Het gaat in deze zaak om het volgende.
Op 20 januari 2008 is overleden: [erflater] (hierna: erflater).
Erflater was in eerste echt gehuwd met [ex-echtgenote erflater]; [appellante] is dochter uit dit eerste huwelijk. Erflater is in tweede echt gehuwd met [geïntimeerde 1.]; [geïntimeerde 2.] en [geïntimeerde 3.] zijn dochters uit dit tweede huwelijk.
Erflater had een vleeskalverenbedrijf dat hij per 1 januari 1994 heeft ingebracht in een maatschap. Bij aanvang van de maatschap waren de vennoten: erflater, [geïntimeerde 1.] en [geïntimeerde 3.]. Per 31 december 2000 is ook de echtgenoot van [geïntimeerde 3.], [echtgenoot geïntimeerde 3.], tot de maatschap toegetreden.
De maatschap is op 31 december 2005 ontbonden. Het vleeskalverenbedrijf is voortgezet door [geïntimeerde 3.] en haar echtgenoot; de overname van de bedrijfsgebouwen, cultuurgrond, bedrijfsinvenaris en –machines, de voorraden, de vergunningen en de overige tot het bedrijf behorende goederen en verminderd met de door [geïntimeerde 3.] en haar echtgenoot overgenomen schulden van het bedrijf en met het door [geïntimeerde 3.] en haar echtgenoot in de maatschap opgebouwde kapitaal en aandeel in de stille reserves, heeft plaatsgevonden bij notariële akte d.d. 29 december 2006.
Erflater heeft bij testament d.d. 6 augustus 2003 (productie 3 inleidende dagvaarding) over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament heeft hij de wettelijke verdeling als bedoeld in artikel 4:13 BW in stand gelaten en heeft hij [appellante] onterfd.
[appellante] heeft aanspraak gemaakt op haar legitieme portie.
Zij vorderde, na wijziging van haar eis, in eerste aanleg:
I) te verklaren voor recht dat bij het aangaan van de maatschap tussen [geïntimeerde 3.] en haar ouders een bevoordeling heeft plaatsgehad van [geïntimeerde 3.], door de gronden te waarderen alsof er sprake was van verpachte grond terwijl dat niet zo was;
II) te bepalen wat de legitimaire massa was ten tijde van het overlijden op 20 januari 2008 van erflater;
III) te bepalen wat de omvang is van haar legitieme portie.
De rechtbank heeft bij vonnis van 5 september 2012 de vorderingen van [appellante] afgewezen.
[appellante] kan zich hiermee niet verenigen en zij is in hoger beroep gekomen.