Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
appellante in voorwaardelijk incidenteel appel,
5 Het verloop van de procedure
6 De gronden van het hoger beroep
7 De beoordeling
3 IntercompanypricingAt arm’s length/omzetDe ontvangsten van alle Nederlandse cursisten worden in de Nederlandse vennootschap als omzet geboekt en alle ontvangsten van de Belgische cursisten worden in de Belgische vennootschap verantwoord.(…)Ten aanzien van de verdeling van kosten:(…)Uitgangspunt is: daar waar de opbrengsten vallen moeten ook de kosten aan toegerekend worden. Als de opbrengst van een cursus in Nederland bij de Nederlandse BV worden aangegeven, moeten ook de kosten van degene die de cursus geeft worden toegerekend aan de Nederlandse BV en natuurlijk ook andersom.(…)Gaarne uw reactie (…)”
2. GedingIn het geding is of hier sprake is van de verplaatsing van de werkelijke leiding van de (…) vennootschap naar België. Mocht er geen sprake zijn van de verplaatsing van de werkelijke leiding dan is subsidiair de vraag of er sprake is van een vaste inrichting in België. Meer subsidiair is in het geding de juistheid van de onderlinge te verrekenen kosten.(…)4. Vaste inrichting(…)4.2. Conclusie(…)Hefco B.V. zal ten allen tijde rekening moeten houden met de eisen (…) van Hefco BVBA waardoor zij niet naar eigen believen over de ruimtes kan beschikken waardoor er geen sprake kan zijn van een vaste inrichting.(…)5. Winstberekening5.1. Intercompanypricing(…)5.1.2. At arm’s length/kosten(…)Nu belastingplichtige gebruik maakt van de faciliteiten en diensten van de Belgische BVBA – en andersom - dient men deze (…) onderling af te rekenen tegen at arm’s length-principe.(…)
6 Overzicht correcties6.1. Vennootschapsbelasting(…)[ hier volgen de gecorrigeerde belastbare bedragen van Hefco over de jaren 1999 tot en met 2002, na toepassing van correcties op het gebied van intercompanypricing en rente over rekening-courantschulden; toevoeging hof](…)8. Boete vennootschapsbelastingOver de correcties [het hof leest:] leg ik een boete op. Het is algemeen bekend dat de intercompanyprice op zakelijke basis vastgesteld dient te worden. Belastingplichtige heeft zich niet voldoende op de hoogte gesteld over de zakelijkheid en de juistheid van de doorberekende kosten. Daarom is er sprake van een geval van grove schuld.(…)”
Bij brief van 3 januari 2005 aan de fiscus heeft (mevrouw mr. M. van Kimmenaede namens) [Burgerlijke Maatschap] bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen.
1.Boekenonderzoek en correctie belastbare winst(…) Uit dit boekenonderzoek heeft de belastingdienst onder andere geconcludeerd dat de verrekenprijzen die in acht zijn genomen bij bepaalde transacties tussen Hefco B.V. en Hefco B.V.B.A. op een onjuiste grondslag berusten. De belastingdienst heeft naar aanleiding van dit boekenonderzoek (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd over de jaren 1999 t/m 2002. Indezeaanslagenwordtafgewekenvandeaangegevenbelastbarewinstoverdedesbetreffendejaren.2 BezwaarschriftenWij hebben in uw opdracht tegen de bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt en in het kader van de bezwaarprocedure een bespreking gehad met de belastingdienst over de (…) aanslagen.(…)3 Vaste inrichtingIn onze bespreking van 14 oktober 2005 hebben wij u op de hoogte gebracht van de stand van zaken in de bezwaarschriftprocedure en u verder ingelicht over de problematiek van de vaste inrichting. Wij hebben u daarbij gewezen op mogelijke fiscale risico’s die Hefco B.V. zou kunnen lopen.De vaste inrichting-problematiek speelt op het gebied van de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting. In de bespreking met de belastingdienst is overigens uitsluitend de vaste inrichtingproblematiek op het gebied van de vennootschapsbelasting aan de orde gekomen (omdat de opgelegde aanslagen daarop betrekking hebben).(…)Uit de met u gevoerde besprekingen is gebleken dat het hebben van een vaste inrichting voor zowel de vennootschapsbelasting als voor de omzetbelasting bij u op commerciële (Nederlandse klanten zouden alsdan 21% Belgische omzetbelasting in rekening gebracht krijgen, hetgeen zij volgens uw zeggen als een onwenselijke situatie zouden beschouwen) als praktische bezwaren (verzwaring administratieve lasten) stuit.(…)”
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding is op grond van art. 6:74 lid 2 BW nodig dat de schuldenaar in verzuim verkeert, indien nakoming van de verbintenis niet reeds blijvend onmogelijk is. Verzuim treedt volgens art. 6:82 BW in na ingebrekestelling door de schuldeiser, behoudens de uitzonderingen genoemd in art. 6:83 BW.
Het voorgaande betekent dat [Burgerlijke Maatschap] niet in verzuim is gebracht omdat Hefco haar niet in gebreke heeft gesteld. Om die reden heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding terecht afgewezen en is Hefco in reconventie terecht in de proceskosten veroordeeld.
De grieven IV tot en met VI falen.
2. Hefco betwist dat zij [Burgerlijke Maatschap] opdracht heeft gegeven bezwaar in te stellen tegen de aanslagen vennootschapsbelasting 1999 tot en met 2002;
3. Hefco heeft [Burgerlijke Maatschap] geen opdracht gegeven om in de bezwaarprocedure namens Hefco het standpunt in te nemen dat Hefco een vaste inrichting in België heeft;
4. Hefco betwist dat zij [Burgerlijke Maatschap] opdracht heeft gegeven om de aangifte vennootschapsbelasting 2004 en de jaarstukken 2004 op te maken met daarin verwerkt de gevolgen van het standpunt van [Burgerlijke Maatschap] dat sprake is van een vaste inrichting van Hefco in België;
5. tussen partijen is nooit een uurtarief afgesproken voor de door Hefco aan [Burgerlijke Maatschap] opgedragen werkzaamheden.
Voor zover Hefco in onderdeel 4 van de grief voorts betoogt dat zij de facturen van [Burgerlijke Maatschap], voor zover deze zien op werkzaamheden in het kader van de jaarrekening 2004, niet hoeft te voldoen omdat de jaarstukken 2004 door [Burgerlijke Maatschap] niet zijn opgemaakt faalt ook dit betoog. Hefco ziet er aan voorbij dat in deze procedure vast staat dat zij haar volledige administratie aan [Burgerlijke Maatschap] ter beschikking heeft gesteld, dat [Burgerlijke Maatschap] voorbereidende werkzaamheden voor de jaarrekening 2004 heeft verricht en een conceptjaarrekening 2004 heeft opgemaakt. [Burgerlijke Maatschap] heeft echter de werkzaamheden aan de jaarrekening, onbetwist door Hefco, opgeschort toen Hefco haar betalingsverplichting jegens [Burgerlijke Maatschap] niet nakwam. Ook in zoverre faalt de grief.
Daarbij laat het hof nog daar dat Hefco ook onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat, c.q. in hoeverre, de facturen waarvan [Burgerlijke Maatschap] betaling vordert betrekking hebben op de werkzaamheden terzake van de “vaste inrichtingproblematiek”.
heeft aangevoerd dat slechts een klein deel van de facturen op die problematiek ziet en dat het overgrote deel betrekking heeft op adviseren richting fiscus, bezwaarprocedure fiscus, verwerken grootboekadministratie 2004-2005, samenstellen en controleren jaarrekening en publicatiecijfers 2004, verzorgen aangifte vennootschapsbelasting 2004-2005, verzorgen aangifte inkomstenbelasting 2004-2005 en advisering inzake pensioenen. Dit komt voor een groot deel overeen met de omschrijving op de door Hefco in de memorie van grieven geciteerde facturen van [Burgerlijke Maatschap]. Ook staat tussen partijen vast dat mevrouw Koonen de vaste accountant van Hefco in fiscale kwesties was.
Onder deze omstandigheden volstaat de mededeling van Hefco (op bladzijde 9 van de memorie van grieven) niet dat,
“gelet op de omvang van het ingestelde boekenonderzoek van de Fiscus”, de in rekening gebrachte werkzaamheden alle betrekking hebben op de problematiek van de vaste inrichting.
Ook dit onderdeel kan niet tot een andere uitkomst leiden. Hefco is, indien haar standpunt juist zou zijn, op grond van art. 7: 405 BW het op de gebruikelijke wijze berekende loon verschuldigd. Hefco heeft bij pleidooi niet betwist dat [Burgerlijke Maatschap], zoals door haar gesteld, het op de gebruikelijke wijze berekende loon in rekening heeft gebracht.
Hefco heeft niet weersproken dat namens [Burgerlijke Maatschap] met (de gemachtigde van) Hefco inhoudelijk over de vordering van [Burgerlijke Maatschap] is gecorrespondeerd en dat meer dan tien uren besteed zijn aan pogingen om buiten rechte betaling van Hefco te verkrijgen. Voorts heeft Hefco niet concreet de hoogte van de op art.6:96 BW gebaseerde vordering betwist. Naar het oordeel van het hof heeft Hefco aldus het standpunt van [Burgerlijke Maatschap] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Ook grief III faalt.