarmverlichting van zijn/hun motorrijtuig(en) hadden ingeschakeld, en/of
terwijl een of meerdere inzittende(n) van de zich voor hem, verdachte, bevindende legertruck zwaaiende bewegingen met zijn (hun) armen hebben gemaakt,
te rijden met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse (te) hoge snelheid en/of
zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was het door hem, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen deze door hem, verdachte, bestuurde trekker met oplegger en/of een zich aldaar op die weg bevindende legertruck, waardoor
de bestuurder van die legertruck, genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en/of
[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten onderbeenamputatie en/of een polsbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelimpressiefractuur en/of een longkneuzing en/of wervelfracturen of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel, te weten een zogenaamde "deglovement" (afscheuring van de subcutis van de onderliggende laag) linker been, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 5], zwaar lichamelijk letsel, te weten een labrumscheur in de linker schouder en/of Post Traumatisch Stress Syndroom, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel, te weten, luxatie rechter knieschijf en/of rugklachten, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 7] zwaar lichamelijk letsel, te weten, krachtverlies rechter arm, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 8], zwaar lichamelijk letsel, te weten kneuzingen gelaat, ribben en rug of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 9] zwaar lichamelijk letsel, te weten botbreuk linker onder arm, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 10] zwaar lichamelijk letsel, te weten kneuzing gehele linker been of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 11], zodanig lichamelijk letsel (een hersenschudding en/of glas in zijn been en/of beschadigde zenuwen in de neus) werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 12], zodanig lichamelijk letsel (pijnlijk been, onderrug en/of een gekneusde rib) werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 juni 2011 te [plaats], [gemeente], als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, A2,
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig (trekker met oplegger) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en
deze vrij was, waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan met een zich voor hem bevindende legertruck,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Kennelijk bij vergissing was niet alleen in de primaire, maar ook in de subsidiaire tenlastelegging een beschrijving opgenomen van de gevolgen die het ontstane ongeval heeft gehad, terwijl de delictsomschrijving van artikel 5 van de Wegenverkeerswet daartoe geen aanleiding geeft. Het hof heeft deze vergissing en enkele andere taal- en schrijffouten hersteld. Daardoor is noch de verdachte in zijn verdediging, noch het openbaar ministerie in zijn vervolging geschaad.
Vrijspraak van overtreding van artikel 6 WVW 1994
Het hof stelt voorop en benadrukt dat uit de ernst van de gevolgen van een ongeval niet zonder meer kan worden afgeleid dat bij degene die (wellicht) een verkeersfout heeft gemaakt sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet: het komt aan op het geheel van zijn gedragingen, de ernst en de aard daarvan en de omstandigheden van het geval.
In de onderhavige zaak heeft het ongeval desastreuze gevolgen gehad voor zeer veel betrokkenen. Een man in de kracht van zijn leven is omgekomen met achterlating van een jong kind, zijn moeder en andere naasten; een jongeman heeft onder meer een onderbeen verloren; een ander heeft hersenletsel opgelopen, waarvan nog niet is te voorspellen of dat zal genezen. Nog negen andere personen, waaronder verdachte, hebben vele, vaak zware letsels opgelopen waarvan volledig herstel nu na twee jaar nog niet zeker is. Bovendien is de psychische schade enorm.
Dat komt naar voren uit de verklaringen van de slachtoffers en nabestaanden die zich in het dossier bevinden, uit de medische informatie die daarin is opgenomen en het is ook nog eens op indringende wijze gebleken tijdens de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep.
Maar dat is, zoals hiervoor is benadrukt, niet bepalend voor de vraag welk strafrechtelijk verwijt verdachte gemaakt kan worden.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Verdachte reed op 28 juni 2011 rond kwart voor tien in de ochtend met zijn vrachtwagen, een trekker met oplegger, over de snelweg A2 tussen [plaats] en [plaats] in noordwestelijke richting. Hij reed op de rechterrijbaan, met een snelheid van 83 km per uur. Hij had de zon in de rug, het was droog en het verkeersbeeld was rustig. Gekomen op het gedeelte van de weg waar deze een beetje omhoog gaat [1] zag hij enkele honderden meters voor zich, ook op de rechterrijbaan, een legervoertuig rijden, althans, dat laatste veronderstelde hij.
Verdachte heeft vervolgens in zijn linker en rechter zijspiegel gekeken, om te zien welk verkeer zich naast en/of achter hem bevond.
Het eerstvolgende dat hij bemerkt heeft is, dat iemand uit het legervoertuig naar beneden sprong, waarbij hij zich realiseerde dat het voertuig kennelijk stilstond. Hij is nog naar links uitgeweken, maar was het voertuig al te dicht genaderd om het nog te kunnen ontwijken, waarop een botsing met catastrofale gevolgen ontstond.
Verdachte heeft verklaard, dat hij er van uit ging dat het militaire voertuig reed. Hij heeft niet gezien dat er sprake was of al was geweest van een incident op de weg voor hem - het militaire voertuig kwam in aanrijding met een personenauto van het merk Peugeot, hetgeen voor de bestuurder van de legerauto aanleiding was om zijn voertuig op de rechterrijbaan tot stilstand te brengen - verdachte heeft geen alarmlichten zien branden en hij heeft ook geen auto’s naast of in de nabijheid van de legerauto op de vluchtstrook zien staan, hetgeen op enig moment voorafgaand aan het litigieuze ongeluk het geval moet zijn geweest.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de deskundige [naam deskundige], de eerste verbalisant van de Verkeersongevalsanalyse die in deze zaak is opgesteld, gehoord.
Desgevraagd heeft hij beaamd dat de omstandigheid dat verdachte met de zon in de rug reed, reden kan zijn geweest dat verdachte - zo het eerdergenoemde incident al had plaatsgevonden toen verdachte de legerauto opmerkte - de alarmlichten, die de bestuurder van het legervoertuig bij het tot stilstand brengen van zijn voertuig had aangezet, niet heeft kunnen zien.
Voorts is het naar zijn oordeel zeer wel mogelijk dat de positie van de personenauto’s op de vluchtstrook ten opzichte van de legertruck ten tijde van de hiervoor beschreven waarneming van verdachte, en voorafgaande aan de botsing van de vrachtwagen met de legerauto - waarbij de legerauto enkele tientallen meters naar voren is geduwd - zodanig was, dat die personenauto’s zich niet in verdachte’s gezichtsveld bevonden, maar achter de truck schuil gingen.
Dat brengt het hof tot het oordeel, dat niet is komen vast te staan dat verdachte, ten tijde van zijn waarnemingen ter hoogte van hectometerpaal 186.2, enige onoplettendheid kan worden verweten.
Dat oordeel is anders met betrekking tot de seconden, die verliepen tot even voor het ongeval: verdachte had bij nadering van de legerauto moeten bemerken dat deze niet reed, maar stilstond.
Kennelijk is er bij verdachte op dat moment sprake geweest van falende waarneming mogelijk als gevolg van concentratieverlies.
Niet is gebleken dat verdachte’s aandacht werd afgeleid door zaken als telefoneren of het verrichten van handelingen in de cabine, anders dan het besturen van de auto. Verdachte verkeerde niet onder invloed van alcohol of andere middelen, zijn diabetes was onder controle en hij had voldoende rust genomen.
Naar het oordeel van het hof kan uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onder deze omstandigheden niet worden afgeleid dat van roekeloos of van zeer, dan wel in aanmerkelijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag sprake is geweest:
het enkele niet tijdig waarnemen dat de truck stilstond levert in deze omstandigheden naar het oordeel van het hof dan ook geen schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet op. Het feit dat verdachte beroepschauffeur is, maakt dat niet anders nu, zoals hiervoor is overwogen, niet is gebleken dat verdachte tekort is geschoten in de zorgvuldigheid die van hem gevergd kan worden in zijn beroepsuitoefening.
Gelet op het vorenstaande zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 juni 2011 te [plaats], [gemeente], als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, A2, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig (trekker met oplegger) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was, waardoor een botsing is ontstaan met een zich voor hem bevindende legertruck,
door welke gedraging van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, en strafbaar gesteld bij artikel 177, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal is bij zijn eis uitgegaan van een bewezen verklaring van het primair ten laste gelegde.
Het hof heeft de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken. Het hof is gekomen tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, zijnde een verkeersovertreding.
Bij de bepaling van de op te leggen straf voor dit feit heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Enerzijds heeft het hof daarbij rekening gehouden met de ernstige gevolgen van het bewezen verklaarde. Tengevolge van het ongeval is een man overleden en hebben meerdere andere personen (zware) verwondingen opgelopen. Dit heeft blijvend groot verdriet en pijn bij de nabestaanden en de slachtoffers en hun omgeving veroorzaakt.
Anderzijds heeft het hof in strafmatigende zin meegewogen dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 16 mei 2013 niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat hij bij een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zijn baan zal verliezen.
Van belang acht het hof het bovendien, dat verdachte al meer dan twintig jaren vrachtwagenchauffeur is en het blanco strafblad er op duidt dat hij gewoonlijk een oppassende verkeersdeelnemer is.
Voorts neemt het hof bij de strafoplegging de impact die het ongeval op het leven van verdachte zelf heeft en het ernstige letsel dat hij heeft opgelopen mede in aanmerking. Verdachte geeft bovendien blijk van oprecht berouw en diep verdriet over de gebeurtenis en heeft tegenover nabestaanden en andere slachtoffers diepe spijt betuigd en zijn medeleven betoond.
Het vorenoverwogene in aanmerking genomen, acht het hof de oplegging van een geldboete van de hierna te melden hoogte passend en geboden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Daarnaast acht het hof het noodzakelijk dat aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, in het bijzonder de omstandigheid dat de verdachte voor zijn baan als beroepschauffeur de beschikking moet hebben over zijn rijbewijs, ziet het hof evenwel aanleiding te bepalen dat deze bijkomende straf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, waarbij de hieronder te vermelden bijzondere voorwaarde wordt gesteld.
Met oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe (verkeers)delicten.
Gelet op voormelde bijzondere voorwaarde behoeft het verweer van verdachte dat hij zijn rijbewijs niet kan missen voor de uitoefening van zijn beroep geen bespreking meer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 2.000 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd zich zal onthouden van het besturen van motorrijtuigen, anders dan in de uitoefening van zijn beroep van vrachtwagenchauffeur, het vervoer van en naar de plaats waar hij zich dient te vervoegen om zijn werk te gaan uitvoeren daaronder begrepen.
Aldus gewezen door
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. J. Huurman-van Asten en mr. P. Vlaardingerbroek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 18 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P. Vlaardingerbroek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Gelet op de inhoud van de Verkeersongevalsanalyse moet dit ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 186.2 geweest zijn.