ECLI:NL:GHSHE:2013:3659

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
20-003151-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegd uitoefenen van het beroep van dierenarts door paraveterinair

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. De verdachte, een paraveterinair, werd beschuldigd van het onbevoegd uitoefenen van het beroep van dierenarts door operaties op dieren uit te voeren zonder de vereiste bevoegdheid. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 5000, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van 2 jaar. In hoger beroep heeft het hof de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep uitgesproken voor de strafmaat, waardoor alleen de feiten onder 3 en 4 aan het hof werden voorgelegd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 augustus 2010 operaties heeft uitgevoerd op dieren, waaronder een hond en een cavia, zonder dat zij daartoe bevoegd was. De verdachte heeft ontkend dat zij deze operaties heeft uitgevoerd, maar het hof heeft de verklaringen van getuigen als geloofwaardig beoordeeld. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de verdachte heeft gezien tijdens een blaasoperatie bij een hond, waarbij de verdachte de operatie voortzette toen de dierenarts afwezig was. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, als niet-dierenarts, niet bevoegd was om deze handelingen te verrichten.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs, maar heeft de bewezenverklaring van het onbevoegd uitoefenen van het beroep van dierenarts bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot twee geldboetes van elk € 1.000,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003151-12
Uitspraak : 6 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige economische kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 3 september 2012, gewezen door, naar het hof begrijpt gelet op het forum waarvoor is gedagvaard in eerste aanleg, door de meervoudige economische kamer, in de strafzaak met parketnummer 03-996007-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [ geboortedatum ]
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, opleverend:
  • medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, opzettelijk begaan en meermalen gepleegd;
  • medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 7 van de Diergeneesmiddelenwet, opzettelijk begaan en meermalen gepleegd;
veroordeeld tot een geldboete van € 5000,-- subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, naar rato van € 50,-- per dag.
Voorts is de verdachte ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten vrijgesproken
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hof heeft ter terechtzitting van 23 juli 2013 - onder verwijzing naar art. 407 van het Wetboek van Strafvordering - de niet-ontvankelijkheid uitgesproken van de officier van justitie in het hoger beroep voor zover dat was beperkt tot de hoogte van de straf terzake het onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
In hoger beroep is thans dan ook uitsluitend het onder 3 en 4 ten laste gelegde aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van de haar onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Van de zijde van de verdediging is eveneens vrijspraak bepleit voor deze feiten.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging en aldus de grondslag van het onderzoek ter terechtzitting is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde en na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
3
primair:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 augustus 2010 in de [gemeente 1] en/of in de [gemeente 2], althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een goed, te weten propofol, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van het goed (propofol, met een nog niet verstreken houdbaarheidsdatum) wist dat het een door misdrijf verkregen goed was.
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 augustus 2010 in de [gemeente 1] en/of in de [gemeente 2], althans in Nederland, een goed (propofol, met een nog niet verstreken houdbaarheidsdatum) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
4:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 augustus 2010 in de [gemeente 1] en/of in de [gemeente 2], althans in Nederland, als niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe de wet een toelating vordert, te weten de uitoefening van de diergeneeskunde, buiten noodzaak, meermalen, althans eenmaal, dat beroep heeft uitgeoefend, immers heeft zij (een) operatie(s) op dieren verricht, te weten:
  • in of omstreeks mei 2010 te [gemeente 2] een operatie in/aan de blaas van een hond en/of
  • in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 een operatie in/aan de blaas van een cavia en/of
  • in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 9 augustus 2010 een operatie in/aan de borst van een hond waarop/waaraan zich een tumor bevond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 3. en het onder 4. tweede gedachtestreepje tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair en onder 4 tweede gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde in het bijzonder dat het bewijs ontbreekt dat, zo de bewuste doos met Propofol al van misdrijf afkomstig was, de verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van het deze doos Propofol wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van het onder 4 tweede gedachtestreepje cumulatief ten laste gelegde overweegt het hof dat alleen [getuige 1] heeft verklaard dat zij in 2010, terwijl zij verdachte assisteerde, heeft gezien dat verdachte een cavia opereerde aan een blaassteen.
De verdachte heeft ontkend dat zij aldus een cavia heeft geopereerd. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken wegens ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Bewezenverklaring
Op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierna genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 9 augustus 2010 in de [gemeente 2], als niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe de wet een toelating vordert, te weten de uitoefening van de diergeneeskunde, buiten noodzaak, meermalen, dat beroep heeft uitgeoefend, immers heeft zij operaties op dieren verricht, te weten:
  • in mei 2010 te [gemeente 2] een operatie in/aan de blaas van een hond en
  • in of omstreeks de periode 1 juli 2010 tot en met 9 augustus 2010 een operatie aan de borst van een hond waarop/waaraan zich een tumor bevond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het bewijs [1]
1.
De verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven, als volgt [2] :
Ik ben zelfstandig ondernemer van een dierenartspraktijk en paraveterinair. Ik ben directeur van [naam bedrijf 1], gevestigd op [adres] en [naam bedrijf 2], [adres]. Ik heb op dit moment zes dierenartsen en vier paraveterinairs in dienst.
2.
de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven als volgt [3] :
Aan het hoofd van [bedrijf 1] staat [naam hoofd bedrijf 1] (hof: verdachte). Zij is zelf geen dierenarts maar een zogenaamd paraveterinair.
Bij [bedrijf 1] werden de operaties gedaan door mevrouw [verdachte]. Toen ik bij [verdachte] in dienst was heb ik haar regelmatig zelf zien opereren.
Half mei 2010 heb ik op een ochtend mijn werkkleren teruggebracht naar de praktijk aan de [adres].
Toen ik de praktijk binnen kwam stond [dierenarts 1], een aldaar in loondienst werkende dierenarts, in de spreekkamer spreekuur te houden.
[verdachte] was alleen in de operatiekamer een vrouwelijke hond te opereren.
Zij was in de blaas van de hond bezig met een getande pincet. De blaassteen zat vast en ze kreeg hem er niet uit. Ze wist niet meer wat ze moest doen en ze vroeg aan mij of ik het wilde doen maar dat heb ik geweigerd. Ze ging toen zelf met de ingreep door totdat op een gegeven moment [dierenarts 1] kwam.
3.
De verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven als volgt [4] :
Ik ben op 1 maart 2007 officieel als dierenarts in dienst getreden bij [bedrijf 1]. Sinds begin juni 2010 ben ik niet meer in de praktijkruimten van [bedrijf 1] geweest.
Toen ik bij [bedrijf 1] in dienst kwam was ik net afgestudeerd en had ik geen enkele praktijkervaring. Als je net bent afgestudeerd kun je niet zelfstandig opereren en je durft het ook nog niet. [verdachte] laat de onervaren dierenartsen de consulten en afspraken afhandelen en voert in de tussentijd zelf de operaties uit.
4.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, zakelijk weergegeven als volgt:
Ik ben geen dierenarts, ik ben een paraveterinair.
U houdt mij de verklaring van [getuige 2] voor (griffier: blz. 1205 van het dossier). Het is juist dat ik een keer met een blaas van een hond in mijn hand stond, toen [getuige 2] de operatiekamer in kwam lopen. Zij kwam toen haar kleren terug brengen.
[getuige 2] zei toen dat ik “dit” niet alleen kon en dat zij mij even zou helpen.
Wij zijn toen verder gegaan met de operatie. [getuige 2] durfde echter niet te opereren.
5.
Het relaas van de verbalisanten [verbalisanten 1 en 2], als opsporingsambtenaar werkzaam bij het Dienstonderdeel opsporing van de Algemene Inspectiedienst, in de functie van tactisch rechercheur, zakelijk weergegeven, als volgt [5] :
Op 9 augustus 2010 hoorden wij op [adres bedrijf 1] [getuige 4].
6.
de verklaring van [getuige 4], zakelijk weergegeven als volgt [6] :
Ik heb 43 jaar gewerkt als anesthesieassistent in het ziekenhuis. Ik ben afgelopen juni gestopt in het ziekenhuis en ben met pensioen.
Hier (het hof begrijpt gelet op de plaats waar de getuige werd gehoord, zie bewijsmiddel 5: op [adres bedrijf 1]) werk ik als anesthesieassistent onder supervisie van een dierenarts. Ik begeleid de narcose bij de dieren.
Ik doe dit werk vanaf 1 juli 2010 als freelance. Ik heb hiertoe een freelance contract afgesloten met [verdachte]. Ik werk niet in de praktijk in [gemeente 1].
(Het hof leidt uit deze laatste opmerking van de getuige af dat de operatie van de hond aan de tumor, zoals bewezen verklaard onder 4, derde gedachtestreepje, in [gemeente 2] heeft plaatsgevonden)
7.
de verklaring van [getuige 4], zakelijk weergegeven als volgt [7] :
Ik heb [verdachte] 1 keer zelfstandig zien opereren. Dat was dit jaar in 2010.
Ik pas anesthesie altijd gezamenlijk toe met een dierenarts. In dit geval is de dierenarts na de verdoving naar de poliklinische behandeling gegaan waar ze patiënten ontvangt.
[verdachte] heeft toen een tumor verwijderd bij een hond, op de buitenzijde van de borst. Ik heb toen de narcose begeleid en ben de gehele operatie aanwezig geweest.
8.
de verklaring van de verbalisant [verbalisant 3], als opsporingsambtenaar werkzaam bij het Dienstonderdeel opsporing van de Algemene Inspectiedienst, in de functie van tactisch rechercheur. zakelijk weergegeven, als volgt [8] :
Op 2 augustus 2010 werd op de locatie [locatie bedrijf 1] aangehouden [verdachte].
9.
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, zakelijk weergegeven, als volgt:
De verwijdering van de tumor bij een hond waarover [getuige 4] spreekt betreft de verwijdering van een wrat.
De hond had in de flank deze wrat. Met het scheren van de hond heb ik de wrat geraakt. Ik heb deze wrat, die daardoor los zat, zelf verder los geknipt. Daarna heb ik het wondje schoongemaakt en een hechting gezet.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat zij moet worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde wegens onvoldoende bewijs.
Daartoe is in het bijzonder het volgende aangevoerd met betrekking tot de tenlastelegging van het onder 4, eerste gedachtestreepje:
Bij de blaasoperatie bij de hond betwist verdachte dat zij deze blaasstenen heeft verwijderd.
De verklaring van [getuige 2] staat alleen en dient te worden bezien in het licht van een arbeidsconflict tussen verdachte en haarzelf.
Voorts zegt [getuige 2] dat zij bij deze operatie heeft geassisteerd. Gelet daarop was er dus een dierenarts aanwezig in de persoon van [getuige 2].
Daar komt bij dat de betreffende operatie niet door verdachte is gedaan maar door dierenarts [dierenarts 1], waarbij verdachte enkel heeft geassisteerd.
En voorts is met betrekking tot de tenlastelegging van het onder 4, derde gedachtestreepje het volgende aangevoerd.
Bij de verwijdering van de knobbel bij een hond ging het niet om een tumor maar om een wrat. Het woord tumor is afkomstig van [getuige 4]; een ziekenhuisman. In ziekenhuistaal worden wratten bij mensen tumoren genoemd.
Bij een operatie worden dieren geschoren. Bij het scheren van de betreffende hond was de wrat gedeeltelijk los komen te zitten, die verdachte heeft losgeknipt waarna vervolgens de hond is gehecht. Het verwijderen van een loszittende wrat is geen operatie.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt het volgende voorop.
Ingevolge artikel 2 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, zijn alleen dierenartsen toegelaten tot de uitoefening van de diergeneeskunde.
Ingevolge artikel 4 van die wet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de toelating van anderen dan dierenartsen tot de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte omvang.
Artikel 9 van het Besluit para-veterinairen houdt in dat degene die over de kwalificatie van dierenartsassistent paraveterinair beschikt bevoegd is tot het verrichten van bepaalde in dat artikel omschreven diergeneeskundige handelingen, een operatie daaronder niet begrepen.
In artikel 1 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 wordt ‘operatie’ gedefinieerd als: instrumentele ingreep bij dieren, gepaard gaande met verbreking van de natuurlijke samenhang van levende weefsels, het afnemen van bloed daaronder begrepen.
In diezelfde bepaling wordt “uitoefening van de diergeneeskunde” gedefinieerd als:
“het als beroep verrichten van een of meer der navolgende handelingen:
a. (…) het voorschrijven of toepassen van een behandeling, operatie daaronder begrepen (…) “.
Het hof overweegt dat het verrichten van een operatie bij een dier is een beroepsmatige handeling, die is voorbehouden aan een dierenarts, en is aan merken als de uitoefening van een beroep als bedoeld in de tenlastelegging van feit 4.
Volgens eigen verklaring van de verdachte is zij geen dierenarts. Zij is naar eigen zeggen dierenartsassistent paraveterinair. Gelet op het wettelijk stelsel was verdachte derhalve, buiten noodzaak, niet bevoegd tot het verrichten van een operatie.
Met betrekking tot de tenlastelegging van het onder 4, eerste gedachtestreepje:
De verklaring van [getuige 2], een dierenarts, is gedetailleerd en vindt grotendeels bevestiging in de verklaring die verdachte zelf geeft.
Uit die verklaringen volgt dat de verdachte door de getuige [getuige 2] alleen werd aangetroffen bij een blaasoperatie bij de hond, waarbij zij de blaas van deze hond in de hand had en dat verdachte in aanwezigheid van [getuige 2] ook verder is gegaan met de operatie.
[getuige 2] heeft, op basis van haar eigen waarneming, expliciet verklaard welke handelingen verdachte tijdens haar bezoek alleen verrichtte, namelijk het met een pincet verwijderen van de blaassteen en dat verdachte daarmee verder is gegaan toen [getuige 2] weigerde dit van haar over te nemen. Verdachte heeft ontkend de betreffende handeling te hebben verricht.
Het hof acht de verklaring van de getuige [getuige 2] voor wat betreft dit feit geloofwaardig, te meer nu de verdachte deze verklaring grotendeels heeft bevestigd en bovendien omdat zij ook zelf heeft verklaard dat zij met de operatie is verder gegaan.
Het hof acht de lezing van de verdachte, dat zij toen slechts assisteerde bij de operatie door een dierenarts, die net even weg was, onaannemelijk, gelet op het feit dat de operatie bij binnenkomst van [getuige 2] al aan de gang was. Immers, verdachte stond daar toen al met de blaas in de hand en is vervolgens verder gegaan met de operatie. De stelling dat [getuige 2] de operatie zou hebben voortgezet en verdachte derhalve louter zou hebben geassisteerd, acht het hof gelet op de verklaring van [getuige 2], maar ook op de verklaring van verdachte zelf dat [getuige 2] niet durfde te opereren (zie bewijsmiddel 5), niet aannemelijk.
Dat verdachte slechts in afwachting was van de voortzetting van de operatie door de dierenarts [dierenarts 1], vindt zijn weerlegging in de verklaring van [getuige 2] ten over de handelingen die verdachte heeft verricht, alsmede in de verklaring van de verdachte zelf dat zij de operatie heeft voortgezet. Bovendien heeft [getuige 2] als haar waarneming verklaard dat deze dierenarts toen in de spreekkamer spreekuur aan het houden was.
Met betrekking tot de tenlastelegging van het onder 4, derde gedachtestreepje:
Het hof heeft ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting geen aanwijzingen gevonden op grond waarvan getwijfeld dient te worden aan de verklaring van de getuige [getuige 4], een anesthesieassistent, van wie verwacht mag worden dat hij op grond van zijn jarenlange ervaring weet waarover hij het heeft. Hij heeft de handelingen van de verdachte benoemd als een operatie waarbij door haar een tumor werd verwijderd en waarbij hij de narcose begeleidde. Dat verdachte in dit verband spreekt over een wrat doet daar niet aan af.
Het hof overweegt voorts ten aanzien van al hetgeen onder 4 bewezen is verklaard dat de door de verdachte verrichte handelingen vallen onder de wettelijke definitie van opereren, waartoe zij, niet zijnde een dierenarts, niet bevoegd is.
Uit de verklaring van [getuige 2] en [getuige 3] leidt het hof af dat het opereren van dieren door verdachte niet een sporadisch voorkomende (nood)situatie was en dat verdachte als beroep de bewezen verklaarde operaties heeft verricht en aldus buiten noodzaak het beroep van dierenarts heeft uitgeoefend.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 436, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Voorts heeft het hof bij de straftoemeting in het bijzonder gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bewezen verklaard is dat verdachte tweemaal een dier heeft geopereerd terwijl ze daartoe niet bevoegd was. Dit zijn op grond van de wet overtredingen. Het wettelijk strafmaximum is gesteld op een geldboete van de tweede categorie.
Eigenaren van dieren moeten erop kunnen vertrouwen dat indien hun dier een operatie moet ondergaan deze wordt uitgevoerd door iemand die daartoe bevoegd is. Deze eis beoogt mede de bescherming van de kwaliteit van de behandeling.
Verdachte kent de toepasselijke regelgeving. Als zelfstandig ondernemer en exploitant van twee dierenklieken waarbij zes dierenartsen in dienst waren, had verdachte moeten instaan voor een strikte toepassing van die regelgeving.
Dat ze volgens haar eigen verklaring als ervaren para-veterinair jonge, pas afgestudeerde dierenartsen ook op het gebied van het opereren iets kon leren, geeft haar geen vrijbrief om zelf operaties uit te voeren. Desalniettemin zal het hof bij de hoogte van de straf rekening houden met de omstandigheid dat niet is gebleken dat de operaties onoordeelkundig zijn uitgevoerd of dat de geopereerde dieren schade of hinder hebben ondervonden van de omstandigheid dat de verdachte niet bevoegd was te opereren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 mei 2013, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld terzake van een soortgelijk delict en op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande, acht het hof oplegging van geldboeten van na te melden hoogte passend en geboden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboeten heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 62, 63 en 436 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2013 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat was beperkt tot “de hoogte van de opgelegde straf” ter zake - zo heeft het hof begrepen - het onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en subsidiair en het onder 4 tweede gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 eerste en derde gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe de wet een toelating vordert, buiten noodzaak dat beroep uitoefenen, tweemaal gepleegd.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot 2 (twee) geldboetes, elk van € 1.000,00 (duizend euro), telkens bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter
mr. N.J.M. Ruyters en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 6 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend en mr. T.A. de Roos zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s betreffende ambtsedige
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 9 augustus 2010, proces-verbaalnr. 60766, documentcode V1.01, pagina 434.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 28 juli 2010, proces-verbaalnr. 60766, documentcode G1.01, pag. 846.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 21 juli 2010, proces-verbaalnr. 60766, documentcode G2.01, pag. 140-141.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 8 december 2010, proces-verbaalnr. 60766, documentcode V2.01, pag. 469.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 8 december 2010, proces-verbaalnr. 60766, documentcode V2.01, pag. 470
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 8 december 2010, proces-verbaalnr. 60766, documentcode V2.02, pag. 476.
8.Het zaaksproces-verbaal 1 “propofol”, d.d. 17 november 2010, proces-verbaalnr. 60766, documentcode AMB-16, pag. 578 en 579.