ECLI:NL:GHSHE:2013:5192

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
HD 200.103.866_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en de vestiging van pandrechten in het kader van de seizoensfinanciering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een geschil tussen [appellant] en de curator van Kuijkse Heide B.V. over de vestiging van pandrechten en de opbrengst van inventariszaken. [appellant] had in het verleden financieringen verstrekt aan Kuijkse Heide, die onderpand waren met pandrechten op roerende zaken. Na het faillissement van Kuijkse Heide vorderde [appellant] de opbrengst van de inventariszaken, die door de curator waren verkocht, en stelde hij dat zijn pandrecht ook gold voor de terugbetaling van zijn openstaande vordering uit hoofde van de seizoensfinanciering.

De procedure begon met een dagvaarding op 5 maart 2012, waarna verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek volgden. Het hof oordeelde dat de akte van 13 oktober 2005 een nieuw pandrecht ten gunste van [appellant] vestigde, dat gold voor zijn vorderingen uit de seizoensfinanciering. Het hof overwoog dat de curator niet had aangetoond dat de rechten van [appellant] waren verwerkt en dat de curator niet had betwist dat de opbrengst van de inventariszaken aan [appellant] toekwam.

Uiteindelijk verklaarde het hof voor recht dat de opbrengst van de inventariszaken integraal toekwam aan [appellant], vermeerderd met de wettelijke rente. De curator werd veroordeeld in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 5 november 2013 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.103.866/01
arrest van 5 november 2013 bij vervroeging
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. J.A. Velenturf te Breda,
tegen
mr. Geurt te Biesebeek,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van Kuijkse Heide B.V.,
kantoorhoudende te Budel (gemeente Cranendonck),
gedaagde,
advocaat: mr. B.A.P. Sijben te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 maart 2012 ingeleide geding.

1.Prorogatie

Partijen zijn overeengekomen het geschil bij wijze van prorogatie aan het hof voor te leggen.

2.Het geding

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 maart 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek met eiswijziging, met producties;
- de conclusie van dupliek, met een productie.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast.
a. Kuijkse Heide B.V. (hierna: Kuijkse Heide), Ooits Landsbelang B.V. (hierna: Ooits Landsbelang) en Kasteelpark [vestigingsplaats] B.V. (hierna: Kasteelpark) hebben samen het themapark ‘Het Land van Ooit’ geëxploiteerd.
b. [Recreatie] Recreatie B.V. (hierna: [Recreatie] Recreatie) houdt de aandelen in Kasteelpark.
Kasteelpark houdt de aandelen in Ooits Landsbelang. Kasteelpark heeft gronden in eigendom gehad voor mogelijke projectontwikkeling in verband met het themapark.
Ooits Landsbelang heeft de onroerende zaken, die voor de exploitatie van het themapark nodig waren, in eigendom gehad. Ooits Landsbelang houdt ook de aandelen in Kuijkse Heide.
Kuijkse Heide is de werkmaatschappij die het themapark heeft geëxploiteerd. Zij heeft de gronden voor de exploitatie van het themapark gehuurd van Ooits Landsbelang.
Kasteelpark, Ooits Landsbelang en Kuijkse Heide worden hierna gezamenlijk ‘Land van Ooit’ genoemd.
[bestuurder van Kuijkse Heide] is bestuurder van Kuijkse Heide, Ooits Landsbelang, [Recreatie] Recreatie en indirect (door tussenkomst van [Recreatie] Recreatie) van Kasteelpark. Hij houdt de aandelen in [Recreatie] Recreatie.
c. Land van Ooit heeft vanaf 1992 tot 2005 gelden geleend van Triodos Bank N.V. en Triodos Ventures B.V. (hierna gezamenlijk: Triodos). Land van Ooit heeft bij onderhandse akte van 22 januari 2002, die op 12 maart 2002 is geregistreerd, haar gehele tegenwoordige en toekomstige bedrijfsinventaris en bedrijfsuitrusting verpand aan Triodos Bank tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen zij aan Triodos Bank
‘thans of te eniger tijd uit welken hoofde dan ook verschuldigd zijn of mogen worden, al dan niet onder tijdsbepaling of voorwaarde en al dan niet uit hoofde van gewoon bankverkeer’(productie 6 bij dagvaarding). In juli 2005 had Triodos een vordering van ruim € 7 miljoen op Land van Ooit.
d. Bij onderhandse akte van 20 juli 2005 hebben Kasteelpark, Ooits Landsbelang en [appellant] een overeenkomst (hierna: de samenwerkingsovereenkomst) vastgelegd (productie 3 bij dagvaarding). De samenwerkingsovereenkomst strekte ertoe dat [appellant] grond van Ooits Landsbelang zou kopen, deze grond aan Ooits Landsbelang zou verhuren en daarnaast een aanvullende financiering (hierna: de seizoensfinanciering) aan Kasteelpark zou verstrekken, waarbij de schuld van Land van Ooit aan Triodos zou worden voldaan.
e. [appellant] heeft op 9 augustus 2005 € 2.450.000,- (de hoofdsom van de seizoensfinanciering) aan Kuijkse Heide verstrekt. Verder heeft hij een afsluitprovisie van € 25.500,- aan zijn bank betaald en met Land van Ooit afgesproken dat deze provisie bij de schuld van Land van Ooit aan [appellant] wordt opgeteld.
Bij onderhandse akte van 29 september 2005 hebben onder anderen [appellant] en Land van Ooit vastgelegd dat en onder welke voorwaarden [appellant] de seizoensfinanciering aan Land van Ooit verstrekt (productie 4 bij dagvaarding, de seizoensfinancieringsovereenkomst, hierna: de sfo). In artikel 7 lid 1 van de sfo is het volgende opgenomen:
‘Iedere door Kasteelpark, Ooits Landsbelang en/of Kuijkse Heide uit welken hoofde ook en op welk moment ook aan Schuldeiser[[appellant], hof]
verstrekte zekerheid, dient tevens tot meerdere zekerheid voor de voldoening van al hetgeen Schuldenaar[Land van Ooit, hof]
uit hoofde van deze overeenkomst verschuldigd is aan Schuldeiser’.
f. [appellant] heeft geen grond gekocht van Ooits Landsbelang.
Bij authentieke akte van 13 oktober 2005 is onder meer het volgende vastgelegd (productie 5 bij antwoord):
CONSIDERANS
1.[appellant] en Triodos, hof]
(…) verklaren bij deze een koopovereenkomst met betrekking tot door hypotheek gedekte vorderingen vast te leggen.
KOOPOVEREENKOMST
2.[appellant] en Triodos, hof]
verklaren dat tussen Triodos Bank N.V. en Triodos Ventures B.V. als verkopers enerzijds en de heer [appellant] als koper anderzijds een koopovereenkomst is gesloten, waarbij eerstgenoemde vennootschappen aan de heer [appellant], voornoemd, de hierna sub 4. vermelde hypothecaire vorderingen hebben verkocht.
CONTRACTSOVERNEMING
3.[appellant] en Triodos, hof]
verklaren dat de overgang van de hypothecaire vorderingen wordt bewerkstelligd door overneming door koper van verkoper van diens hierna sub 4. vermelde overeenkomsten, als gevolg waarvan ten laste van schuldenaar[onder andere Land van Ooit, hof]
en ten behoeve van verkoper zijn ontstaan – door het recht van hypotheek gedekte – vorderingen uit vaste lening(en) en vorderingen wegens geldlening(en) in rekening-courant, een en ander als bedoeld in artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan blijkt uit de aan deze akte gehechte overeenkomsten.[[bestuurder van Kuijkse Heide] en zijn echtgenote[echtgenote van bestuurder van Kuijkse Heide], hof]
verklaren namens de schuldenaar van de hierna sub 4. vermelde overeenkomsten van hypothecaire geldlening(en)[onder andere Land van Ooit, hof]
door mede-ondertekening van deze akte, dat de schuldenaar bij deze medewerking verleent aan de overneming van voormelde overeenkomst(en) van hypothecaire geldlening en door hypotheek gedekte vorderingen uit rekening-courant door[[appellant], hof].
(…)
De koper[[appellant], hof]
treedt in de gehele rechtspositie van de verkoper[Triodos, hof]
als schuldeiser uit hoofde van voormelde overeenkomst(en) van hypothecaire geldlening en door hypotheek gedekte vorderingen uit rekening-courant.
OVEREENKOMSTEN
4. De bankTriodos, hof]
en de schuldenaar[onder andere Land van Ooit, hof]
verklaren: Terzake van de bestaande overeenkomsten inzake vaste geldleningen en geldleningen in rekening-courant gesloten tussen schuldenaar en de bank blijkt uit kopieën van die overeenkomsten, welke aan deze minuutakte zullen worden gehecht (…).
BEPALINGEN
8. De overeenkomst van hypothecaire geldlening/rekening-courant wordt overgenomen met alle daaraan verbonden accessoire rechten, zoals het voormelde recht van hypotheek en pand en alle daaruit voortvloeiende rechten, pand- en voorrechten’met uitzondering van enkele nader genoemde borgtochten en rechten uit executoriale titels.
De schuld van Land van Ooit aan Triodos was per 12 oktober 2005 in totaal € 7.249.787,29. [appellant] heeft deze vordering van Triodos op Land van Ooit overgenomen voor € 5.569.090,36.
g. In een in de organisatie van Land van Ooit door [X.] opgemaakte en aan de ‘raad van adviseurs’ gerichte interne notitie van 3 november 2005 (dagvaarding productie 13) is onder meer het volgende opgenomen:
‘Ter zake van de onderhandse geldlening ad € 2.450.000,- was overeengekomen dat naast pandrecht op roerende zaken van de Ooit-groep een 2e hypotheek op de aan Het Land van Ooit grenzende privé gronden verstrekt gaat worden.’
h. Kuijkse Heide is bij vonnis van 24 mei 2006 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. J.E. Stadig tot curator.
i. Bij onderhandse akte van 23 juni 2006 (dagvaarding productie 8) is een koopovereenkomst vastgelegd waarbij de curator enkele aan het Land van Ooit toebehorende zaken, die tot haar inventaris behoorden en (stil verpande) bodemzaken waren in de zin van de Invorderingswet 1990 (hierna ook: de inventariszaken), aan Salcombe Regis B.V. heeft verkocht voor in totaal € 197.000,-. [appellant] is partij bij deze koopovereenkomst. In deze koopovereenkomst is bij de overwegingen onder meer opgenomen:
‘dat (…) [appellant] (…) financieringen aan de gefailleerde vennootschappen heeft verstrekt, welke gedekt worden door een pandrecht op roerende zaken, in het bijzonder inventaris en voorraden; dat (…) [appellant] zich bereid heeft verklaard die zekerheden vrij te geven, ten blijke waarvan hij de onderhavige overeenkomst voor akkoord mede-ondertekent; dat (…) [appellant] zich door ondertekening dezes voorts bereid verklaart tot betaling van een boedelbijdrage ten bedrage van € 20.000,- (vrij van BTW) als vergoeding voor de door de curator verrichte werkzaamheden in het kader van de verkoop van de aan hem verpande zaken welke boedelbijdrage kan worden voldaan zoals in artikel 2 sub c van deze overeenkomst nader is omschreven.’
De koopprijs van € 197.000,- is op 7 juli 2006 bijgeschreven op de boedelrekening. [appellant] heeft op 7 juli 2006 de boedelbijdrage van € 20.000,- betaald aan de curator.
j. Ooits Landsbelang heeft op 18 december 2007 enkele onroerende zaken in Drunen en Vlijmen, die aan haar toebehoorden en met rechten van hypotheek waren belast, verkocht aan de gemeente Heusden voor een prijs van € 9.025.000,-. Ooits Landsbelang heeft deze zaken aan de gemeente geleverd op 12 juni 2008. [appellant] en Staalbankiers N.V., die rechten van hypotheek hadden op de zaken (het recht van Staalbankiers strekte tot zekerheid voor een schuld van [appellant] aan haar), hebben afstand van deze rechten gedaan. Ooits Landsbelang heeft uit de opbrengst van de verkoop € 6.985.183,73 aan [appellant] betaald en € 1.200.000,- aan Staalbankiers (ter voldoening van de schuld van [appellant]).
k. De vordering van de belastingdienst, waarvoor de belastingdienst een voorrecht had op de opbrengst van de inventariszaken (€ 197.000,-), is niet uit deze opbrengst, maar door een derde voldaan. De opbrengst bevindt zich nog steeds in de boedel.
l. Bij brieven van 24 juni 2008 en 19 juli 2008 heeft [appellant] de curator verzocht zijn vordering op Kuijkse Heide van € 2.475.500,- respectievelijk € 2.378.641,- uit hoofde van de sfo te plaatsen op de lijst van voorlopig erkende crediteuren (productie 11 bij dagvaarding).
m. Bij beslissing van 22 december 2008 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch is mr. Stadig uit zijn functie van curator ontslagen en is mr. Te Biesebeek tot curator benoemd (dagvaarding 1.1).
n. De (opvolgend) curator heeft aan het verzoek van [appellant] tot uitkering van € 197.000,- aan hem geen gehoor gegeven.
3.2.
[appellant] vordert na eiswijziging bij arrest uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat:
-
primairde opbrengst van de inventariszaken integraal toekomt aan [appellant], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat duidelijk werd dat de belastingdienst voor wat betreft haar krachtens het bodemvoorrecht bevoorrechte vorderingen kon worden betaald, althans is betaald, anders dan uit de opbrengst van de inventariszaken,
-
subsidiairde boedelbijdrage aan [appellant] moet worden terugbetaald,
met veroordeling van de curator in de kosten van het geding met inbegrip van de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.3.
[appellant] legt hieraan kort samengevat ten grondslag dat zijn pandrecht op de inventariszaken ook strekt tot zekerheid voor de terugbetaling van zijn openstaande vordering uit hoofde van de sfo en dat de gehele opbrengst van de inventariszaken (€ 197.000,-) daarom aan hem moet worden uitgekeerd buiten de afwikkeling van het faillissement om. Hij beroept zich op artikel 7 van de sfo in samenhang met de akte van 22 januari 2002 en de interne notitie van 3 november 2005. Hij stelt dat hij en Land van Ooit hebben bedoeld dat iedere zekerheid die [appellant] in de toekomst zou verwerven tevens zou strekken tot zekerheid voor de terugbetaling van zijn vorderingen uit hoofde van de sfo.
Bovendien stelt [appellant] dat de toenmalige curator mr. Stadig bij de afspraken over de verkoop van de inventariszaken en de betaling van de boedelbijdrage zijn pandrecht heeft erkend. Anders zou hij nooit de boedelbijdrage hebben betaald, aldus [appellant]. Hij beroept zich op de koopovereenkomst van 23 juni 2006. Hieraan verbindt hij de conclusie dat de rechten van de curator om het pandrecht te betwisten zijn verwerkt. De boedel moet de afspraak tussen hem en mr. Stadig nakomen, aldus [appellant].
3.4.
De curator voert kort samengevat het verweer dat [appellant] geen pandrecht heeft dat strekt tot zekerheid voor de terugbetaling van de seizoensfinanciering. Hiertoe strekken de destijds aan Triodos verleende pandrechten volgens de curator niet. Een nieuwe vestigingshandeling, die vereist is om het aan Triodos verleende pandrecht te wijzigen, ontbreekt volgens hem. Een pandrecht kan volgens hem (zonder nieuwe vestigingshandeling) niet worden uitgebreid (in die zin dat het pandrecht ook voor andere vorderingen geldt). Andere pandrechten zijn niet verleend, aldus de curator. Bankzekerheden (zoals pandrechten voor alle bestaande en toekomstige vorderingen van een bank op een cliënt) kunnen volgens hem bij overgang van een vordering alleen worden uitgewonnen voor de vordering die is overgegaan, niet voor andere vorderingen die de nieuwe schuldeiser heeft op de schuldenaar. De vorderingen die [appellant] van Triodos heeft overgenomen, ter securering waarvan [appellant] wel geldige pandrechten had, zijn volgens de curator door voldoening te niet gegaan.
De curator betwist dat zijn rechten zijn verwerkt. Hij betwist de vordering van [appellant] en voert ook aan dat [appellant] de hoogte van de gestelde vordering, die thans alleen uit de sfo voortvloeit, niet heeft toegelicht.
3.5.
Het hof heeft – anders dan de curator (dupliek 34), die aandacht heeft besteed aan een vermeende uitbreiding van de aan Triodos verleende zekerheden – uit de stellingen van [appellant] het standpunt afgeleid dat bij de akte van 13 oktober 2005 een nieuw pandrecht ten gunste van [appellant] is gevestigd. De curator – zo is uit zijn stellingen af te leiden – betwist dit standpunt. De vraag die partijen in de kern verdeeld houdt is dan ook of een pandrecht is gevestigd voor de (gestelde) vordering van [appellant] uit de sfo.
3.6.
De wet stelt, voor het vestigen van een stil pandrecht, voor zover hier van belang de volgende eisen:
- de vordering waarvoor pand wordt gegeven moet voldoende bepaalbaar zijn (artikel 3:231 lid 2 BW);
- het pandrecht moet worden gevestigd bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte (artikel 3:237 lid 1 BW).
Voor het overige komt het aan op de uitleg van de desbetreffende verklaringen van betrokkenen en de beantwoording van de vraag of [appellant] redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat Land van Ooit hem het door hem gestelde pandrecht heeft willen verlenen.
3.7.
Het hof overweegt met betrekking tot voornoemde eis van bepaalbaarheid als volgt. Indien de verpanding bij akte heeft plaatsgevonden en de vordering in de akte niet nauwkeurig is omschreven, zal voor die bepaalbaarheid veelal te rade moeten worden gegaan bij de contractuele verhouding tussen pandgever en pandhouder (Hoge Raad, 20 september 2002, LJN: AE3381, r.o. 4.3). De vorderingen van [appellant] uit de sfo – dit zijn de vorderingen waarvoor volgens [appellant] het pandrecht is gevestigd – zijn voldoende bepaalbaar (artikel 3:231 lid 2 BW) nu zij uit de betaling van 9 augustus 2005 en de akte van 29 september 2005 voortvloeien.
3.8.
Aan het onder r.o. 3.6 genoemde vereiste van een vestigingshandeling is in dit geval naar het oordeel van het hof ook voldaan. De akte van 13 oktober 2005 is notarieel verleden en voldoet daarom aan de voor de vestiging van een stil pandrecht geldende eis van een authentieke of geregistreerde onderhandse akte (artikel 3:237 lid 1 BW).
3.9.
Bij de beantwoording van de vraag, of een pandrecht is gevestigd voor de (gestelde) vordering van [appellant] uit de sfo, hebben partijen gedebatteerd over de akte van 13oktober 2005 en de stukken die hiervoor onder 3.1 c., e. en g. zijn aangehaald. Bij de vaststelling van de betekenis van deze stukken komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Hoge Raad, 20 september 2002, LJN: AE3381, r.o. 4.3; vergelijk Hoge Raad, 3 februari 2012, LJN: BT6947, r.o. 4.6.2). De vraag die moet worden beoordeeld is dan ook of [appellant] redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat Land van Ooit hem een pandrecht wilde geven voor (derhalve: ter securering van) zijn vorderingen uit hoofde van de sfo.
3.10.
De curator voert het verweer dat [appellant] de vorderingen, die Triodos op Land van Ooit had, door middel van cessie heeft verkregen. De curator heeft zich beroepen op de vermelding ‘cessie’ bij een inschrijving in de openbare registers van hypotheken (productie 18 bij dupliek).
Het hof verwerpt dit verweer. Uit de akte van 13 oktober 2005 blijkt onmiskenbaar dat Triodos, [appellant] en Land van Ooit hebben beoogd dat [appellant] door middel van contractsoverneming in de plaats van Triodos zou treden in de rechtsverhoudingen tussen Triodos en Land van Ooit, die in de akte zijn omschreven. De tekst van deze akte laat geen enkele ruimte voor twijfel en de curator heeft geen concrete uitlatingen of andere gedragingen van de betrokkenen gesteld die in een andere richting wijzen. Er is dan ook sprake van contractsoverneming, zoals [appellant] heeft gesteld. De door de curator genoemde vermelding in de openbare registers is gelet op de onmiskenbare bedoeling van Triodos, [appellant] en Land van Ooit, zoals vastgelegd in de akte van 13 oktober 2005, onvoldoende voor een ander oordeel.
3.11.
Bij de vaststelling van de betekenis van de akte van 13 oktober 2005 – derhalve de beantwoording van de vraag wat [appellant] daarbij redelijkerwijs heeft mogen verwachten – neemt het hof de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Bij de akte van 22 januari 2002 heeft Land van Ooit pandrechten aan Triodos verleend voor (derhalve: ter securering van) alle bestaande of toekomstige schulden uit welken hoofde ook. [appellant] is bij de akte van 13 oktober 2005 in de gehele rechtspositie van Triodos getreden (artikel 3). [appellant] heeft bij de akte van 13 oktober 2005 de vorderingen van Triodos op Land van Ooit verkregen met alle pandrechten (artikel 8).
[appellant] had twee weken eerder, op 29 september 2005, met Land van Ooit afgesproken dat zekerheidsrechten, op welk moment ook aan [appellant] verstrekt, dienen tot zekerheid voor zijn vordering uit de seizoensfinanciering. De akte van 29 september 2005 is onderhands opgemaakt en niet geregistreerd (zodat niet is voldaan aan de door de wet gestelde eisen voor een stille verpanding). De akte van 29 september 2005 mag echter in aanmerking worden genomen om de in de akte van 13 oktober 2005 genoemde (maar niet nauwkeurig omschreven) pandrechten nader te bepalen. Aldus wordt te rade gegaan bij de contractuele verhouding tussen pandgever (Land van Ooit) en pandhouder ([appellant]).
[appellant] heeft gelet op al het voorgaande uit (de artikelen 3 en 8 van) de akte van 13 oktober 2005 redelijkerwijs mogen afleiden dat Land van Ooit hem een nieuw pandrecht (los van de eerder aan Triodos verleende pandrechten) wilde verlenen voor (derhalve: ter securering van) zijn vorderingen uit de sfo.
Het hof heeft hierbij verder acht geslagen op de notitie van 3 november 2005, waaruit kan worden afgeleid dat Land van Ooit zelf heeft gemeend ‘pandrecht op roerende zaken’ te hebben verleend aan [appellant] voor zijn vorderingen uit de seizoensfinanciering.
De slotsom is dat Land van Ooit bij de akte van 13 oktober 2005 een nieuw pandrecht ten gunste van [appellant] heeft gevestigd, dat geldt voor (derhalve: ter securering van) de vorderingen van [appellant] op Land van Ooit uit hoofde van de sfo.
3.12.
Het verweer van de curator, dat een pandrecht wat betreft de door dit recht gesecureerde vorderingen niet kan worden uitgebreid, stuit op het voorgaande af.
De curator gaat er, naar het hof begrijpt, ook van uit dat op elk moment nieuwe zekerheden mogen worden verleend, mits aan de desbetreffende wettelijke eisen wordt voldaan zoals een vestigingshandeling; vragen over de rang van de nieuwe zekerheden zijn in dit geding niet aan de orde. Het hof is op voormelde gronden van oordeel dat de akte van 13 oktober 2005 een geldige vestigingshandeling oplevert voor de door [appellant] gestelde pandrechten. Voormeld verweer van de curator faalt.
3.13.
Partijen zijn het erover eens dat het pandrecht, waar [appellant] zich op beroept, is gevestigd op de inventariszaken.
3.14.
[appellant] stelt onvoldoende weersproken dat zijn vordering op Land van Ooit aanzienlijk hoger is (namelijk ten minste € 1.250.000,-, repliek 34-35) dan de opbrengst van de inventariszaken (€ 197.000,-). De exacte omvang van deze vordering kan daarom verder onbesproken blijven.
Hierbij kan worden opgemerkt dat de curator ter motivering van zijn betwisting van de door [appellant] gestelde vordering niets anders aanvoert dan dat [appellant] nalaat duidelijk te maken wat de exacte hoogte van de vordering is en dat de berekening van de rente onbegrijpelijk is. Dit is onvoldoende nu de curator erkent dat [appellant] een vordering van € 2.475.000,- uit hoofde van de sfo heeft gehad (antwoord 48), waarop een betaling van € 1.200.000,- in mindering moet worden gebracht (r.o. 3.1 onder j hiervoor). De curator heeft niet uitgelegd dat en waarom hij niet in staat zou zijn eventuele andere aflossingen, mocht hij menen dat daarvan sprake zou zijn, concreet toe te lichten aan de hand van gegevens uit de administratie van Land van Ooit dan wel de boedel.
3.15.
De wettelijke rente, waarop [appellant] aanspraak maakt, is op zichzelf door de curator niet (gemotiveerd) betwist.
3.16.
De slotsom van al het voorgaande is dat [appellant] recht heeft op de opbrengst van de inventariszaken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de door [appellant] in zijn petitum genoemde ingangsdatum, en dat de primair gevorderde verklaring voor recht daarom moet worden toegewezen.
3.17.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart voor recht dat de opbrengst van de inventariszaken integraal toekomt aan [appellant], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat duidelijk werd dat de belastingdienst voor wat betreft haar krachtens het bodemvoorrecht bevoorrechte vorderingen kon worden betaald, althans is betaald, anders dan uit de opbrengst van de inventariszaken,
veroordeelt de curator in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 291,- aan verschotten en € 6.526,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de nakosten van € 131,- dan wel € 199,- indien betekening van dit arrest plaatsvindt, en met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de achtste dag na dit arrest tot de dag der voldoening,
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, P.M. Arnoldus-Smit en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 november 2013.