ECLI:NL:GHSHE:2013:3962

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
HV 200.092.995/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een periodiek verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na echtscheiding. De zaak is gestart met een beschikking van de rechtbank op 15 mei 2012, waarin het hof bepaalde dat er deskundigenonderzoeken zouden plaatsvinden en dat de man een bewijsopdracht kreeg. In een latere beschikking van 21 februari 2013 werd een aanvullend voorschot voor deze onderzoeken vastgesteld. De appellante, aangeduid als de vrouw, en de geïntimeerde, aangeduid als de man, hebben hun standpunten over de verdeling van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen en de verrekening op basis van de huwelijkse voorwaarden naar voren gebracht.

Het hof heeft de relevante stukken, waaronder rapporten van deskundigen en brieven van de advocaten, in overweging genomen. De beoordeling richtte zich op de verzoeken van partijen tot verdeling van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen, waaronder de inboedel, bankrekeningen, en de waarde van onroerend goed. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op een aandeel in het maatschapsvermogen en de stille reserves van het bedrijfspand, maar dat er geen te verrekenen bedrag toekomt met betrekking tot het bedrijfspand zelf. De waarde van de echtelijke woning werd getaxeerd op € 530.000,-, maar het hof heeft besloten dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld tegen een waarde van € 569.000,-, ondanks de onderwaarde van de hypotheek.

De beslissing van het hof omvatte ook de verrekening van de waarde van kapitaalverzekeringen en de belastingaanslagen. Het hof heeft partijen opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak schriftelijk een standpunt in te nemen over een nog openstaande kwestie. De uitspraak werd gedaan op 15 augustus 2013, waarbij het hof de verdere beslissing aanhield tot 10 oktober 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 15 augustus 2013
Zaaknummer: HV 200.092.995/01
Zaaknummer eerste aanleg: 215338 FA RK 10-726
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante]
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.F.M.L. van Beukering-Michielsen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.C.G.M. van Hoof.

8.De beschikkingen d.d. 15 mei 2012 en 21 februari 2013

In de beschikking van 15 mei 2012 heeft het hof bepaald dat een tweetal deskundigenonderzoeken zal worden verricht. Verder is aan de man een bewijsopdracht gegeven en is aan partijen nadere informatie gevraagd.
In de beschikking van 21 februari 2013 is een aanvullend voorschot ten behoeve van de deskundigenonderzoeken vastgesteld.

9.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de deskundige Vosters en twee rapporten van de deskundige Struijk;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 11 februari 2013;
- de brieven met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 12 februari 2013 en 28 februari 2013.
Het hof heeft de uitspraak bepaald op heden.

10.De verdere beoordeling

in principaal en in incidenteel appel
10.1.
Beslist moet worden op de verzoeken van partijen tot verdeling van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen en tot verrekening op basis van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden.
In de beschikking van 15 mei 2012 heeft het hof op een aantal geschilpunten beslist:
- de gemeenschappelijke inboedel wordt verdeeld conform de tussen partijen bereikte
overeenstemming;
- de rekening-courantschuld bij de ING met nr.[rekening-courant] is onderdeel van het
maatschapsvermogen zodat voor een afzonderlijke verrekening geen plaats is.
Omtrent de overige geschilpunten zal het hof thans beslissen.
Bij de behandeling van de verschillende posten zal het hof dezelfde volgorde aanhouden als in de beschikking van 15 mei 2012.
10.2.
ad a) de maatschap
10.2.1.
In rechtsoverweging 3.8.4. van de tussenbeschikking van 15 mei 2012 is reeds beslist dat aan de vrouw haar aandeel in het maatschapsvermogen toekomt, zijnde een bedrag van € 150.465,- (waarvan zij reeds € 110.000,- heeft ontvangen zodat € 40.465,- resteert), eventueel te vermeerderen met een aandeel in de stille reserve in het bedrijfspand aan de [bedrijfspand] te [vestigingsplaats] en een eventueel aandeel in de waarde van dit pand wegens investering met overgespaard inkomen.
10.2.2.
De deskundige Struijk heeft de waarde van het bedrijfspand per 29 januari 2010 getaxeerd op € 440.000,-. Partijen hebben tegen deze taxatie geen bezwaren aangevoerd zodat het hof van dit bedrag uitgaat.
Uit de laatste jaarrekening van de maatschap blijkt dat de boekwaarde per 31 december 2008 € 201.105,- bedraagt.
Van algemene bekendheid is dat ná 31 december 2008 van waardestijging van onroerend goed in de regel geen sprake is geweest; niet gesteld of gebleken is dat het bedrijfspand in dit opzicht afwijkend is. Het hof gaat er daarom van uit dat per 31 december 2008 de werkelijke waarde van het bedrijfspand niet minder zal zijn geweest dan € 440.000,-. Dit betekent dat de stille reserve ten tijde van de beëindiging van de maatschap kan worden geschat op € 238.895,-. Bij een belastinglatentie van 50% (waar beide partijen van uit gaan) dient € 119.447,50 toegevoegd te worden aan de kapitaalrekening van partijen. Die toevoeging dient naar het oordeel van het hof te geschieden op basis van artikel 9 van de maatschapsovereenkomst zodat aan de vrouw 25% toekomt van € 119.447,50, dit is € 29.861,88.
10.2.3.
Met het oog op de verrekenvordering van de vrouw met betrekking tot het bedrijfspand zijn thans de volgende gegevens bekend:
- de waarde per 29 januari 2010 bedraagt € 440.000,-;
- het pand is op 27 juni 1991 door de man samen met zijn toenmalige compagnon [toenmalige compagnon]
gekocht voor f. 298.000,-;
- op 1 juli 1996 heeft de man het aandeel van [toenmalige compagnon] gekocht voor f. 250.000,-; blijkens
de aankoopakte (productie 8 bij het verweerschrift in eerste aanleg) was het bedrijfspand o
dat moment belast met een hypothecaire inschrijving ten bedrage van f. 500.000,-;
- in verband met de financiering van de aankoop van het aandeel van [toenmalige compagnon] en de
aflossing van de oude hypothecaire lening is een tweetal leningen afgesloten bij de ING e
heeft de man tot een bedrag van maximaal f. 700.000,- (€ 317.646,-) hypotheek verstrekt o
zowel het bedrijfspand als op het pand [pand] te [vestigingsplaats] (bijlage C bij het
rapport van Vosters). Op de twee in juli 1996 afgesloten leningen is tot aan de peildatu
niet afgelost.
De totaalsom van de leningen was f. 600.000,- (€ 272.268,12) welk bedrag gelijkelijk i
verdeeld over de twee leningen. Het gaat om de volgende leningen:
* een lening ten name van beide partijen met nr. [lening 1.] ten bedrage van (f. 300.000,-) € 136.134,06. Na de verkoop van het pand aan de[pand] op 16 november 2010 is op deze hypothecaire lening een bedrag van € 63.000,- afgelost zodat thans nog € 73.134,06 resteert. Aan de lening is op 2 juli 1996 de ten name van de man staande kapitaalverzekering bij de VVAA gekoppeld; deze kapitaalverzekering was door de man afgesloten op 1 november 1990;
* een lening ten name van de man met nr. [lening 2.] ten bedrage van € 136.134,06. Aan deze lening is op enig moment de kapitaalverzekering bij Nationale Nederlanden gekoppeld. Die verzekering is op 1 augustus 1996 afgesloten;
- Volgens de bijlagen bij het rapport van de deskundige Vosters bedroeg de waarde per 30
november 2009 van de kapitaalverzekeringen respectievelijk € 47.966,- (VVAA) e
€ 75.643,- (Nationale Nederlanden).
10.2.4.
Naar het oordeel van het hof moet op basis van de thans beschikbare gegevens worden geconcludeerd dat op de aan het bedrijfspand verbonden hypothecaire leningen tijdens de verrekenperiode niet is afgelost met overgespaard inkomen.
Weliswaar zijn op enig moment aan de leningen de twee genoemde kapitaalverzekeringen gekoppeld maar naar het oordeel van het hof is het verband tussen deze verzekeringen en het bedrijfspand te ver verwijderd om in dit geval de opgebouwde waarde aan te merken als een investering in het bedrijfspand. Dit betekent dat aan de vrouw ten aanzien van het bedrijfspand geen te verrekenen bedrag toekomt. De opgebouwde waarde van de kapitaalverzekeringen zal wel worden verrekend (zie hierna onder 10.7).
10.2.5.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de draagplicht ten aanzien van de hypotheekschuld met nr. [lening 1.] ten bedrage van (op de peildatum) € 136.134,-. Deze lening staat ten name van beide partijen en is niet opgenomen op de balans van de maatschap.
Partijen dienen zich over de draagplicht van deze lening nog uit te laten.
10.3.
ad b) de (voormalige) echtelijke woning [(voormalige) echtelijke woning] te[woonplaats].
10.3.1.
De deskundige Struijk heeft de actuele waarde van de woning getaxeerd op
€ 530.000,-. Partijen hebben geen commentaar gegeven op deze taxatie.
In de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 12 februari 2013 wordt toedeling van de woning aan de vrouw gevraagd tegen een waarde van € 530.000,- in plaats van een waarde van € 569.000,-.
10.3.2.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De vrouw heeft zich in de onderhavige procedure op het standpunt gesteld dat de waarde van de woning € 569.000,- bedraagt en zij wenste toedeling van de woning aan haar op basis van deze waarde. De man heeft zich verenigd met toedeling aan de vrouw maar stelde dat de waarde van de woning beduidend meer was dan het door de vrouw genoemde bedrag van € 569.000,- . Het hof heeft om die reden een deskundige benoemd om de woning te taxeren. De taxatie komt uit op een actuele waarde van € 530.000,-.
Naar het oordeel van het hof verzetten, in het licht van voormelde omstandigheden (en in aanmerking nemende het beginsel van verbod van reformatio in peius), de redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat toedeling van de woning aan de vrouw plaats vindt tegen een lagere waarde dan € 569.000,-.
Het hof zal de woning aan de vrouw toedelen tegen een bedrag van € 569.000,-.
10.3.2.
Op de woning rust een aflossingsvrije hypotheek ten name van beide partijen. Na aftrek van een resterend bedrag in het bouwdepot bedraagt de hypotheekschuld € 650.716,35. Dit betekent dat er sprake is van een onderwaarde van € 81.716,35. Het hof zal bepalen dat de vrouw de hypotheekschuld volledig voor haar rekening moet nemen. De man dient de helft van de onderwaarde, zijnde € 40.858,18 aan de vrouw te vergoeden.
10.4.
ad c) de auto’s
10.4.1.
Het hof acht met de door de man bij brief van de advocaat d.d. 11 februari 2013 verstrekte gegevens, die door de vrouw niet zijn weersproken, in voldoende mate aangetoond dat hij de auto merk Volvo deels heeft gefinancierd met een geldbedrag van € 20.000,- dat hij van zijn moeder heeft geleend.
10.4.2.
Mede gelet op hetgeen in de tussenbeschikking van 15 mei 2012 onder 3.10 is overwogen, betekent het voorgaande dat aan de vrouw ter zake van de verrekening van de waarde van de Volvo een bedrag toekomt van ½ x (€ 50.000,- minus € 20.000,-) = € 15.000,- en aan de man ter zake van de verrekening van de Honda een bedrag van ½ x € 1.000,- = € 500,-.
10.5.
ad e) het pand [pand] te [vestigingsplaats]
10.5.1.
Met betrekking tot dit pand zijn thans de volgende gegevens bekend:
- het pand is op 31 januari 1991 door de man gekocht;
- vanaf 1 juli 1996 was het pand, samen met het bedrijfspand aan de [bedrijfspand]
hypothecair belast in verband met de leningen die hiervoor onder 10.2.3. zijn genoemd;
- in 2007 is een tweede hypotheek op het pand gevestigd in verband met een
overbruggingskrediet ad € 314.000,- bij de ING met nr. [lening 3.]. Ook op dit krediet is
tijdens de verrekenperiode niet afgelost;
- het pand is op 16 november 2010 aan een derde verkocht voor € 395.000,-. Van de
opbrengst is het overbruggingskrediet (geheel) afgelost; op de lening met nr
[lening 1.] is een bedrag van € 63.000,- afgelost;
- van de verkoopopbrengst resteerde € 10.104,55. De vrouw heeft daarvan de helft, dus een
bedrag van € 5.052,- ontvangen.
10.5.2.
Ook voor dit pand geldt dat op basis van de beschikbare gegevens moet worden geconcludeerd dat op de leningen die hebben gerust op het pand, niet is afgelost tijdens de verrekenperiode. Dit betekent dat het reeds door de vrouw ontvangen bedrag van € 5.052,-, moet worden betrokken in het bedrag dat zij per saldo van de man te vorderen heeft.
10.6.
ad f) de bankrekeningen
10.6.1.
Op basis van de thans verstrekte gegevens komt het hof tot de volgende opstelling met betrekking tot de bankrekeningen.
Te verrekenen banksaldi van de man:
ING [bankrekeningnummer 1.]
€ 3.782,79;
ING [bankrekeningnummer 1.] plus
€ 4.489,85
ABN AMRO [bankrekeningnummer 2.]
€ 1.379,30neg.
totaal
€ 6.893,34.
De helft hiervan, dus € 3.446,67 dient hij aan de vrouw te voldoen.
Te verrekenen banksaldi van de vrouw:
ING [bankrekeningnummer 3.] (na aftrek van de reeds betaalde
€ 110.000,-)
€ 10.348,-
Rabo [bankrekeningnummer 4.]
€ 1.300,-
totaal
€ 11.648,-
De helft hiervan, dus € 5.824,- dient zij aan de man te voldoen.
10.6.2.
Het hof zal voormelde bedragen in de verrekening betrekken.
10.7.
ad h) de kapitaalverzekeringen bij VVAA en Nationale Nederlanden
10.7.1.
Conform hetgeen hiervoor onder 10.2.4. is overwogen, dient de man de waarde op de peildatum van de op zijn naam staande kapitaalverzekeringen met de vrouw te verrekenen. Op basis van de gegevens in de bijlagen bij het rapport van de deskundige Vosters gaat het hof uit van een waarde van de VVAA-polis op de peildatum van € 47.966,- en van een waarde van de Nationale Nederlanden-polis van € 75.643,-.
10.7.2.
Het voorgaande betekent dat de man aan de vrouw ter zake van de verrekening van de waarde van de polissen een bedrag van ½ x (€ 47.966,- plus € 75.643,-) = € 61.804,50 moet voldoen.
10.8.
ad i) de belastingaanslagen
Blijkens de door de man verstrekte gegevens heeft hij na de peildatum in totaal aan aanslagen over 2007 en 2008 betaald: € 1.491,- plus € 670,- plus € 29.514,- = € 31.675,-.
Dit bedrag dient in mindering te komen op het door de man te verrekenen vermogen, hetgeen betekent dat de helft, dit is € 15.837,50, ten laste van de vrouw zal worden gebracht.
10.9.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan thans een voorlopige berekening worden gemaakt van het bedrag dat de man per saldo aan de vrouw dient te voldoen.
Aan de vrouw komt toe: aandeel maatschap minus € 110.000,-: € 40.465,--
aandeel stille reserves bedrijfspand:
€ 29.861,88
helft onderwaarde echtelijke woning
€ 40.858,18
helft waarde Volvo
€ 15.000,--
helft banksaldi man:
€ 3.446,67
helft waarde polissen
€ 61.804,50
totaal:
€ 191.436,23
Aan de man komt toe:
aandeel inboedel:
€ 20.000,--
helft waarde Honda:
€ 500,--
terugbetaling [pand]:
€ 5.052,--
helft banksaldi vrouw:
€ 5.824,--
helft belastingaanslagen:
€ 15.837,50
totaal:
€ 47.213,50
Deze berekening is voorlopig: allereerst hebben partijen nog de gelegenheid om zich uit te laten over de door het hof gehanteerde cijfers: wanneer blijkt dat de gegevens waarvan het hof is uitgegaan op een of meer onderdelen feitelijk onjuist zijn zal daarmee bij de definitieve berekening rekening worden gehouden. Een definitieve uitspraak kan bovendien nog niet worden gedaan omdat nog moet worden beslist omtrent de onder 10.2.5 bedoelde kwestie.

11.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
draagt partijen op om binnen vier weken na heden schriftelijk een standpunt te bepalen omtrent de hiervoor onder 10.2.5 bedoelde kwestie;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 10 oktober 2013.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.J.M. van Etten, W.H.B. den Hartog Jager en G.J. Vossestein en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2013.