ECLI:NL:GHSHE:2013:4341

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
HD 200.129.575_01 VA
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming verhuizing met minderjarige en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met haar minderjarige dochter. De vader, die in eerste aanleg als gedaagde was opgetreden, was het niet eens met de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de moeder toestemming had verleend om met de dochter te verhuizen naar een andere woonplaats. De moeder had haar verzoek tot verhuizing ingediend, omdat zij met haar dochter naar [woonplaats 2.] wilde verhuizen en haar dochter daar wilde inschrijven voor een middelbare school.

Het hof oordeelde dat het belang van de moeder om te verhuizen niet zwaarder weegt dan het belang van het kind en de vader bij het behoud van de huidige woonplaats. Het hof heeft daarbij alle relevante omstandigheden in overweging genomen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de impact op de minderjarige en de communicatie tussen de ouders. Het hof heeft de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter vernietigd en de verzoeken van de moeder afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het kind in dergelijke geschillen en de noodzaak voor ouders om in onderling overleg tot afspraken te komen over de zorg en opvoeding van hun kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.575/01
arrest van 15 augustus 2013
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.E. Teusink te Roosendaal,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder
advocaat: mr. M.H.G. Habets te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 juli 2013 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gewezen vonnis van 27 juni 2013 tussen de vader als gedaagde en de moeder als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/263900 KG ZA 13-270)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2.  Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij voormeld exploot heeft de vader grieven aangevoerd en geconcludeerd de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis te schorsen, dit vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de moeder in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans die aan haar te ontzeggen als onbewezen en ongegrond.
2.2.
Partijen hebben hun zaak doen bepleiten op 13 augustus 2013. De vader door mr. Teusink en de moeder door mr. Habets.
2.3.
Het hof heeft de minderjarige [dochter] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de gehouden pleidooien buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. De voorzitter heeft de inhoud van dit verhoor aan partijen zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Partijen hebben arrest gevraagd.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.2.
Partijen zijn op 22 augustus 1996 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk is geboren:
-  [dochter] (hierna: [dochter]), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats].
[dochter] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
4.3.
Bij beschikking van 23 mei 2008 heeft de rechtbank Breda tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 5 juni 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij deze beschikking heeft de rechtbank verder bepaald, voor zover thans van belang, dat de onderlinge regelingen uit het op 24 april 2008 ondertekende echtscheidingsconvenant als in de beschikking overgenomen en herhaald dienen te worden beschouwd.
4.4.
Ingevolge artikel 1.2 van het op 24 april 2008 ondertekende echtscheidingsconvenant beslissen partijen op grond van het gezamenlijk gezag tezamen waar [dochter] haar hoofdverblijf heeft en waar zij is ingeschreven. Op het moment van ondertekening van dit convenant heeft [dochter] haar hoofdverblijf aan het adres van partijen. Op het moment dat partijen apart gaan wonen, zal er een soort van co-ouderschapsregeling tot stand gebracht worden. In dat kader is het de bedoeling dat [dochter] wekelijks iedere dinsdag van 15.30 uur tot woensdagochtend bij de vader verblijft, evenals iedere vrijdag tussen de middag en vrijdag vanaf 17.30 uur tot zaterdagavond 18.00 uur (of in overleg later). Daarnaast zal er contact zijn tussen [dochter] en de vader gedurende de helft van alle vakanties en feestdagen. Partijen zullen de exacte dagen in onderling overleg overeenkomen. De moeder is op grond daarvan gerechtigd tot de kinderbijslag.
Niet in geschil is dat de vader en [dochter] thans in het kader van de contactregeling op de volgende dagen en tijden contact met elkaar hebben:
- iedere dinsdag tussen de middag (lunch);
- iedere dinsdagmiddag van 15.30 uur tot de daaropvolgende woensdagochtend;
- iedere donderdag tussen de middag (lunch);
- iedere vrijdag tussen de middag (lunch);
- iedere vrijdag vanaf 15.30 uur tot zaterdagavond 19.30 uur;
- de vakanties en feestdagen worden bij helfte in onderling overleg verdeeld.
4.5.
Bij brief van 11 januari 2013 heeft de moeder de vader schriftelijk in kennis gesteld van haar voornemen om met [dochter] in de zomer van 2013 van [woonplaats 1.] naar [woonplaats 2.] te verhuizen.
4.6.
De vader heeft, voor zover thans van belang, bij verzoekschrift van 31 januari 2013 de rechtbank verzocht te bepalen dat
 het hoofdverblijf van [dochter] voortaan bij hem zal zijn;
 de moeder gerechtigd is tot contact met [dochter] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.30 uur tot zondag 18.30 uur alsmede gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen waarbij de vader [dochter] naar de moeder zal brengen en de moeder [dochter] weer zal terugbrengen naar de vader;
 de door de vader verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter] per datum van wijziging van het hoofdverblijf op nihil wordt gesteld.
4.7.
De moeder heeft, voor zover thans van belang, bij verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van 27 februari 2013 de rechtbank verzocht de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze als ongegrond af te wijzen. De moeder heeft voorts verzocht haar vervangende toestemming te verlenen met [dochter] te verhuizen naar [woonplaats 2.], een en ander te effectueren per 1 juli 2013, alsmede haar toestemming te verlenen [dochter] aldaar voor 1 april 2013 in te schrijven voor de middelbare school het Helinium, alsmede een zorgregeling tussen de vader en [dochter] vast te stellen zoals in haar verzoekschrift is opgenomen, een en ander eveneens te effectueren vanaf 1 juli 2013.
4.8.
Bij dagvaarding in kort geding van 29 mei 2013 heeft de moeder, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
 dat haar toestemming wordt verleend om zich met [dochter] (voorlopig) in [woonplaats 2.] te vestigen, totdat in de bodemprocedure nader zal worden beslist, een en ander te effectueren per 1 juli 2013;
 haar per direct toestemming te verlenen [dochter] in [woonplaats 2.] in te schrijven voor de middelbare school het Helinium;
 de volgende (voorlopige) zorgregeling tussen de vader en [dochter] vast te leggen:
-  eenmaal per veertien dagen vrijdagmiddag/avond tot zondagavond 19.00 uur;
-  de helft van de schoolvakanties in onderling overleg te bepalen;
-  de helft van de feestdagen in onderling overleg vast te stellen,
met dien verstande dat de moeder en/of [partner van geintimeerde] (haar partner) het halen en brengen van [dochter] rondom de omgangsweekenden met de vader zullen verzorgen.
4.9.
Bij het bestreden vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, aan de moeder (voorlopig) vervangende toestemming verleend om zich met [dochter] per 1 juli 2013 te vestigen in [woonplaats 2.], totdat in de bodemprocedure nader zal worden beslist. De voorzieningenrechter heeft voorts aan de moeder per direct vervangende toestemming verleend om [dochter] in te schrijven voor de middelbare school het Helinium te [woonplaats 2.]. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vader en [dochter] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende drie weekenden per maand, van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19.00 uur, en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen en in samenspraak met [dochter] te regelen, waarbij de moeder of haar partner zorg draagt voor het halen en brengen van [dochter]. De voorzieningenrechter heeft partijen verwezen naar het mediationbureau van de rechtbank voor bemiddeling en bepaald dat de resultaten van de mediation zullen worden meegenomen in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten van het geding aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft geweigerd het meer of anders gevorderde.
4.10.
De vader kan zich met dit vonnis niet verenigen.
4.11.
Het hof overweegt als volgt.
4.12.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [dochter] en voor de inschrijving van haar op een middelbare school in beginsel toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
 het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
 de noodzaak om te verhuizen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
 de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
 de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
 de extra kosten van de omgang na de verhuizing.
4.13.
Bij het houden van de pleidooien is gebleken dat de moeder (nog) niet met [dochter] is verhuisd naar [woonplaats 2.].
4.14.
Ten aanzien van het gevorderde van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing met [dochter] en tot inschrijving van [dochter] op een middelbare school in [woonplaats 2.] is het hof, alle belangen als vermeld onder rubriek 4.12 wegend, tot onderhavige beslissing gekomen.
(Nadere motivering volgt 17 september 2013.)
4.15.
Gelet op alle omstandigheden van het geval zal het hof het bestreden vonnis vernietigen, met betrekking tot de vervangende toestemming tot verhuizing, de inschrijving van [dochter] voor de middelbare school en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof zal alsnog de door de moeder bij dagvaarding in kort geding gevorderde voorzieningen, afwijzen.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 juni 2013 betreffende de (voorlopig) vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met [dochter], de inschrijving van [dochter] voor de middelbare school in [woonplaats 2.] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
wijst af het bij dagvaarding in kort geding door de moeder gevorderde;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.C.G. Brants, M.C. Bijleveld-van der Slikke en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 augustus 2013.