Met betrekking tot de vraag hoeveel bonus [appellante] voor zich zelf had kunnen bedingen, ware het niet dat [geïntimeerde] ook een bonus kreeg, en of deze bonus dan in de orde van grootte van € 24.000,- zou kunnen belopen, ontleent het hof het volgende aan de verklaring van de heer [getuige 1.]:
De staffel van het contract van de heer [geïntimeerde] liep van € 15,00 tot maximaal € 50,00. (…) Café de Kyzer heeft in het jaar 2008 ongeveer 400 hectoliter verkocht en in 2009 ongeveer 100 hectoliter.
(…)
Op uw vraag of ik kan schatten hoeveel korting mevrouw [appellante] had gekregen als wij niet ook [geïntimeerde] een korting hadden moeten geven, antwoord ik u: voor het jaar 2008 een omzet van 400 hectoliter à€ 50,00 en over het jaar 2009 een omzet van 100 hectoliter à € 40,00 maakt in totaal € 24.000,00.
Met deze berekening is nog niet gezegd dat [appellante] een bonus van € 24.000,- had kunnen realiseren. Dienaangaande neemt het hof het volgende in overweging.
De heer [getuige 1.] verklaarde als volgt:
Ik ben niet direct betrokken geweest bij het afsluiten van de contracten tussen de brouwerij, de heer [geïntimeerde] en mevrouw [appellante]. Ik heb de contracten opgezocht. Het betreffen standaard contracten. Voor beide contracten geldt dat er een korting wordt verstrekt over de afgenomen liters bier en over andere dranken. De hoogte van de korting is niet standaard maar betreft een onderhandelingsobject. De hoogte van de korting wordt onder meer bepaald aan de hand van de verwachtingen met betrekking tot de omzet van de dranken, maar ook bijvoorbeeld het gebruik van glaswerk, reiniging van tapleidingen, historie. Er zijn klanten die geen korting krijgen en sommige hele grote klanten kunnen wel 60% korting krijgen.
(…)
De kortingen die aan [geïntimeerde] werden verstrekt waren ongeveer een standaardkorting, een gemiddelde, voor die tijd. Ik denk nu dat als [geïntimeerde] geen extra korting had gekregen voor café de Kyzer, dat wij mevrouw [appellante] een hogere korting hadden kunnen bieden.
(…)
Op de vraag of de aan [geïntimeerde] uitgekeerde kortingen van invloed zijn geweest op de hoogte van de korting die wij aan mw. [appellante] gaven antwoord ik u dat de hoogte van de korting van mw. [appellante] van een groot aantal factoren afhankelijk was. Ik was niet bij deze onderhandelingen betrokken, en kan dus alleen maar iets in het algemeen verklaren.
De heer [getuige 2.], indertijd medewerker bij Inbev, verklaarde:
Ik ben betrokken geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen mw. [appellante] en Inbev. (…) ik begrijp van u dat u mij wilt horen over de hectoliterkorting. Ik was zelf niet bevoegd om bindende afspraken te maken maar ik voerde wel de onderhandelingen. Het resultaat legde ik dan voor aan mijn meerdere, in die tijd dhr. Joosten. Ik kan mij niet veel meer herinneren van de onderhandelingen die ik heb gevoerd met mw. [appellante]. In het algemeen ging het zo dat door mij werd bekeken wat de zaak nodig had aan installaties en glaswerk, lichtreclames en dergelijke en we keken ook naar de prognose voor de omzet. Risico’s werden ook meegenomen. Soms was het de contractant die een bepaalde korting wilde bedingen, soms stelde wij dat voor. Over de precieze toedracht van de onderhandelingen met mw. [appellante] kan ik mij vrijwel niets herinneren.
(…)
Mij wordt gevraagd of, in het geval [geïntimeerde]’s korting mede werd berekend over de omzet van het café van mw. [appellante], dat feit van invloed is op de korting die mw. [appellante] kon bedingen. Ik antwoord u dat ik dat niet weet. Of het zo kan zijn weet ik ook niet.